Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.2.70a Informatieverplichtingen voor de aanvraag om subsidie voor DEI+-projecten binnen thema 2.9 Waterstof en groene chemie, opgenomen in bijlage 4.2.9, onderdeel B
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-07-2027
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 35473 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 39146654)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 35473 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 39146654)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onverminderd artikel 4.2.70 bevat een aanvraag om subsidie voor een DEI+-project binnen subthema 2.9.4 Productie van waterstof, opgenomen in bijlage 4.2.9, onderdeel B, waarbij wordt beoogd dat de elektrolyser na de subsidievaststelling in gebruik blijft:
- a.
een gedetailleerd plan over de beoogde draaiuren en de hoeveelheid waterstofproductie per jaar gedurende de economische levensduur van de elektrolyser;
- b.
een verklaring dat waterstof gedurende de economische levensduur van de elektrolyser enkel zal worden geproduceerd overeenkomstig artikel 36 of 41 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
- c.
een onderbouwing dat de elektrolyser alleen hernieuwbare waterstof zal produceren in dezelfde kalendermaand dat elektriciteit zal worden geproduceerd door de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit en de elektrolyser daarbij in die kalendermaand niet meer elektriciteit zal verbruiken dan de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in die kalendermaand zal produceren en een onderbouwing hoe deze temporele correlatie technisch wordt gewaarborgd;
- d.
een onderbouwing dat de waterstof die wordt geproduceerd, gedurende de levenscyclus een broeikasgasemissiereductie van ten minste 70% bewerkstelligt ten opzichte van een fossiele referentiebrandstof van 94 g CO2eq/MJ (2,256 tCO2eq/tH2), indien het productie van hernieuwbare en niet-hernieuwbare waterstof of uitsluitend niet-hernieuwbare waterstof betreft;
- e.
een verklaring dat de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit waarvoor een of meerdere afnameovereenkomsten voor hernieuwbare elektriciteit worden gesloten ten behoeve van de productie van hernieuwbare waterstof door een elektrolyser die op het net wordt aangesloten, zich in Nederland bevindt;
- f.
een beschrijving van de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit, het vermogen daarvan en de voorziene datum van ingebruikname, indien het gaat om een elektrolyser die met een directe lijn wordt aangesloten.
2.
Indien een opslagfaciliteit deel zal uit maken van de elektrolyser, geldt het eerste lid, onderdeel c, niet voor de momenten dat de elektrolyser elektriciteit die afkomstig is van de opslagfaciliteit, zal verbruiken, indien de opslagfaciliteit:
- a.
enkel zal worden geladen met elektriciteit in dezelfde kalendermaand dat er elektriciteit zal worden geproduceerd door de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit; en
- b.
met niet meer elektriciteit zal worden geladen in die kalendermaand dan de productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in die kalendermaand zal produceren.
3.
In het geval van het tweede lid bevat een aanvraag om subsidie een onderbouwing van de wijze waarop technisch wordt gewaarborgd dat wordt voldaan het tweede lid, onderdelen a en b.