Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/7.2.3
7.2.3 De drie eigendomsregels: genotsregel, ontneming en regulering van eigendom
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 23 september 1982, NJ 1988, 920, m.nt. E.A. Alkema (Grote Kamer) (Sporrong en Lönnroth t. Zweden).
Vgl. Vande Lanotte [amp]#38; Haeck (red.) 2004b, p. 308; Schutte 2004, p. 28 e.v.; Harris e.a. 2014, p. 868 e.v.; White & Ovey 2014, p. 503 e.v.; Tjepkema 2010, p. 616 e.v.; Schild 2012, p. 120 e.v.
EHRM 23 september 1982, NJ 1988, 290, m.nt. E.A. Alkema, par. 62 (Grote Kamer) (Sporrong en Lönnroth t. Zweden).
Zie uitgebreider paragraaf 7.3.
Tjepkema 2010, p. 619.
Schild 2012, p. 142.
EHRM 29 maart 2010, NJ 2011, 214, m.nt. Alkema, par. 78 (Depalle t. Frankrijk): ‘Regarding whether or not there has been an interference, the Court reiterates that, in determining whether there has been a deprivation of possessions within the second “rule”, it is necessary not only to consider whether there has been a formal taking or expropriation of property but to look behind the appearances and investigate the realities of the situation complained of. Since the Convention is intended to guarantee rights that are “practical and effective”, it has to be ascertained whether the situation amounted to a de facto expropriation (…).’
Barkhuysen & Van Emmerik 2011, p. 101.Vgl. ook Schild 2012, p. 142 en de verwijzing naar EHRM 1 december 2005, EHRC 2006, 50, m.nt. M.K.G. Tjepkema (SCEA Ferme de Fresnoy t. Frankrijk). Zie ook een ontvankelijkheidsbeslissing waarin het ging om de Wet herstructurering varkenshouderij en het Hof oordeelde dat sprake was van regulering en niet van ontneming: EHRM 30 april 2013, AB 2014, 13, m.nt. T. Barkhuysen & M.L. van Emmerik (ontv.besl.) (Lohuis e.a. t. Nederland).
EHRM 7 juli 1989, zaaknr. 10873/84, par. 53 (Tre Traktörer Aktiebolag t. Zweden). Als eerder opgemerkt kwalificeerde de drankvergunning hier niet als zelfstandig eigendom, maar als een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering.
Aldus Barkhuysen & Van Emmerik 2011, p. 102.
Vgl. o.m. Vande Lanotte & Haeck (red.) 2004b, p. 308; Harris e.a. 2014, p. 873; Tjepkema 2010, p. 618; Schild 2012, p. 120. EHRM 21 februari 1986, NJCM 1986, 546, m.nt. A.W. Heringa, par. 37 (Grote Kamer) (James e.a. t. Verenigd Koninkrijk). Vgl. ook: EHRM 11 januari 2007, NJ 2008, 534, m.nt. Gielen (Anheuser-Busch Inc. t. Portugal) (Schild 2012, p. 120).
Het eigendomsrecht kent drie eigendomsregels. In de zaak Sporrong en Lönnroth tegen Zweden1 heeft het EHRM bepaald dat uit artikel 1 EP EVRM de volgende drie regels zijn af te leiden.2 Zo omvat dit artikel allereerst het recht om ongestoord te kunnen genieten van het eigendomsrecht, ook wel de genotsregel genoemd. In de tweede plaats overwoog het Hof dat aan de ontneming van het eigendomsrecht voorwaarden worden gesteld, en in de derde plaats heeft de Staat het recht om vanuit het algemeen belang eigendomsrechten te reguleren.3
Daarnaast is de zaak Sporrong en Lönnroth van belang, omdat dit arrest kan worden gezien als een van de eerste zaken waarin het Hof bepaalde dat de ontbrekende procedurele mogelijkheid om de beperking van het eigendomsrecht (in dit geval ging het om regulering) ter toetsing voor te leggen aan een daartoe bevoegde autoriteit een schending van artikel 1 EP EVRM opleverde.4
Met betrekking tot de eigendomsregels is het zo dat de ontneming van eigendom de meest vergaande vorm van een inmenging in het eigendomsrecht is.5 Bij de ontneming gaat het juridisch eigendom verloren. Hoe dit juridisch wordt gekwalificeerd is hierbij niet van belang: het EHRM kijkt of er ‘de facto sprake is van een ontneming van eigendom’.6 Het Hof kijkt dus of feitelijk een ontneming van het eigendom heeft plaatsgevonden om ervoor te zorgen dat de Verdragsrechten ‘practical and effective’ zijn.7 In het geval van onteigening beschikt de eigenaar niet langer over het recht om over zijn eigendom te beschikken. Wanneer het gaat om regulering beschikt de eigenaar nog wel (gedeeltelijk) over zijn eigendom.8 De grens tussen beide inmengingsvormen met het eigendomsrecht is niet altijd even scherp te trekken.9 Een reden hiervoor is dat niet altijd goed is te voorspellen of het Hof in een concrete zaak iets als eigendom kwalificeert of niet.10 Tot slot dienen de drie eigendomsregels in onderlinge samenhang te worden bezien.11