RvdW 2023/227:Art. 416 lid 2 Sv na veroordeling t.z.v. rijden terwijl rijbewijs is ingevorderd, art. 9 lid 7 WVW 1994. 1. Betekening dagvaarding in hoger beroep, art. 36b, 408a en 450 Sv. Had afschrift dagvaarding in h.b. verzonden moeten worden naar verdachte, nu dagvaarding ter griffie is uitgereikt aan schriftelijk gemachtigde? 2. Geen afschrift dagvaarding in h.b. verzonden naar raadsman van verdachte, art. 48 Sv. Ad 1. Dagvaarding in h.b. is uitgereikt aan een namens verdachte schriftelijk gemachtigde medewerker ter griffie. Dit geldt o.g.v. art. 450 lid 5 Sv als uitreiking in persoon aan verdachte. Met deze uitreiking is betekening van dagvaarding voltooid, ook al zou verdachte geen afschrift van dagvaarding hebben ontvangen (vgl. NJ 2011/133). Ad 2. Uit stukken blijkt dat advocaat zich bij brief van 3 mei 2021 aan strafgriffie hof heeft gesteld als raadsman van verdachte in h.b. Bij stukken bevindt zich verder kopie van op 19 april 2021 uitgereikte dagvaarding in h.b. Noch uit mededelingen op die kopie noch uit enig ander stuk dat aan HR is gezonden, kan blijken dat afschrift van die dagvaarding aan raadsman van verdachte is gezonden. Volgens p-v van tz. in h.b. is daar noch verdachte noch diens raadsman verschenen. Uit wat hiervoor is vermeld vloeit ernstig vermoeden voort dat t.a.v. dagvaarding in h.b. het voorschrift van art. 48 (tweede volzin) Sv niet is nageleefd. Volgt vernietiging en terugwijzing.