Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.10.4 Subsidiabele kosten
Geldend
Geldend van 31-05-2024 tot 01-01-2028
- Bronpublicatie:
28-05-2024, Stcrt. 2024, 17344 (uitgifte: 30-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 58809777)
- Inwerkingtreding
31-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-05-2024, Stcrt. 2024, 17344 (uitgifte: 30-05-2024, regelingnummer: WJZ/ 58809777)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Voor subsidie komen de investeringskosten, bedoeld in artikel 46, zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening in aanmerking.
2.
In aanvulling op het eerste lid komen voor subsidie alleen de kosten in aanmerking voor zover deze betrekking hebben op investeringen:
- a.
in het warmtenet ten behoeve van levering van warmte aan kleinverbruikersaansluitingen in de bestaande bouw; en
- b.
in het warmtenet tot aan een blokaansluiting.
3.
Indien geïnvesteerd wordt in gebouwen, gronden of voorzieningen ten behoeve van zowel het overdrachtstation voor warmte als voor onderdelen waarvan de kosten niet subsidiabel zijn, dan komen de investeringskosten enkel voor subsidie in aanmerking naar rato van de subsidiabele kosten.
4.
In geval van een gecombineerd project waarbij een efficiënt warmtenet wordt aangelegd ten behoeve van zowel kleinverbruikersaansluitingen in bestaande bouw als grootverbruikersaansluitingen en/ of nieuwbouw, worden de subsidiabele kosten per onderdeel van het warmtenet als volgt bepaald:
Waarbij per onderdeel van het warmtenet geldt dat:
Ka de subsidiabele kosten van dat onderdeel zijn;
Pkv het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan kleinverbruikersaansluitingen dat via dat onderdeel geleverd wordt, is vastgesteld op 6 kW;
Pbv het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan blokaansluitingen dat via dat onderdeel geleverd wordt, is;
Po het benodigde vermogen voor de warmtelevering aan grootverbruikers en / of nieuwbouw dat via dat onderdeel geleverd wordt, is;
Kt de totale kosten van dat onderdeel zijn.
Bij de toepassing van de bovenstaande formule worden de loonkosten en de kosten van derden buiten beschouwing gelaten.
5.
Voor aansluitingen die zijn overeengekomen tijdens de aanleg van het efficiënte warmtenet, maar die pas na de einddatum van het project zullen worden gerealiseerd, geldt dat:
- a.
de investeringskosten niet voor subsidie in aanmerking komen;
- b.
de baten en kosten worden betrokken bij de berekening van de financieringskloof op grond van artikel 4.10.3, tweede lid.
6.
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
kosten ten behoeve van investeringen in een warmtebron, warmteopslag, warmtepomp of een binneninstallatie; en
- b.
kosten die niet te activeren zijn en rechtstreeks in de winst- en verliesrekening worden verantwoord.
7.
Voor de berekening van de subsidiabele kosten is de vaste-uurtarief-systematiek, bedoeld in artikel 14 van het besluit, aangewezen. Het vast uurtarief bedraagt € 65,–.
8.
Op de subsidiabele kosten is artikel 10, derde lid, van het besluit niet van toepassing.