Einde inhoudsopgave
RvdwW 2017/132
Poging oplichting door listige kunstgrepen en het aannemen een valse hoedanigheid onvoldoende gemotiveerd.
HR 10-01-2017, ECLI:NL:HR:2017:29
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 januari 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
16/00116
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:29, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1317, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑2016
Essentie
Poging oplichting door listige kunstgrepen en het aannemen een valse hoedanigheid onvoldoende gemotiveerd.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2015, nummer 23/005411-13, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv.: mr. J. Kuijper, te Amsterdam.
Conclusie
Conclusie A-G mr. P.C. Vegter:
1.
De verdachte is bij arrest van 24 juni 2015 door het Hof Amsterdam wegens onder 1 “poging tot oplichting” en onder 2 “opzettelijk een valse pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.