Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/7.2.1:7.2.1 Het eigendomsrecht
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/7.2.1
7.2.1 Het eigendomsrecht
Documentgegevens:
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.m. de uitvoerige weergave van Tjepkema over de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 1 EP, en de weerstand van de Britten en de Zweden in het bijzonder: Tjepkema 2010, p. 610-614. Zie voor een beknoptere weergave: Schild 2012, p. 118-120; Vande Lanotte & Haeck 2004b, p. 302-304; Harris e.a. 2014, p. 862; Alkema 2000, p. 19.
Tjepkema 2010, p. 610.
Tjepkema 2010, p. 612; Schild 2012, p. 119.
Schild 2012, p. 119.
Schild 2012, p. 119.
Schild 2012, p. 120.
Tjepkema 2010, p. 612-613.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als gezegd, maakt het eigendomsrecht geen onderdeel uit van het EVRM, maar vinden we dit recht terug in het aanvullend Eerste Protocol bij het Verdrag.
De erkenning van een internationaal eigendomsrecht is niet zonder slag of stoot gegaan. Het bleek lastig om de verschillende landen op één lijn te brengen ten aanzien van de erkenning en formulering van het eigendomsrecht.1 In Groot-Brittannië was de vrees dat een internationaal eigendomsrecht noodzakelijke naoorlogse nationale economische keuzes in de weg zou kunnen staan. Andere geuite bezwaren zagen op het politieke karakter van het recht en de sterk nationaal economische invulling van het recht wat een algemene definiëring van het recht bemoeilijkte. Een oordeel van een internationale instantie over in principe nationale eigendomsbeperkende maatregelen was niet gewenst. Daarnaast zou het eigendomsrecht eerder een sociaal-economisch recht zijn, en zich derhalve niet lenen voor opneming in het Verdrag nu sommige andere sociale grondrechten daar ook geen plaats zouden krijgen.2
Toch is op 20 maart 1952 het Eerste Protocol ondertekend, en na ratificatie is het in werking getreden op 18 mei 1954.3 Ratificatie door Nederland volgde op 31 augustus van datzelfde jaar.4 De tekst van artikel 1 EP EVRM luidt als volgt:
‘Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan dat een Staat heeft om die wetten toe te passen die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.’
Het recht op eigendom is echter niet als zodanig terug te vinden in de tekst van het eerste artikel van het Eerste Protocol.5 Voorstellen waarbij dit recht als zodanig werd erkend als ook een recht op schadevergoeding stuitten op Brits verzet.6 Hoewel dit dus tekstueel gezien niet terug is te vinden in artikel 1 EP EVRM wijst de uitleg van het Straatsburgse Hof in een andere richting, waarbij aan dit artikel wel een recht op eigendom is toegekend en bovendien bij een ongerechtvaardigde inbreuk schadevergoeding kan worden geclaimd.7 Dit laat echter onverlet dat het EHRM de politieke dimensie van dit recht in het oog is blijven houden.8