Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/7.1:7.1 Inleiding
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/7.1
7.1 Inleiding
Documentgegevens:
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De centrale vraag in dit hoofdstuk luidt: welke procedurele waarborgen heeft het EHRM ingelezen in artikel 1 EP EVRM? In aansluiting daarop wordt de derde onderzoeksvraag beantwoord: wat is de mogelijke toegevoegde waarde van deze waarborgen in relatie tot de artikelen 6 en 13 EVRM?
Evenals de procedurele eisen onder de artikelen 2, 3 en 8 EVRM, vinden we de procedurele eisen onder artikel 1 EP EVRM niet terug in de tekst zelf. Deze eisen zijn tot stand gekomen in de omvangrijke jurisprudentie van het Hof. De procedurele positieve verplichtingen die het Hof onder het eigendomsrecht heeft ontwikkeld zijn een nadere bestudering waard. Daarbij is het interessant om te zien wat de mogelijke invloed is van de margin of appreciation op de procedurele eisen als onderdeel van artikel 1 EP EVRM. Daarnaast is het nuttig om de relatie van de procedurele eisen onder artikel 1 EP EVRM en de eisen van artikel 6 en 13 EVRM in kaart te brengen. En richten de procedurele waarborgen onder het eigendomsrecht zich in de praktijk op de uitvoerende autoriteiten van de Staat? Of is ook de rechter verplicht de onder artikel 1 EP EVRM geformuleerde procedurele eisen in acht te nemen?
Dit hoofdstuk volgt de volgende opbouw. Allereerst volgt de achtergrond van artikel 1 EP EVRM (paragraaf 7.2), gevolgd door het hart van dit hoofdstuk: de procedurele eisen onder het eigendomsrecht (paragraaf 7.3). Vervolgens volgt de paragraaf over deze eisen in relatie tot de procedurele eisen van de artikelen 6 en 13 EVRM en de eventuele toegevoegde waarde (paragraaf 7.4). Daarna gevolgd door de paragraaf waarin de vraag wordt beantwoord of de eisen zich met name lijken te richten tot het bestuur of de rechter, of juist tot beide actoren (paragraaf 7.5). Afgesloten wordt met de conclusie (paragraaf 7.6).