Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/X.3.3
X.3.3 Uitstel van de overgang van nevenrechten
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS356438:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Afwijzend: Biemans 2011, nr. 241.
Denk bijvoorbeeld aan een rechtskeuze- of arbitragebeding.
Zo ook: Steffens 2006a, p. 140. Wel stelt Steffens dat de keuze van het moment van overgang nevenrechten beperkt dient te zijn tot (i) het moment van registratie, dan wel passeren van de akte en (ii) het moment van mededeling. De mogelijkheid om de overgang van nevenrechten uit te stellen, zou daarmee enkel van belang zijn voor de stille cessie en niet voor de openbare cessie. Vgl. ook: Van ’t Westeinde 1999, p. 701 e.v. en Van der Weijden 2007, p. 576.
Zonder de overdracht van de hoofdvordering uit te stellen of afhankelijk te stellen van een opschortende voorwaarde.
Zie nr. 961.
Vgl. TM, Parl. Gesch. Boek 6, p. 528-529, waar wordt opgemerkt dat de cedent zich het recht op rente kan voorbehouden, zodat het recht op rente wordt losgemaakt van de hoofdvordering.
Indien de rentevorderingen als toekomstige vorderingen moeten worden beschouwd (zie nrs. 895-896), dan is de cessionaris wel blootgesteld aan het risico van een tussentijds faillissement van de cedent (art. 35 lid 2 Fw).
974. Kunnen cedent en cessionaris de overgang van nevenrechten uitstellen of aan een voorwaarde onderwerpen? De nevenrechten gaan op de cessionaris over op het moment dat de vordering waaraan de rechten verbonden zijn door de cessionaris wordt verkregen (zie art. 6:142 lid 1 BW). Het is verdedigbaar dat als cedent en cessionaris de overgang van (bepaalde) nevenrechten kunnen uitsluiten, zij ook met goederenrechtelijk effect kunnen bepalen dat de overgang van (bepaalde) nevenrechten tot een toekomstig tijdstip zal worden uitgesteld of afhankelijk zal zijn van de vervulling van een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden.1 Dit is alleen niet mogelijk, indien de aard van het nevenrecht daaraan in de weg staat.2 De overgang van de nevenrechten vindt in dat geval op een later moment plaats dan op het moment van overgang van de vordering zelf of is, anders dan de overgang van de hoofdvordering, voorwaardelijk.3 Of dit mogelijk is, is echter niet zeker. Met het feit dat partijen de werking van art. 6:142 BW kunnen uitsluiten, is namelijk nog niet gezegd dat zij, als aan art. 6:142 BW wel werking toekomt, ook kunnen ingrijpen in de wijze waarop art. 6:142 BW de rechtsverkrijging van nevenrechten regelt.
Niettemin valt er veel voor te zeggen dat cedent en cessionaris wel het tijdstip van de overgang kunnen bepalen.4 De regeling van art. 6:142 BW is van regelend recht en strekt in het belang van de nieuwe schuldeiser. De rechtspositie van de schuldenaar behoort er als gevolg van de schuldeisersvervanging niet beter op te worden en bovendien geldt dat het efficiënt en praktisch is dat de nevenrechten van rechtswege overgaan.5 De ratio van de bepaling is niet gelegen in de bescherming van de belangen van de schuldenaar of van “vierden” (zoals schuldeisers van de cessionaris). Dit gegeven, in combinatie met het feit dat cedent en cessionaris er belang bij kunnen hebben de overgang van (bepaalde) nevenrechten uit te stellen of aan voorwaarden te onderwerpen, rechtvaardigt om te aanvaarden dat partijen die mogelijkheid ook hebben.
Dit zou zeker moeten gelden voor die nevenrechten die zelfstandig overdraagbaar zijn, zoals het recht op rente. Eenzelfde resultaat als hier bepleit, kan dan immers worden bereikt door bij de cessie van de hoofdvordering de overgang van het recht op rente uit te sluiten, waarna het recht op rente zelfstandig aan de cessionaris kan worden overgedragen.6 Deze overdracht kan dan worden uitgesteld tot een toekomstig tijdstip7 of afhankelijk worden gesteld van een opschortende voorwaarde.8 Gelet hierop is er geen redelijk doel mee gediend om de mogelijkheid van partijen om de overgang van nevenrechten ex art. 6:142 BW uit te stellen niet te aanvaarden en evenmin om die mogelijkheid te beperken tot nevenrechten die voor zelfstandige overdracht vatbaar zijn.