Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/11.1
11.1 Wet openstelling huwelijk trendsettend
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS399264:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Voetnoten
Voetnoten
J.W. Habeke, Nieuwsblog nrc.next, ‘Het homohuwelijk bestaat tien jaar’. Bron: www.nrcnext.nl/blog/2011/04/ 01/het-homohuwelijk-bestaat-tien-jaar/.
HR 19 oktober 1990, NJ 1992/129, m.nt. E.A.A. Luijten en E.A. Alkema (homohuwelijk\).
EHRM 17 oktober 1986, NJ 1987/945, m.nt. E.A. Alkema (Rees v. United Kingdom). Anders EHRM 24 juni 2010, appl.nr. 30141/04; AA 2011, p. 299-304, m.nt. R.J.B. Schutgens (Schalk and Kopf v. Austria).
Wet van 5 juli 1997, Stb. 1997, 324, in werking getreden op 1 januari 1998, tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met opneming daarin van bepalingen voor het geregistreerd partnerschap. Zie ook de Aanpassingswet geregistreerd partnerschap, Wet van 17 december 1997, Stb. 1997, 660, eveneens in werking getreden op 1 januari 1998, tot aanpassing van wetgeving aan de invoering van het geregistreerd partnerschap in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Reformatorisch Dagblad 25 oktober 2012 (online).
www.cbs.nl; zoek: jaarlijkse aantal huwelijkssluitingen (gewijzigd op 27 juni 2012).
Nederland mag voor wat het homohuwelijk betreft als trendsetter worden betiteld.
Hieronder volgt nu een beschrijving van de ontwikkeling van het homohuwelijk in Nederland en daarna in andere landen. Een eerste stap om een einde te maken aan de toch onmiskenbaar in de Grondwet verboden discriminatie om de homoseksuele burger anders te behandelen dan de heteroseksuele burger, werd gezet in 1988. De toenmalige hoofdofficier van justitie in Breda, Habeke,1 startte met een groep medestanders een proces om het huwelijk tussen twee homoseksuele partners mogelijk te maken. Zoals was te verwachten, werd hier verwezen naar art. 12 EVRM: ‘Mannen en vrouwen van huwbare leeftijd hebben het recht om te huwen en (…)’. Daarnaast was art. 14 EVRM zeer belangrijk: ‘Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook (…)’. Dit artikel volgt met een niet-limitatieve opsomming van voorbeelden (niet-limitatief, omdat de redactie ‘zonder onderscheid op welke grond ook’ geen beperking toelaat). Dit leidde voorlopig niet tot een verandering. Zelfs op 19 oktober 1990 stelde de Hoge Raad2 in zijn beschikking dat art. 12 EVRM aan personen van gelijk geslacht geen recht geeft om een huwelijk met elkaar aan te gaan. De Hoge Raad volgt in deze beschikking de gedachtegang van het Europese Hof van 17 oktober 1986.3 Het Hof oordeelde toen dat het in art. 12 EVRM vastgelegde recht om te huwen alleen betrekking had op het gebruikelijke huwelijk tussen man en vrouw. Bijna vanzelfsprekend voor deze tijd is daarbij ook dat het Hof aan de term ‘het gezin’ de beperkte, maar op dat moment gebruikelijke, uitleg gaf van een man en een vrouw en één of meer kinderen.
In Nederland denderde de trein wél door. Uiteindelijk werd per 1 januari 19984 voor het eerst de mogelijkheid geopend voor homoseksuele (overigens ook voor heteroseksuele) stellen om een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Pas drie jaar later werd bij de inwerkingtreding van de Wet openstelling huwelijk op 1 april 2001 de discriminatie voor wat betreft het huwelijk tussen heteroseksuele en homoseksuele partners opgeheven. Voor het recht van deze homoseksuele paren om ook een gezin te stichten ex art. 12 EVRM moest nog een lange moeizame weg worden afgelegd. Bij het tot stand komen van dit proefschrift was een eerste stap gezet voor wat betreft de gehuwde en geregistreerde lesbische stellen.
Sinds 1 april 2001 is ook in een aantal andere staten de betekenis van het universele verbod van discriminatie doorgedrongen. Op dit moment is in navolging van Nederland in de volgende staten van Europa het huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht mogelijk: België, Spanje, Portugal, Denemarken, Zweden, Noorwegen en IJsland. Daarnaast is ook in Zuid-Afrika, Canada, Argentinië, een aantal staten van de Verenigde Staten en Mexico het homohuwelijk gelegaliseerd. Er is duidelijk sprake van een toenemende acceptatie en dus legalisatie van het homohuwelijk. Ook in Uruguay, Frankrijk en Nieuw Zeeland is het homohuwelijk recent gelegaliseerd.
In de periode van 1 april 2001 tot 1 januari 2011 zijn in Nederland 14.813 huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht gesloten. Er bleek geen opvallend verschil in de man-manhuwelijken en de vrouw-vrouwhuwelijken: 7291 tegen 7522. Overigens moet voor een relativering van het aantal homohuwelijken ook het aantal huwelijken tussen heteroseksuele paren worden genoemd. Dit aantal was in dezelfde periode 761.010 huwelijken.5 De cijfers van het CBS6 over 2012 tonen hetzelfde beeld: er waren 69.030 heteroseksuele huwelijken, 544 huwelijken tussen twee mannen en 741 huwelijken tussen twee vrouwen. In dezelfde periode waren 8789 nieuwe partnerschapsregistraties tussen man en vrouw, tussen twee mannen en 218 tussen twee vrouwen aangegaan. Van de ongeveer 55.000 homokoppels blijkt derhalve ongeveer een vijfde deel gehuwd. Het CBS vermeldt verder dat er iets meer dan 4,1 miljoen heterostellen zijn. In hoofdstuk 10 is over het probleem van de kinderen gesproken die de dupe worden van een scheiding. In dit kader is het misschien voor een enkele criticaster vermeldenswaard dat er geen opvallend verschil bestaat tussen de percentages scheidingen bij huwelijken van homoseksuele paren en de percentages scheidingen bij huwelijken van heteroseksuele paren.
Op het gebied van het homohuwelijk mag Nederland dus de titel van trendsetter dragen, hoewel ook de baring van deze boreling met veel vooral emotionele en irrationele argumenten lang is tegengehouden.