Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.5.6.2
7.5.6.2 Vennootschappelijke jaarrekening
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS589850:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Raad voor de Jaarverslaggeving, Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, voor grote en middelgrote rechtspersonen, editie 2005, Kluwer, Deventer, 2005.
Voor een nadere beschouwing verwijs ik naar Klaassen J. & Hoogendoorn, M.N.; Externe verslaggeving, Wolters-Noordhoff BV, Groningen, 2004, blz. 201-213. Dit onderscheid is voor de groepstoets verder niet van belang; er wordt slechts gekeken naar het eigen vermogen als geheel. Voor een nadere toelichting op de verschillende posten verwijs ik voorts naar RJ 240.
Vergelijk RJ 240.241.
Anders dan bij de bepaling van het eigen vermogen voor de individuele toets, kan het commercieel eigen vermogen worden berekend als saldopost van de activa minus het vreemd vermogen.
In RJ 240.202 wordt eigen vermogen als volgt (dwingend/vet gedrukt) gedefinieerd: ‘Eigen vermogen is het overblijvend belang in de activa van de rechtspersoon na aftrek van al zijn vreemd vermogen’1 en in gelijke zin RJ 115.102 (dwingend): ‘Eigen vermogen is het overblijvend belang in de activa van de rechtspersoon na aftrek van al het vreemd vermogen’.
In het BW wordt de verantwoording van het eigen vermogen met name geregeld in art. 2:373 en art. 2:378 BW, vergelijk RJ 240.201. Het eigen vermogen wordt in de volgende zeven categorieën ingedeeld, vergelijk art. 2:373 lid 1 BW:
het geplaatste kapitaal;
agio;
herwaarderingsreserves;
andere wettelijke reserves, onderscheiden naar hun aard;
statutaire reserves;
overige reserves;
niet verdeelde winsten, met afzonderlijke vermelding van het resultaat na belastingen van het boekjaar, voor zover de bestemming daarvan niet in de balans is verwerkt.2
Voor de enkelvoudige jaarrekening is deze uitsplitsing verplicht, zie art. 2:373, lid 1 BW.
Ten aanzien van de kwalificatie van financiële instrumenten wordt in de jaarrekening verplicht de juridische vorm gevolgd.
RJ 240.207: ‘Indien een financieel instrument per balansdatum de juridische vorm van eigen vermogen heeft, dient het in de enkelvoudige jaarrekening te worden verantwoord onder het eigen vermogen. Het totaal van de financiële instrumenten die op basis van de economische realiteit als vreemd vermogen zouden worden verantwoord maar op basis van de juridische vorm per balansdatum in de enkelvoudige jaarrekening als eigen vermogen worden verantwoord, dient separaat binnen het eigen vermogen te worden gepresenteerd’.
Een financieel instrument dat juridisch kwalificeert als eigen vermogen en economisch als vreemd vermogen wordt in de jaarrekening derhalve gekwalificeerd als eigen vermogen.
RJ 240.208. ‘Indien een financieel instrument per balansdatum de juridische vorm van vreemd vermogen heeft, dient het in de enkelvoudige jaarrekening te worden verantwoord onder het vreemd vermogen’.
Een voorbeeld van een financieel instrument dat de economische realiteit heeft van eigen vermogen maar juridisch als vreemd vermogen wordt geclassificeerd, betreft het aflossingsgedeelte van een verplicht converteerbare obligatie. Een voorbeeld van een financieel instrument dat de economische realiteit heeft van vreemd vermogen maar juridisch als eigen vermogen kwalificeert zijn cumulatief preferente aandelen.3
Ten slotte is het denkbaar dat een financieel instrument op basis van de economische realiteit zowel een eigenvermogenscomponent als een vreemdvermogenscomponent kent. In dat geval is de juridische vorm van het instrument per balansdatum bepalend voor de classificatie in de enkelvoudige jaarrekening, vergelijk RJ 240.209.