Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Bijlage 4.10.1
Geldend
Geldend vanaf 07-11-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 31-05-2024
- Bronpublicatie:
02-11-2024, Stcrt. 2024, 36605 (uitgifte: 06-11-2024, regelingnummer: WJZ/ 89312677)
- Inwerkingtreding
07-11-2024, terugwerkend tot: 31-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-11-2024, Stcrt. 2024, 36605 (uitgifte: 06-11-2024, regelingnummer: WJZ/ 89312677)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
behorende bij de artikelen 4.10.3, 4.10.4 en 4.10.10 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Onderdeel 1
Het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst, bedoeld in artikel 4.10.3, is gelijk aan de in aanmerking komende kosten minus de exploitatiewinst.
De exploitatiewinst wordt berekend met gebruikmaking van de hieronder opgenomen formule en uitgangspunten.
Waarin:
EW | De exploitatiewinst |
Bt | de baten in jaar t |
Kt | de kosten in jaar t |
r | het gehanteerde projectrendement |
T | de looptijd waarover de NCW-berekening wordt uitgevoerd |
De baten (Bt)
De baten Bt in het jaar t zijn gelijk aan:
Bt = B1m + nKV × (Q ×M+V)
Waarin voor elk jaar t:
B1m | eenmalige bijdrage: een bijdrage die het warmtebedrijf ontvangt van de gebouweigenaar of door een andere partij |
nKV | het aantal aangesloten kleinverbruikersaansluitingen |
Q | het gemiddelde aantal GJ dat verbruikt wordt door de aangesloten kleinverbruikersaansluiting |
M | de marge tussen inkoop en verkoop, rekening houdend met warmteverliezen |
V | het vaste bedrag dat wordt ontvangen per kleinverbruikersaansluiting, betaalt door de eindgebruiker, bestaande uit vastrecht, meettarief en huur afleverset |
De kosten (Kt)
De kosten Kt in het jaar t gelijk zijn aan:
Kt = Kond + Kadm + KZLTbron + Kpiek
Waarin voor elk jaar t:
Kond | de onderhoudskosten die betrekking hebben op het warmtenet als bedoeld in artikel 4.10.2 |
Kadm | Administratiekosten |
KZLTbron | kosten van de bron bij ZLT-netten (Zeer Lage Temperatuurnetten). Bij ZLT-netten worden de bronkosten niet verwerkt in de marge tussen inkoop en verkoop M |
Kpiek | Kosten voor benodigde piek- / back up-voorzieningen |
Tabel: uitgangspunten kosten en baten exploitatieberekening
In de tabel hieronder zijn de uitgangspunten opgenomen die dienen te worden gehanteerd bij de hiervoor opgenomen berekening. De bedragen zijn in onderstaande tabel opgenomen als bedrag per jaar, exclusief btw. Op de kosten en baten wordt een vast inflatiepercentage I aangehouden. Bij de berekening wordt rekening gehouden met af te dragen vennootschapsbelasting.
Onderdeel | Subcategorie | Waarde | Omschrijving / toelichting |
---|---|---|---|
r | 5,2% | Projectrendement na belasting | |
T | 30 | Looptijd NCW-berekening in jaren | |
I | 2% | Vast inflatiepercentage op kosten (inclusief herinvesteringen) en baten. Inflatie mag worden gerekend over de uitgangspunten in Bijlage 4.10.1, onderdeel 2, vanaf het jaar van de aanvraag. | |
M | ZLT-netten | 0 | Bij levering ZLT-warmte wordt alleen een vastrecht verkregen |
M aftap- en restwarmte | € 14/GJ | Warmte uit aftapinstallaties of restwarmte | |
M overige bronnen | € 11/GJ | Warmte uit overige bronnen. Deze marge is van toepassing indien uit de duurzaamheidsberekening zoals bedoeld in artikel 4.10.7., onder c blijkt dat in 2030 minimaal 60% van de warmteproductie ten behoeve van het warmtenet in deze categorie vallen. | |
Kpiek | Investering | € 100/kW | Kosten voor realisatie van piek-/back-up installaties ten behoeve van kleinverbruikersaansluitingen (6kW per aansluiting conform 4.10.4 lid 4) |
Kpiek | Onderhoud | 3% | Percentage van de investering per jaar |
V | Meettarief | € 26,18 | |
V | Huur afleverset – MT | € 120,15 | |
V | Huur afleverset – LT | € 112,32 | |
V | Huur afleverset – ZLT | € 94,60 | |
Afschrijvingstermijn | Warmtenetten, overdrachtstations, aansluitingen | 30 jaar | Afschrijvingstermijn |
Afschrijvingstermijn | Afleversets | 15 jaar | Afschrijvingstermijn, met één keer herinvestering na 15 jaar |
Kond | Warmtenetten | 1% | Percentage van de investering |
Kond | Overdrachtstations | 3% | Percentage van de investering |
Kond | Aansluiting en meetapparatuur | 2,5% | Percentage van de investering |
Kond | Afleversets | € 34 | Per afleverset per jaar |
Kadm | € 70 | Per aansluiting per jaar | |
Q (t) | 0,35%/jr | Autonome vraagreductie per jaar door klimaatverandering | |
KZLTbron | <€ 9 | Per GJ geleverd (inclusief warmteverlies) |
Tabel: uitgangspunten vastrecht exploitatieberekening
In de tabel hieronder zijn de uitgangspunten opgenomen voor vastrecht in de exploitatieberekening. Een lager vastrecht dan het maximumtarief is slechts toegestaan met een degelijke onderbouwing in het projectplan. Het rekenen van een lager vastrecht dan € 240,– is niet toegestaan.
Onderdeel | Subcategorie | Waarde | Omschrijving / toelichting |
---|---|---|---|
V | Vastrecht – MT/HT | maximumtarief vastrecht voor ‘warmte direct geschikt voor ruimteverwarming en warm tapwater’ | De maximumtarieven voor vastrecht volgen het Tarievenbesluit warmte 2024. Als de warmteleverancier een lager vastrecht rekent dan deze maximumtarieven dan dient dat op grond van artikel 4.10.9, tweede lid, onderdeel g, bij de aanvraag te worden onderbouwd. Bij de vaststelling van de subsidie wordt gecontroleerd welk tarief voor vastrecht daadwerkelijk is gerekend. |
V | Vastrecht – LT | maximumtarief vastrecht voor ‘warmte direct geschikt voor alleen ruimteverwarming’ | |
V | Vastrecht – ZLT | maximumtarief vastrecht voor ‘warmte niet direct geschikt voor ruimteverwarming en warm tapwater’ |
Onderdeel 2
In de tabel hieronder zijn de uitgangspunten opgenomen die onderdeel vormen van de exploitatieberekening. Hogere kosten dan de hieronder genoemde kosten per onderdeel zijn slechts toegestaan met een degelijke onderbouwing in het projectplan.
Onderdeel | Waarde | Omschrijving / toelichting |
---|---|---|
Primair warmtenet | < € 1.300.000 / km | Gemiddelde investering per strekkende kilometer primair net, d.w.z. het net vanaf de bron tot het overdrachtstation. Het gaat om het totaal voor de aanvoer- én de retourleiding. |
Secundaire warmtenet | < € 1.050.000 / km | Gemiddelde investering per strekkende kilometer secundair net, d.w.z. het net vanaf het overdrachtstation door de straat. Het gaat om het totaal voor de aanvoer- én de retourleiding. |
Overdrachtstation | < € 115.000 | Per stuk |
Grondgebonden aansluiting | < € 4.100 | Gewogen gemiddelde per aansluiting, inclusief aansluitleiding vanaf het secundaire warmtenet in de straat tot de afleverset |
Aansluiting in de gestapelde bouw | < € 2.400 | Gewogen gemiddelde per aansluiting |
Investering afleverset | < € 1.350 | Gewogen gemiddelde per afleverset |
Onderdeel 3
In dit onderdeel is uitgewerkt hoe de omschrijving van het project in het geografisch aaneengesloten gebied en de bebouwing, als bedoeld in artikel 4.10.9, tweede lid, onderdeel a, tweede subonderdeel, dient te worden aangeleverd.
De afbakening van het geografisch aaneengesloten gebied met daarin alle mogelijk aan te sluiten gebouwen en de aan te leggen infrastructuur dient te worden weergegeven.
Het voorlopig of definitief ontwerp, als bedoeld in artikel 4.10.9, tweede lid, onderdeel c, dient aangeleverd te worden in PDF en dient minimaal te bestaan uit:
- ○
Een tekening met leidingligging in het x-y vlak, afgestemd op andere ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur, en overdrachtstations. De afstemming op andere boven- en ondergrondse infrastructuur moet blijken uit de ontwerptekening en/of uit een aparte toelichting op de ontwerptekening.
- ○
Een tekening of tekeningen van het geografisch aaneengesloten gebied waar het warmtenet wordt aangelegd waarop zichtbaar is gemaakt:
- 1.
Wat het totale aantal aansluitingen is dat mogelijk kan worden aangesloten en het verwachte aantal aansluitingen dat met het project zal worden gerealiseerd, uitgesplitst in:
- –
kleinverbruikersaansluitingen van bestaande huurwoningen als bedoeld in artikel 4.10.1;
- –
overige kleinverbruikersaansluitingen in bestaande bouw als bedoeld in artikel 4.10.1;
- –
blokaansluitingen;
- –
grootverbruikersaansluitingen;
- –
aansluitingen in nieuwbouw.
- 2.
Wat de individuele leidingdelen, overdrachtstations en aansluitingen zijn middels nummering of labeling:
- –
op dezelfde tekening die ook gebruikt wordt voor de begroting en de uitsplitsing in subsidiabele en niet-subsidiabele kosten zoals bedoeld in artikel 4.10.4, derde lid, zodat de uitsplitsing herleidbaar wordt;
- –
op welke mijlpaal ze betrekking hebben; en
- –
zichtbaar wordt gemaakt welke leidingdelen niet-subsidiabel zijn, omdat ze worden aangelegd ten behoeve van levering aan grootverbruikers of nieuwbouw, inclusief vermelding van de lengte van deze leidingdelen.
- 3.
Wat de fasering is van de aanleg of de uitbreiding van het warmtenet, waarbij de fasering overeenkomt met de mijlpalen zoals opgenomen in het model exploitatieberekening en de fasering van de mijlpalen in het projectplan. Aansluitingen die zijn opgenomen in het model exploitatieberekening en die pas na de einddatum van het project worden gerealiseerd, dienen als aparte fase te worden opgenomen.
- ○
Een ontwerp van de aansluitingen waarin minimaal inzichtelijk wordt gemaakt:
- –
de leidingloop door- en/of langs de gebouwen;
- –
de benodigde bouwkundige werkzaamheden;
- –
de positie van de afleverset(s);
- –
de demarcatie tussen warmtebedrijf en gebouweigenaar die gehanteerd wordt bij de werkzaamheden om de aansluiting te realiseren;
- –
indien van toepassing: de verdere benodigde aanpassingen die door de gebouweigenaar moeten worden gedaan aan isolatie en/of het afgiftesysteem.
Aansluitingen van particuliere woningeigenaren binnen het project hoeven niet te voldoen aan de hiervoor genoemde eisen, in plaats daarvan mag worden volstaan met een ontwerp van enkele veel voorkomende referentiewoningen.
Onderdeel 4
De totale subsidiabele investeringskosten moeten in het model exploitatieberekening worden uitgesplitst naar de kostencomponenten loonkosten, investeringen in primaire netten, investeringen in overdrachtsstations, investeringen in secundaire netten, investeringen in aansluitingen en kosten derden. Deze kosten moeten op grond van artikel 4.10.9, tweede lid, onderdeel b, worden opgenomen in de mijlpalenbegroting. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
Vaste mijlpalen
De mijlpalenbegroting bevat in ieder geval drie verplichte mijlpalen, namelijk:
- ○
Mijlpaal 1: investeringsbesluit
- ○
Mijlpaal 2: financieringsbesluit
- ○
Mijlpaal 3: opdrachtverstrekking
Indien het investerings- en het financieringsbesluit op hetzelfde moment worden genomen, mogen mijlpaal 1 en 2 worden samengevoegd. Na de verplichte mijlpalen worden de mijlpalen door de aanvrager bepaald overeenkomstig de fasering van het project, zoals opgenomen in het projectplan. Voor het gehele project kunnen maximaal 15 mijlpalen opgenomen worden.
Aanvang en einde van de mijlpalen
Een mijlpaal vangt aan op het moment dat de aanvrager kosten begint te maken voor het behalen van een bepaald resultaat. Met het behalen van het resultaat, wordt ook de mijlpaal behaald. Een mijlpaal moet daarbij altijd aansluiten of overlappen met een volgende mijlpaal, zodat er geen fasen zijn waarin geen kosten worden opgevoerd. De concreet definieerbare startpunten en resultaten worden opgenomen in de mijlpalenbegroting en verder onderbouwd in het projectplan. Op de einddatum van een mijlpaal wordt het resultaat overgelegd aan RVO.
De eerste mijlpaal start op de startdatum van het project. Dit moment is van belang omdat het eerste voorschot ambtshalve binnen twee weken na aanvang van de activiteiten wordt verstrekt. De einddatum van het project is ook de einddatum van de laatste mijlpaal.
Inhoud van de mijlpalen
Iedere mijlpaal vertegenwoordigt een concreet definieerbaar resultaat. Dit kan naast de resultaten zoals genoemd in de eerste drie mijlpalen, bijvoorbeeld ook zijn dat een deel van het project wordt opgeleverd. In de mijlpaal worden alle subsidiabele kosten opgenomen die gemaakt worden in aanloop naar het te behalen resultaat. Op de einddatum van een mijlpaal overlegt de aanvrager het ontwerp waarop staat aangegeven welke leidingen of leidingdelen, overdrachtstations en aansluitingen met deze mijlpaal zijn gerealiseerd.
Meldplicht
Indien de aanvrager een mijlpaal niet haalt, langer doet over het te behalen resultaat of met de kosten afwijkt van hetgeen is opgegeven, dan doet hij hier binnen twee maanden melding van aan RVO. Dit kan gevolgen hebben voor de uitbetaling van de voorschotten.