Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/25.4.9
25.4.9 Handelingen van het EESV als derde jegens de leden
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371779:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. HvJ EG 27 januari 2000, nr. C-23/98 (Heerma), BNB 2000/297.
Vgl. HR 22 december 1993, nr. 29 317, BNB 1994/71.
Vgl. art. 2 Btw-verordening: “Het (...) Europees economisch samenwerkingsverband (EESV) dat aan zijn leden of aan derden onder bezwarende titel goederen of diensten levert (...)”.
Zie: art. 2 Btw-verordening. Zie ook: Europese Commissie, Het EESV: een instrument voor transnationale samenwerking, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 1999, blz. 98.
In dezelfde zin: Europese Commissie, Het EESV: een instrument voor transnationale samenwerking, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, Luxemburg, 1999, blz. 98.
HvJ EG 21 maart 2002, nr. C-174/00 (Kennemer Golf & Country Club), BNB 2003/30.
Tj. van der Ploeg e.a., Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Gouda Quint, Deventer, 2002, blz. 109.
Art. 26 lid 1 EESV verordening.
Van der Ploeg merkt hierover op: “De inhoud van het lidmaatschap wordt niet bepaald door de toetredingsovereenkomst maar door de wet en de statuten, reglementen en besluiten.” Tj. van der Ploeg e.a., Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Gouda Quint, Deventer, 2002, blz. 107.
HR 1 maart 2002, nr. 36 020, BNB 2002/141.
HvJ EG 18 juli 2007, nr. C-277/05 (Société thermale d’Eugénie-les-Bains), V-N 2007/34.25, r.o. 30.
Is de hoogte van de contributie afhankelijk gemaakt van de mate waarin het lid handelingen verricht voor het EESV, dan kan dit een aanwijzing zijn dat het lid prestaties tegen vergoeding jegens het EESV verricht.
Zoals een vennoot buiten het samenwerkingsverband om jegens de vennootschap kan presteren1 en een vennootschap buiten het kader van het samenwerkingsverband om jegens de vennoot dat kan2 (zie hoofdstuk 24, paragraaf 24.4.9), zo kan een EESV als een derde, leveringen van goederen en diensten jegens de leden verrichten.3 Deze leveringen of diensten zijn belastbaar, indien het EESV ze als een belastingplichtige verricht en zij onder bezwarende titel plaatsvinden.4 Daaraan doet niet af, dat de handelwijze eventueel is ingegeven door de behoefte van het EESV om te verdienen aan de handelingen jegens de leden om zo aan eigen middelen te kunnen komen. Zoals ik in deel III, hoofdstuk 14, paragraaf 14.5 heb aangegeven, doet ook de eventuele beslotenheid van (de ledenkring van) het EESV daar niet aan af. De “besloten kring” vormt geen afzonderlijk eiland van onbelastbaarheid. Een levering van een goed of een dienst tegen een vergoeding door het belastingplichtige EESV aan de leden, zal aan de heffing van btw zijn onderworpen. Onder omstandigheden kunnen de prestaties aan de leden vrijgesteld zijn, in welk verband met name de vrijstelling voor samenwerkingsverbanden is te noemen (art. 132 lid 1 onderdeel 1 Btw-richtlijn (ex art. 13A lid 1 onderdeel f Zesde richtlijn, vgl. art. 11 lid 1 onderdeel u Wet OB).5
Wanneer een EESV een afzonderlijke vergoeding bedingt van de leden voor de prestaties, die het EESV jegens de leden verricht, roept het bovenstaande geen bijzondere vragen op. Er zal doorgaans een rechtstreeks verband zijn te constateren tussen de vergoeding, die de leden betalen en de prestatie die het EESV verricht. Er is dan sprake van een bezwarende titel en de prestatie van het (als belastingplichtige handelende) EESV is belastbaar. Wanneer geen afzonderlijke vergoeding voor de prestaties wordt bedongen, maar de leden bijvoorbeeld wel een forfaitaire contributie betalen, is er nog steeds sprake van een rechtstreeks verband.6
De vraag komt op, of een contributiebetaling altijd een vergoeding voor handelingen van een vereniging of een EESV vormt. Door lid te worden, verkrijgt een lid immers bepaalde rechten. Zo heeft elk lid van een EESV ten minste één stem, heeft ieder lid het recht op inlichtingen van het bestuur en mag ieder lid de boekhouding en de zakelijke bescheiden inzien. De gedachte dringt zich dan ook op, dat de betaling van contributie de vergoeding vormt voor het verlenen van deze rechten aan de leden. Bedacht moet echter worden, dat de hierboven genoemde rechten onlosmakelijk verbonden zijn aan het lidmaatschap en niet rechtstreeks afhankelijk zijn van de betaling van een contributie. Van der Ploeg duidt deze rechten dan ook aan als “organisatorische rechten”.7 Het zijn rechten die niet door het lid bedongen zijn, maar die enkel het gevolg zijn van het lidmaatschap. Er bestaat, met andere woorden, geen rechtstreeks verband tussen de contributiebetalingen en de rechten van het lid. In dit verband komt de vraag op, of het feit, dat de leden van het EESV met eenparigheid van stemmen beslissen of een aspirant lid als lid wordt toegelaten8, betekent, dat er desondanks een rechtstreeks verband valt te onderkennen tussen een handeling van het EESV (het toelaten van een lid) en de betaling van de contributie. Ik meen dat dat niet het geval is. Een contributieverplichting kan mijns inziens pas aan de orde zijn, nadat een aspirant lid als lid is toegelaten tot het EESV (hetzelfde geldt mijns inziens voor een vereniging9). De contributieverplichting is geen voorwaarde, die aan toetreding kan worden gesteld, maar is een verplichting, die voortvloeit uit het lidmaatschap zelf. Mijns inziens kan dan ook niet gezegd worden, dat de betaling van contributie de bezwarende titel vormt voor het verlenen van deze rechten of dat de contributie de bezwarende titel vormt voor het opnemen van een lid in het EESV. Dit neemt niet weg dat – bezien vanuit een fiscaal perspectief – een contributieplicht een rechtstreeks verband kan vertonen met andere handelingen van de vereniging jegens leden.
Wil een contributie te vergelijken zijn met een “zuivere inbreng” en dus niet de bezwarende titel voor een levering van goederen of diensten van het EESV vormen, dan moet het EESV daarvoor het bewijs aandragen. Het uitgangspunt in de btw is immers dat, indien een belastingplichtige (het lid) betalingen verricht aan een andere belastingplichtige (het EESV), er als regel ervan mag worden uitgegaan, dat deze betalingen de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Indien een belastingplichtige stelt, dat een bijzondere situatie zich voordoet, waardoor deze regel niet opgaat, dan rust de bewijslast daarvan op hem.10 Deze stelregel lijkt door het HvJ EG te worden bevestigd.11 Het EESV moet dus bewijzen, dat een contributie niet de vergoeding voor een prestatie vormt, maar een loutere kapitaalbijdrage van het lid inhoudt. Daarbij zal hetgeen in de overeenkomst tot samenwerking is vastgelegd, een belangrijke rol spelen. Wanneer de hoogte van de contributie afhankelijk is gemaakt van het profijt, dat een lid heeft van de activiteiten van het EESV, vormt dat mijns inziens een belangrijke aanwijzing voor de aanwezigheid van een rechtstreeks verband.12
Wanneer een rechtstreeks verband tussen de prestatie van het EESV en de betaling van de leden ontbreekt, is er mogelijk sprake van een met een levering of dienst onder bezwarende titel gelijkgestelde prestatie (art. 16 of art. 26 Btw-richtlijn, ex art. 5, lid 6 en art. 6, lid 2 Zesde richtlijn, vgl. art. 3 lid 3 onderdelen a en b en art. 4 lid 2 Wet OB). Afgezien van de situatie, waarin het EESV een goed om niet verstrekt aan een lid (hetgeen zich niet snel voor zal doen), zal echter sprake moeten zijn van het “bestemmen voor andere dan bedrijfsdoeleinden”. Aangezien het de functie van een EESV is de leden te ondersteunen, mag mijns inziens niet te snel worden aangenomen, dat een EESV, dat bijvoorbeeld om niet faciliteiten openstelt voor de leden, daarmee de betreffende goederen of diensten bestemt, respectievelijk verricht voor “andere dan bedrijfsdoeleinden”.