Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Bijlage 2.5.1 Model voor een landbouwborgstellingsovereenkomst
Geldend
Geldend van 11-07-2023 tot 30-12-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
05-07-2023, Stcrt. 2023, 18779 (uitgifte: 10-07-2023, regelingnummer: WJZ/33416874)
- Inwerkingtreding
11-07-2023, terugwerkend tot: 01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-07-2023, Stcrt. 2023, 18779 (uitgifte: 10-07-2023, regelingnummer: WJZ/33416874)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
behorende bij artikel 2.5.7 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Overeenkomst tussen:
- 1.
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, hierna te noemen: de Staat;
- 2.
[..], [indien van toepassing: te dezen handelende zowel voor zichzelf als voor en namens al haar dochterondernemingen], hierna te noemen: de Financier;
hierna samen te noemen: Partijen.
Partijen zijn het volgende overeengekomen:
I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Definitiebepalingen
- 1.
De begrippen die in het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies en in artikel 1.1. en titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies zijn gedefinieerd hebben in deze overeenkomst de in deze regelingen gegeven betekenis.
- 2.
Voorts wordt in deze overeenkomst verstaan onder:
aansprakelijk vermogen: eigen vermogen van een starter of overnemer en achtergestelde lening(en) voor zover de totale omvang van dit vermogen en deze lening(en) van belang is voor de verstrekking door een Financier van een financieringsfaciliteit voor aanvullende investeringen;
achtergestelde lening: krediet waarbij de Financier geld ter leen aan een starter of een overnemer verstrekt die niet door enige vorm van zekerheid is gedekt voor aanvullende investeringen waaruit een achtergestelde vordering voortvloeit;
achtergestelde vordering: vordering van de Financier als crediteur ten laste van een MKB-landbouwondernemer als debiteur:
- 1°
die de Financier heeft verkregen door in het kader van een krediet of een deel van een krediet aan de MKB-landbouwondernemer geld ter leen te verstrekken;
- 2°
die met instemming van de Financier een lagere rang als bedoeld in artikel 277, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek inneemt dan:
- –
alle andere, niet achtergestelde vorderingen op de MKB-landbouwondernemer;
financieringsfaciliteit: krediet of lening of een deel van een krediet of lening waarvoor de Staat niet borg of garant staat;
kredietovereenkomst: overeenkomst uit hoofde waarvan:
- 1°
de Financier aan een MKB-landbouwondernemer geld ter leen verstrekt of zal verstrekken, of
- 2°
de MKB-landbouwondernemer tot een bepaald bedrag trekt of zal kunnen trekken op de Financier, of
- 3°
de Financier tegenover een derde, niet zijnde een rechtspersoon waarmee de Financier in een groep verbonden is, onherroepelijk een verplichting is aangegaan om ten laste van de MKB-landbouwondernemer aan de derde een of meer betalingen te doen, welke verplichting niet afhankelijk is van voorwaarden op de vervulling waarvan het handelen van de Financier van invloed is;
landbouwborgstellingskrediet: krediet of een deel van een krediet dat overeenkomstig artikel 8 is verleend;
omschakelkapitaal: nieuwe investeringen voor de extra kosten, waaronder begrepen een beperkt exploitatie- en liquiditeitstekort voor een specifiek bepaalde periode, die moeten worden gedaan om de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming aan te passen en uit te breiden tot biologische productie in de zin van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie van landbouwproducten en de etikettering van biologische producten en intrekking van Verordening (EEG) 2092/91 (PbEU 2007, L 189);
uitwinning:
- 1°
uitwinning door de Financier, naar normaal bancair gebruik, van de door de MKB-landbouwondernemer aan de Financier verstrekte zekerheden;
- 2°
onderhandse verkoop met toestemming van de Financier door de MKB-landbouwondernemer van zijn vermogensbestanddelen, inning van vorderingen daaronder begrepen;
- 3°
executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-landbouwondernemer en
- 4°
onderhandse of executoriale verkoop van de vermogensbestanddelen van de MKB-ondernemer door of met medewerking van de curator of de bewindvoerder indien het faillissement van de MKB-landbouwondernemer is uitgesproken of aan hem surséance van betaling is verleend;
vermogensversterkend krediet: landbouwborgstellingskrediet betreffende een achtergestelde lening waardoor het aansprakelijk vermogen van een starter of overnemer zodanig wordt versterkt dat tevens naar normaal bankgebruik een financieringsfaciliteit voor de aanvullende investeringen door de Financier kan worden verstrekt;
werkkapitaal: kapitaal ter dekking van uitgaven die moeten worden gedaan om de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming doorgang te doen vinden.
Artikel 2. Borgstelling
De Staat stelt zich borg ten behoeve van de Financier voor de terugbetaling van landbouwborgstellingskredieten die met inachtneming van het besluit, titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en deze overeenkomst door de Financier worden verstrekt, met dien verstande dat deze borgstelling wordt aangegaan onder de navolgende bedingen.
Artikel 3. Voorwaarden landbouwborgstellingsovereenkomst
De toepasselijkheid van deze landbouwborgstellingsovereenkomst op een krediet of een deel van een krediet kan uitsluitend worden ingeroepen indien:
- a.
de kredietovereenkomst tussen de Financier en de MKB-landbouwondernemer na de beslissing door de minister, bedoeld in artikel 8, derde, vierde of vijfde lid, tot stand is gekomen;
- b.
binnen 35 dagen na de beslissing, bedoeld onder a, de door de minister op grond van artikel 2.5.4 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en artikel 11 vastgestelde provisie door de Financier aan de Staat is betaald;
- c.
en voor zover door de beslissing, bedoeld onder a, de som van de in een kalenderjaar goedgekeurde kredieten of delen daarvan het door de minister op grond van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies met betrekking tot dat kalenderjaar vastgestelde subsidieplafond niet is overschreden;
- d.
de natuurlijke persoon die direct of indirect meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan de MKB-landbouwondernemer, niet zijnde een natuurlijke persoon, zich borg heeft gesteld voor de nakoming door de MKB-landbouwondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet wordt verstrekt, tot aan een bedrag ter grootte van ten minste 25 procent van het landbouwborgstellingskrediet en met een minimum van € 5.000 respectievelijk 10 procent van het landbouwborgstellingskrediet met een minimum van € 5.000 voor een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a;
- e.
het landbouwborgstellingskrediet, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 en 7, derde en vierde lid, niet meer bedraagt dan het tekort aan zekerheden dat bij de Financier ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst bestaat;
- f.
de Financier in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet wordt verstrekt een verplichting voor de MKB-landbouwondernemer heeft opgenomen om alle medewerking te verlenen aan het uitoefenen door de Staat van de in artikel 25 genoemde bevoegdheden;
- g.
de Financier in de door haar gesloten kredietovereenkomst met betrekking tot de nakoming door de MKB-landbouwondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de landbouwborgstellingsovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet wordt verstrekt een beding ten behoeve van de Staat heeft opgenomen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de Financier geen bedingen heeft opgenomen, ertoe leidende dat:
- 1°
een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken,
- 2°
een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
- h.
door de Financier gelijktijdig met het sluiten van de kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet aan de MKB-landbouwondernemer wordt verstrekt, met de MKB-landbouwondernemer een kredietovereenkomst is gesloten uit hoofde waarvan de MKB-landbouwondernemer over een financieringsfaciliteit beschikt, die niet bestemd is en niet gebruikt wordt voor de aflossing van financieringsfaciliteiten waarover de MKB-landbouwondernemer beschikt bij de Financier of aan een rechtspersoon waarmee de Financier in een groep verbonden is, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a;
- i.
de financieringsfaciliteit, bedoeld in onderdeel h, ten minste 50 procent bedraagt van het landbouwborgstellingskrediet, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a;
- j.
de looptijd van de in onderdeel h bedoelde financieringsfaciliteit ten minste even lang is als de looptijd van het landbouwborgstellingskrediet, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a;
- k.
het totaal aan landbouwborgstellingskredieten met inbegrip van vermogensversterkende kredieten niet meer dan 50% bedraagt van de kredieten die de Financier aan een MKB-landbouwondernemer heeft verstrekt ten tijde van het sluiten van de kredietovereenkomst die wordt gemeld op grond van artikel 8, eerste lid, en
- l.
de Financier in de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan de MKB-landbouwondernemer over de financieringsfaciliteit, bedoeld in onderdeel h, beschikt, een beding heeft opgenomen waarmee geborgd wordt dat de financieringsfaciliteit gedurende de gehele looptijd, bedoeld in onderdeel j, ten minste 50 procent van het landbouwborgstellingskrediet blijft bedragen, met uitzondering van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a.
Artikel 4. Criteria voor MKB-landbouwondernemer bij verstrekken landbouwborgstellingskrediet
1
Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet aan een MKB-landbouwondernemer wordt verstrekt, moet de MKB-landbouwondernemer aan de volgende criteria voldoen:
- a.
ten aanzien van de MKB-landbouwondernemer staat geen bevel tot terugvordering uit ingevolge een besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt van de Europese Unie is verklaard;
- b.
de MKB-landbouwondernemer:
- 1°
houdt geen onderneming in moeilijkheden in stand als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, met dien verstande dat bij een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 6a, de MKB-landbouwondernemer vanaf 1 januari 2022 een onderneming in moeilijkheden in stand mag houden;
- 2°
beschikt over onvoldoende financiële middelen om zijn landbouwonderneming op economisch verantwoorde wijze in stand te houden;
- 3°
voert een substantieel deel van de activiteiten van zijn landbouwonderneming in Nederland uit;
- 4°
houdt geen landbouwonderneming in stand waarvan de laatste jaaromzet voor 50 procent of meer is verkregen, of, indien de landbouwonderneming nog geen heel jaar is gedreven, waarvan de omzet naar verwachting voor 50 procent of meer zal worden verkregen, uit:
- –
de uitoefening van het bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf, of het financieren van een of meer andere ondernemingen, of
- –
het verwerven, vervreemden, beheren of exploiteren van onroerende zaken of het ontwikkelen van onroerende zaakprojecten;
- 5°
is door de Financier naar normaal bancair gebruik getoetst aan de eisen van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
- c.
er is een tekort aan zekerheden bij de landbouwonderneming, waardoor de Financier naar normaal bancair gebruik het krediet niet geheel voor eigen rekening en risico kan verstrekken;
- d.
de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de landbouwonderneming zijn bevredigend.
2
Het eerste lid, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing indien sprake is van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a.
Artikel 5. Criteria kredietovereenkomst: investeringen algemeen
De Staat verleent uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet aan de Financier indien in de kredietovereenkomst is opgenomen dat het door de Financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet betrekking heeft op nieuwe investeringen uiteengezet in een investeringsplan van de MKB-landbouwondernemer voor onder meer:
- a.
de bouw, verwerving, leasing of verbetering van onroerende zaken;
- b.
de koop of leasing van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
- c.
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken en de daarmee rechtstreeks verband houdende algemene kosten.
Artikel 6. Criteria kredietovereenkomst: financiering in het kader van gevolgen uitbraak coronavirus
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet voor financiering in het kader van de gevolgen uitbraak coronavirus indien het door de Financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet:
- a.
voor de duur van maximaal vier jaar wordt verstrekt aan een MKB-landbouwondernemer, en
- b.
betrekking heeft op een liquiditeitsbehoefte van die MKB-landbouwondernemer als gevolg van de uitbraak van het coronavirus.
Artikel 6a. Criteria kredietovereenkomst: tijdelijk werkkapitaal in verband met de hoge energieprijzen
1
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet voor tijdelijk werkkapitaal in verband met de hoge energieprijzen voor glastuinbouwbedrijven die de volgende stukken overleggen:
- a.
een reëel liquiditeitsplan; en
- b.
een reëel stappenplan voor een energietransitie naar fossielvrije energievoorziening.
2
Het landbouwborgstellingskrediet, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan:
- a.
15% van de gemiddelde jaaromzet van de landbouwondernemer over de laatste drie afgesloten boekhoudkundige perioden; of
- b.
50% van de energiekosten over de twaalf maanden vóór de maand waarin het landbouwborgstellingskrediet is verleend.
3
In het stappenplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is het volgende opgenomen:
- a.
het huidige teeltplan, het energieverbruik en de energiebronnen;
- b.
een reëel ontwikkelingsplan om op termijn gebruik te maken van fossielvrije energiebronnen dat aansluit op de gebiedsmogelijkheden;
- c.
welke energiebesparende maatregelen er worden doorgevoerd om te voldoen aan artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- d.
een verklaring van de MKB-landbouwondernemer dat maatregelen, bedoeld in onderdeel c, op zo kort mogelijke termijn genomen zullen worden.
4
De Staat verleent slechts een landbouwborgstellingskrediet als bedoeld in het eerste lid indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
de kredietovereenkomst heeft niet als doel de afwenteling van bestaande risico’s op de Staat;
- b.
de MKB-landbouwondernemer is geen kleinverbruiker is als bedoeld in artikel 1.1. van de Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023.
5
De Staat verleent tevens slechts een landbouwborgstellingskrediet ten behoeve van een MKB-landbouwondernemer die de beschikking heeft over een warmtekrachtkoppeling indien hij:
- a.
in 2022 niet meer dan dertig procent van zijn omzet heeft behaald uit de verkoop van elektriciteit; en
- b.
in de jaren 2022 en 2023 tot het moment van aanvragen van de kredietovereenkomst over de inkoop en verkoop van energie een gemiddeld hoger positief bedrijfsresultaat per jaar heeft behaald ten opzichte van de jaren 2019, 2020 en 2021.
Artikel 7. Criteria kredietovereenkomst: duurzame investeringen omschakeling naar biologische landbouw
- 1.
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet voor omschakelkapitaal indien het door de Financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet betrekking heeft op nieuwe investeringen uiteengezet in een investeringsplan gericht op het aanpassen of uitbreiden van de lopende bedrijfsvoering van de landbouwonderneming tot biologische productie in de zin van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie van landbouwproducten en de etikettering van biologische producten en intrekking van Verordening (EEG) 2092/91 (PbEU 2007, L 189) van de MKB-landbouwondernemer.
- 2.
In de in het eerste lid bedoelde kredietovereenkomst wordt opgenomen dat de MKB-landbouwondernemer na het verstrekken van het landbouwborgstellingskrediet een certificaat verkrijgt betreffende biologische productie van de Stichting Skal volgens de toepasselijke Unierechtelijke en nationale wet- en regelgeving.
Artikel 7a. Criteria kredietovereenkomst: investeringen landbouwinnovatie
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet voor landbouwinnovatie indien het door de Financier te verstrekken krediet of een deel van het krediet betrekking heeft op nieuwe investeringen uiteengezet in een investeringsplan van de MKB-landbouwondernemer dat:
- a.
gericht is op het onderscheidend positioneren van een landbouwproduct in de markt door vernieuwing en verduurzaming; en
- b.
bijdraagt aan nieuwe en integrale bedrijfssystemen die de gangbare bedrijfsvoering en het management van de landbouwonderneming van de MKB-landbouwondernemer wijzigen.
Artikel 7b. Criteria kredietovereenkomst: vermogensversterkend krediet voor aanvullende investeringen
In afwijking van artikel 5 verleent de Staat uitsluitend een landbouwborgstellingskrediet zijnde een vermogensversterkend krediet indien de door de Financier te verstrekken achtergestelde lening betrekking heeft op aanvullende investeringen uiteengezet in een investeringsplan en waarbij geldt dat:
- a.
die aanvullende investeringen geen investeringen in grond betreffen;
- b.
die aanvullende investeringen geen overdracht van productierechten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel aa, van de Meststoffenwet betreft;
- b.
die aanvullende investeringen geen investeringen voor het starten van de landbouwonderneming door de starter of de overname van de landbouwonderneming door de overnemer betreffen;
- c.
door de verstrekking van het vermogensversterkend krediet de continuïteitsperspectieven van de landbouwonderneming van de starter of de overnemer worden verbeterd;
- d.
het plan mede gericht is op of aansluit bij de LNV-visie ‘Waardevol en Verbonden’, bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 35 000 XIV, nr. 5.
Artikel 8. Verlening landbouwborgstellingskrediet
- 1.
De Financier meldt het krediet of het deel van het krediet dat uit hoofde van de kredietovereenkomst aan de MKB-landbouwondernemer zal worden verstrekt.
- 2.
De Financier kan voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde melding een investeringsplan voor aanvullende investeringen voorleggen aan de minister voor nadere informatie over de daarin opgenomen toepassing door de Financier van de in de artikelen 6a en 7b opgenomen criteria.
- 3.
De minister beslist binnen 1 dag tot verlening van het landbouwborgstellingskrediet op grond van een kredietovereenkomst die voldoet aan de criteria van artikel 6.
- 4.
De minister beslist binnen 35 dagen tot verlening van het landbouwborgstellingskrediet voor zover dit geen betrekking heeft op landbouwinnovatie.
- 5.
In afwijking van het tweede lid beslist de minister binnen 60 dagen indien het landbouwborgstellingskrediet betrekking heeft op landbouwinnovatie als bedoeld in artikel 7a.
- 6.
Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid en onderdeel c, is de volgorde van ontvangst van de meldingen door de minister bepalend.
Artikel 9. Voorwaarden landbouwborgstellingkrediet -algemeen-
Een landbouwborgstellingskrediet wordt niet verleend indien:
- a.
het wordt aangewend voor de herfinanciering van schulden, met uitzondering van herfinanciering van een landbouwborgstellingskrediet als bedoeld in artikel 14, achtste lid, daaronder mede begrepen niet door enige financier verstrekte leningen alsmede leningen welke worden aangegaan om kapitaalbehoefte, ontstaan door het uittreden van een commanditaire vennoot uit een commanditaire vennootschap, te dekken, behoudens in geval van overmacht;
- b.
ten aanzien van de investeringen waarvoor de kredietovereenkomst is aangegaan reeds een krediet of deel van een krediet is verstrekt of onvoorwaardelijk is toegezegd;
- c.
aan de MKB-landbouwondernemer voor kredieten voor investeringen als bedoeld in:
- 1°
de artikelen 5 en 7, reeds een garantstelling door de minister of het bestuur van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw is verstrekt en het totaalbedrag aan landbouwkredieten aan de MKB-landbouwondernemer in totaal hoger wordt dan € 1.200.000;
- 2°
artikel 13, eerste tot en met vierde lid, reeds een garantstelling door de minister of het bestuur van de Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw is verstrekt en het totaalbedrag aan landbouwkredieten aan de MKB-landbouwondernemer hoger wordt dan € 2.500.000.
- d.
De in onderdeel c, subonderdelen 1° en 2°, genoemde maximumbedragen kunnen worden verhoogd met een bedrag van maximaal € 300.000 voor zover het één of meer landbouwborgstellingskredieten betreffen die zijn verstrekt op grond van één of meer kredietovereenkomsten die voldoen aan de criteria van de artikelen 6 of 6a;
- e.
de landbouwonderneming wordt uitgeoefend door een commanditaire vennootschap, tenzij uit de betrokken vennootschapsovereenkomst blijkt dat die overeenkomst ten minste een looptijd heeft die gelijk is aan de looptijd van het landbouwborgstellingskrediet.
Artikel 10. Voorwaarden landbouwborgstellingskrediet -voorkomen onrechtmatige staatssteun-
- 1.
Een landbouwborgstellingskrediet wordt niet verstrekt indien:
- a.
uit hoofde van de kredietovereenkomst het krediet of een deel van het krediet wordt verstrekt voor investeringen die verband houden met:
- 1°
de uitvoer naar derde landen of lidstaten van de Europese Unie;
- 2°
het oprichten en exploiteren van een distributienet ten behoeve van de uitvoer, of
- 3°
andere lopende kosten in verband met exportactiviteiten;
- b.
uit hoofde van de kredietovereenkomst het krediet of een deel van het krediet wordt verstrekt voor investeringen die niet in overeenstemming zijn met de voor de MKB-landbouwondernemer in Nederland geldende milieuwet- en regelgeving.
- 2.
Ten tijde van het sluiten van een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet aan een MKB-landbouwondernemer wordt verstrekt, draagt de Financier er zorg voor dat:
- a.
zij de MKB-landbouwondernemer in kennis heeft gesteld dat hij ingevolge de verstrekking van het krediet steun van de overheid ontvangt en dat deze steun wordt aangemerkt als steun die valt onder de algemene groepsvrijstellingsverordening;
- b.
de MKB-landbouwondernemer schriftelijk heeft verklaard dat, voor zover het ontvangen van steun ingevolge de verstrekking van het krediet samen gaat met het ontvangen van staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten, of samen gaat met staatssteun ten behoeve van dezelfde risicofinancieringsmaatregel, dit niet leidt tot een overschrijding van de hoogste toepasselijke steunintensiteit of het hoogste toepasselijke steunbedrag dat in dit geval geldt ingevolge de algemene groepsvrijstellingsverordening, de groepsvrijstellingsverordening landbouw of een besluit dat de Europese Commissie heeft vastgesteld.
Artikel 11. Provisie
- 1.
Het tarief van de provisie voor de landbouwborgstelling bedraagt eenmalig:
- a.
3 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet;
- b.
1 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet indien de MKB-landbouwondernemer een starter of overnemer is met uitzondering van kredietovereenkomsten die voldoen aan de criteria van artikel 6a;
- c.
1,5 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6, en de financiering een looptijd heeft van ten hoogste twee jaar;
- d.
0,5 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 aan een MKB-landbouwondernemer die een starter of overnemer is, en de financiering een looptijd heeft van ten hoogste twee jaar;
- e.
2,25 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 en de financiering een looptijd heeft van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar;
- f.
0,75 procent van het bedrag van het landbouwborgstellingskrediet betreft indien het financiering betreft als bedoeld in artikel 6 aan een MKB-landbouwondernemer die een starter of overnemer is, en de financiering een looptijd heeft van meer dan twee jaar, maar niet langer dan vier jaar.
- 2.
Indien overeenkomstig artikel 3, onderdeel b, een provisie is betaald met betrekking tot een landbouwborgstellingskrediet en indien het desbetreffende krediet of deel van het krediet niet is opgenomen vanwege omstandigheden die niet zijn toe te rekenen aan de MKB-landbouwondernemer of aan de Financier, wordt de provisie door de Staat terugbetaald aan de Financier mits de Financier binnen een jaar na het sluiten van de kredietovereenkomst daartoe een verzoek aan de Staat heeft gedaan.
Artikel 12. Maximale omvang van het landbouwborgstellingskrediet
- 1.
Voor de berekening van de omvang van de landbouwborgstelling wordt een krediet of een deel van een krediet slechts in aanmerking genomen voor zover door de verstrekking van dat krediet het totaal van de aan een MKB-landbouwondernemer verstrekte landbouwborgstellingskredieten een bedrag van € 1.200.000 niet overschrijdt.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.
- 3.
Voor de toepassing van het eerste lid worden:
- a.
landbouwborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 8 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 14 en 15 berekende gedeelte van die landbouwborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
- b.
kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het besluit, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, of het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 nog borg staat, als landbouwborgstellingskredieten in aanmerking genomen.
Artikel 13. Maximale omvang van het landbouwborgstellingskrediet `Plus’
- 1.
In afwijking van artikel 12, eerste lid, geldt als maximale omvang van het landbouwborgstellingskrediet een bedrag van € 2.500.000 indien:
- a.
de nieuwe investeringen voor meer dan 50% de bouw of de verbetering van een stal betreffen;
- b.
uit het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst blijkt dat voor die stal een voorlopig certificaat Maatlat Duurzame Veehouderij is afgegeven door een hiervoor door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde organisatie en
- c.
in de kredietovereenkomst wordt opgenomen dat de MKB-landbouwondernemer na het verstrekken van het landbouwborgstellingskrediet een definitief certificaat Maatlat Duurzame Veehouderij verkrijgt voor de gebouwde of verbeterde stal.
- 2.
In afwijking van artikel 12, eerste lid, geldt als maximale omvang van het landbouwborgstellingskrediet een bedrag van € 2.500.000 indien:
- a.
de nieuwe investeringen voor meer dan 50% een kas betreffen die bestemd is voor het bedrijfsmatig telen van gewassen;
- b.
uit het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst blijkt dat die kas voldoet aan de eisen van het certificatieschema Groen Label Kas hetgeen aantoonbaar wordt gemaakt met een voorlopig certificaat dat is afgegeven door een hiervoor door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde organisatie, en
- c.
in de kredietovereenkomst wordt opgenomen dat de MKB-landbouwondernemer na het verstrekken van het landbouwborgstellingskrediet een definitief certificaat verkrijgt volgens het dan vigerende certificeringsschema Groen Label Kas.
- 3.
In afwijking van artikel 12, eerste lid, geldt als maximale omvang van het landbouwborgstellingskrediet een bedrag van € 2.500.000 indien:
- a.
de nieuwe investeringen voor meer dan 50% landbouwinnovatie betreffen;
- b.
uit het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst blijkt hoe de MKB-landbouwondernemer door vernieuwing en verduurzaming een landbouwproduct onderscheidend in de markt wil zetten en hoe door nieuwe en integrale bedrijfssystemen daarbij de gangbare bedrijfsvoering en het management van de landbouwonderneming van de MKB-landbouwondernemer wijzigt.
- 4.
In afwijking van artikel 12, eerste lid, geldt als maximale omvang van het vermogensversterkend krediet een bedrag van € 2.500.000 indien:
- a.
het aanvullende investeringen betreft;
- b.
uit het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst blijkt dat wordt voldaan aan de eisen gesteld in artikel 7b.
- 5.
Bij de toepassing van het eerste tot en met derde lid is het investeringsplan dat ten grondslag ligt aan de kredietovereenkomst gericht op de in die leden genoemde investeringen die voor ten minste de helft deel uitmaken van het totaal van investeringen.
- 6.
Voor de toepassing van het eerste tot en met vijfde lid is de toestand op het tijdstip onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet is verstrekt bepalend.
- 7.
Voor de toepassing van het eerste tot en met vijfde lid worden:
- a.
landbouwborgstellingskredieten die op een eerder tijdstip overeenkomstig artikel 8 zijn gemeld, slechts voor het met overeenkomstige toepassing van de artikelen 14 en 15 berekende gedeelte van die landbouwborgstellingskredieten in aanmerking genomen;
- b.
kredieten of delen van kredieten, voor zover de Staat daarvoor op grond van het Kaderbesluit EZ-subsidies, het besluit, het Besluit borgstelling MKB-kredieten, of het Besluit borgstelling MKB-kredieten 1997 nog borg staat, als landbouwborgstellingskredieten in aanmerking genomen.
Artikel 14. Berekening omvang en duur van de landbouwborgstelling
- 1.
Voor de berekening van de omvang van de landbouwborgstelling wordt het na toepassing van de artikelen 12 en 13 in aanmerking te nemen krediet of deel van het krediet na verloop van ieder kalenderkwartaal verminderd met een zodanig vast bedrag, dat het landbouwborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 6 jaar, nihil bedraagt.
- 2.
Indien het landbouwborgstellingskrediet voor meer dan 50% nieuwe investeringen betreft als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel a, waarbij die onroerende zaken voor ten minste de helft gebruikt worden door de landbouwonderneming van de MKB-landbouwondernemer, geldt in afwijking van het eerste lid dat het landbouwborgstellingskrediet op de laatste datum waarop het lineair moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 12 jaar, nihil bedraagt.
- 3.
Indien het een vermogensversterkend krediet betreft geldt in afwijking van het eerste lid dat het vermogensversterkend krediet op de laatste datum waarop het lineair moet zijn afgelost, maar uiterlijk na verloop van 12 jaar, nihil bedraagt.
- 4.
Voor de toepassing van het eerste lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het tweede kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het krediet is verstrekt, is gesloten.
- 5.
Voor de toepassing van het tweede en derde lid vangt het eerste kalenderkwartaal uiterlijk aan op de eerste dag van het zesde kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het krediet is verstrekt, is gesloten.
- 5a.
Indien sprake is van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a, geldt voor de toepassing van het eerste lid:
- a.
in plaats van een periode van ten hoogste 6 jaar een periode van ten hoogste 2 jaar; en
- b.
dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt op de eerste dag van het door de Financier gekozen kalenderkwartaal.
- 5b.
Indien sprake is van een omschakelingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van artikel 7, derde en vierde lid, geldt voor de toepassing van het eerste lid:
- a.
in plaats van een periode van ten hoogste 6 jaar een periode van ten hoogste 12 jaar; en
- b.
dat het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt, aanvangt op de eerste dag van het door de Financier op grond van het bedrijfsplan gekozen kalenderkwartaal doch uiterlijk in het zevende kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten;
- c.
in afwijking van onderdeel b kan de Financier het eerste kalenderkwartaal waarin vermindering plaatsvindt laten aanvangen op later kalenderkwartaal dan het zevende kalenderkwartaal, voor zover:
- 1°
de vermindering uiterlijk in het vijfentwintigste kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de kredietovereenkomst is gesloten, aanvangt, met dien verstande dat de vermindering niet later aanvangt dan de aanvang van de aflossing van de financiering voor investeringen die onderdeel uitmaakt van de totale financiering voor omschakeling naar duurzame landbouwbedrijfsvoering;
- 2°
de Financier het door hem bepaalde kalenderkwartaal meldt aan de Staat voordat de in het onderdeel b bedoelde vermindering is aangevangen.
- 6.
De Financier kan de vermindering, bedoeld in het eerste tot en met derde lid en de leden 5a en 5b, gedurende een periode van ten minste een kalenderkwartaal opschorten indien:
- a.
de Financier voor ten minste de duur van de opschorting uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van het krediet;
- b.
de Financier uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van alle financieringsfaciliteiten gedurende de duur van de opschorting, dan wel uitstel verleent van de verplichting tot aflossing van een gedeelte van de financieringsfaciliteiten, waarbij de som van de aflossingsbedragen ten minste 50% is van de som van de aflossingsbedragen waarvoor de Financier uitstel verleent als bedoeld onder a;
- c.
sprake is van een landbouwborgstellingskrediet dat op grond van een kredietovereenkomst is verstrekt die voldoet aan de criteria van de artikelen 6 of 6a.
- d.
de Financier de opschorting meldt binnen 35 dagen na aanvang van de opschorting onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie. De minister bevestigt de melding binnen 35 dagen na ontvangst.
- 7.
De in het zesde lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van acht kalenderkwartalen plaats.
- 8.
De in het zesde lid bedoelde opschorting van de vermindering vindt ten hoogste voor een totaal van twaalf kalenderkwartalen plaats indien het krediet is verstrekt aan een starter of overnemer.
- 9.
Indien een landbouwborgstellingskrediet wordt aangewend voor herfinanciering van een landbouwborgstellingskrediet, is de nieuwe periode ten hoogste gelijk aan de periode waarvoor het krediet nog zou hebben gelopen zonder herfinanciering.
Artikel 15. Schorsing vermindering landbouwborgstelling
- 1.
De vermindering van de landbouwborgstelling, bedoeld in artikel 14, wordt geschorst met ingang van de dag waarop het krediet is opgeëist.
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering van de landbouwborgstelling pas geschorst door de aanvang van de uitwinning, indien met die uitwinning geen aanvang is gemaakt binnen twee maanden na de dag waartegen het krediet door de Financier is opgeëist.
- 3.
De vermindering van de landbouwborgstelling wordt tevens geschorst zolang de MKB-landbouwondernemer in staat van faillissement verkeert of aan hem surséance van betaling is verleend.
Artikel 16. Verzoek om betaling uit hoofde van de landbouwborgstellingsovereenkomst
- 1.
De Financier kan, zodra er sprake is van een wanbetaling onder een kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet is verstrekt, een verzoek doen aan de Staat tot betaling uit hoofde van deze landbouwborgstellingsovereenkomst. Dit verzoek wordt ingediend in ieder geval binnen negen maanden na de datum waartegen het krediet is opgeëist of, indien dit eerder is, na datum van faillissement.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid is sprake van wanbetaling wanneer een MKB-landbouwondernemer een achterstand heeft van meer dan 90 kalenderdagen in de betaling van een verplichting onder de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet is verleend.
- 3.
Het verzoek wordt ingediend onder gelijktijdige verstrekking van de door de minister vastgestelde informatie.
- 4.
De minister bevestigt de ontvangst van het verzoek om betaling binnen 35 dagen na de ontvangst en reageert op het verzoek binnen negen maanden na de bevestiging.
Artikel 17. Berekening omvang landbouwborgstelling bij uitbetalen
- 1.
De omvang van de landbouwborgstelling bedraagt per MKB-landbouwondernemer 70 procent van hetgeen de MKB-landbouwondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 16 ingediende verzoek uit hoofde van het landbouwborgstellingskrediet of de landbouwborgstellingskredieten niet zijnde een vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten pro resto verschuldigd is, doch
- a.
ten hoogste 70 procent van de met toepassing van de artikelen 12 tot en met 15 berekende omvang van het landbouwborgstellingskrediet of de landbouwborgstellingskredieten, en
- b.
ten hoogste tweemaal de som van de bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de Financier voor de MKB-landbouwondernemer met ingang van de dag waarop het krediet is opgeëist.
- 2.
De omvang van de landbouwborgstelling bedraagt per MKB-landbouwondernemer 70 procent van hetgeen de MKB-landbouwondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 16 ingediende verzoek uit hoofde van één of meer landbouwborgstellingskredieten pro resto verschuldigd is voor zover die landbouwborgstellingskredieten op grond van één of meer kredietovereenkomsten zijn verstrekt die voldoen aan de criteria van de artikelen 6 of 6a.
- 3.
De omvang van de landbouwborgstelling bedraagt per MKB-landbouwondernemer 90 procent van hetgeen de MKB-landbouwondernemer ten tijde van het overeenkomstig artikel 16 ingediende verzoek uit hoofde van een vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten pro resto verschuldigd is, doch:
- a.
ten hoogste 90 procent van de met toepassing van de artikelen 12 tot en met 15 berekende omvang van het vermogensversterkend krediet of vermogensversterkende kredieten, en
- b.
ten hoogste tweemaal de som van de bestaande en verstrekte financieringsfaciliteiten van de Financier voor de MKB-landbouwondernemer met ingang van de dag waarop het krediet is opgeëist.
Artikel 18. Betaling door de Staat
- 1.
De minister betaalt hetgeen de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met het oog op de door de Financier in haar verzoek bedoelde landbouwborgstellingskrediet verschuldigd is.
- 2.
Voor zover de Financier bij haar verzoek om betaling aannemelijk maakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het naar normaal bancair gebruik noodzakelijk maakten de andere financieringsfaciliteiten sterker in omvang terug te brengen dan de landbouwborgstellingskredieten, blijft artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, buiten toepassing.
- 3.
De Staat is niet verplicht tot betaling op het verzoek van de Financier:
- a.
indien de Financier niet voldaan heeft aan een verzoek als bedoeld in artikel 25;
- b.
indien de Financier in het kader van het verzoek gegevens heeft verstrekt, waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beslissing op het verzoek zou hebben geleid.
- 4.
Betalingen door de Staat aan de Financier en door de Financier aan de Staat geschieden door debitering respectievelijk creditering door de Financier van een rekening die de Financier zal aanhouden ten name van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met vermelding van ‘verliesdeclaraties landbouwborgstellingskredieten’.
- 5.
Over het debet- of creditsaldo van de rekening zal een rente berekend worden gelijk aan zesmaands Euribor.
Artikel 19. Inspanningsverplichting tot uitwinning landbouwborgstellingskrediet
- 1.
Gedurende vijf jaar nadat de Financier uit hoofde van het landbouwborgstellingskrediet door de Staat is betaald, is de Financier gehouden die pogingen in het werk te stellen om namens de Staat het door de Staat betaalde bedrag in te vorderen, die de Financier in het werk zou hebben gesteld indien het krediet voor eigen rekening en risico door de Financier zou zijn verstrekt. De Staat machtigt met het oog hierop de Financier tot invordering bij de kredietnemer van de door deze aan de Staat verschuldigde bedragen.
- 2.
De Financier zendt binnen drie maanden na afloop van de in het eerste lid bedoelde periode de minister een overzicht van de door haar ondernomen activiteiten, waarin de door de minister vastgestelde informatie is opgenomen.
Artikel 20. Verslag voortgang uitwinning bij verzoek om betaling landbouwborgstelling
- 1.
Indien een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 16 is ingediend op een moment, waarop de uitwinning nog niet is voltooid en ook niet aannemelijk is geworden dat geen opbrengsten meer zijn te verwachten die in mindering komen op het landbouwborgstellingskrediet, brengt de Financier de minister ten minste jaarlijks verslag uit over de voortgang van de uitwinning.
- 2.
De minister kan over het verloop van de uitwinning binnen een door hem te stellen termijn nadere gegevens van de Financier verlangen.
Artikel 21. (Terug)betalen landbouwborgstellingskrediet
- 1.
De Financier betaalt de vanaf het moment van de indiening van een verzoek om betaling als bedoeld in artikel 16 ontvangen opbrengsten die in mindering komen op het landbouwborgstellingskrediet binnen twee maanden na ontvangst aan de Staat.
- 2.
Voor zover de opbrengsten na de aanvang van de periode, bedoeld in artikel 19, eerste lid, ontvangen zijn, wordt de in het eerste lid bedoelde betalingsverplichting beperkt tot 80 procent van de ontvangen opbrengsten, tenzij opbrengsten ontvangen zijn uit hoofde van uitwinning.
- 3.
De Financier zal de rekening, bedoeld in artikel 18, vierde lid, per de datum van verzending van het verzoek, bedoeld in artikel 16, en binnen twee maanden na die datum, debiteren voor het bedrag waarvoor betaling wordt gevraagd, vermeerderd met een rente over de periode die verstreken is sinds de dag waarop de vermindering, bedoeld in artikel 14, op grond van artikel 15 is geschorst.
- 4.
De Financier zal de rekening op de datum van de reactie van de minister, bedoeld in artikel 16, vierde lid, en binnen twee maanden na die datum crediteren of debiteren voor respectievelijk het voor de Staat positieve of negatieve verschil tussen het bedrag waarvoor de rekening ingevolge het derde lid is gedebiteerd en het door de Staat blijkens de reactie, bedoeld in artikel 16, verschuldigde bedrag, vermeerderd met een over dat verschil te berekenen rente over de periode die is verstreken sinds de creditering of debitering, bedoeld in het derde lid, en de datum waarop de reactie is ontvangen.
- 5.
De rente, bedoeld in het derde en vierde lid, is gelijk aan de zesmaands Euribor op het moment van de indiening van een aanvraag als bedoeld in artikel 16, vermeerderd met de door de Financier gehanteerde liquiditeitsopslag.
Artikel 22. Voorwaarden schuldregeling landbouwborgstellingskrediet
- 1.
De Financier treft geen schuldregeling die inhoudt of mede inhoudt een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verplichtingen voortvloeiende uit een kredietovereenkomst, uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet is verstrekt, zonder voorafgaande toestemming van de minister. De minister kan aan zijn toestemming voorwaarden verbinden ten aanzien van de inhoud van een dergelijke regeling.
- 2.
De minister beslist zo spoedig mogelijk op een verzoek om toestemming als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 23. Vervallen verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst
- 1.
De verplichtingen van de Staat uit hoofde van deze overeenkomst met betrekking tot een landbouwborgstellingskrediet vervallen door schuldvernieuwing, door schuldoverneming en – voor het gedeelte waarin subrogatie plaatsvindt – door subrogatie van derden in de rechten van de Financier met betrekking tot het landbouwborgstellingskrediet, al dan niet voorafgegaan door verpanding van het landbouwborgstellingskrediet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid blijven de verplichtingen van de Staat met betrekking tot een landbouwborgstellingskrediet van kracht, indien:
- a.
de MKB-landbouwondernemer aan wie het landbouwborgstellingskrediet is verstrekt de landbouwonderneming en alle voor het drijven van die onderneming bestemde activa en passiva inbrengt of overdraagt aan een door de MKB-landbouwondernemer voor het drijven van die landbouwonderneming opgerichte rechtspersoon;
- b.
de Financier met de onder a bedoelde rechtspersoon een overeenkomst sluit als gevolg waarvan die rechtspersoon bij de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet is verleend de plaats inneemt van de MKB-landbouwondernemer, en
- c.
de MKB-landbouwondernemer zich naast de onder a bedoelde rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming door die rechtspersoon van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst.
- 3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder rechtspersoon mede begrepen twee of meer rechtspersonen, indien die rechtspersonen gezamenlijk voldoen aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden en ieder van die rechtspersonen zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het landbouwborgstellingskrediet is verstrekt.
Artikel 24. Procedure bij aanleveren onjuiste gegevens door Financier
Reeds uitgekeerde bedragen zijn terstond en zonder enige ingebrekestelling opeisbaar zodra de minister blijkt dat de Financier zodanig onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft dat hij op een verzoek om betaling een andere beslissing zou hebben genomen, indien hem de juiste gegevens volledig waren verschaft, of dat de Financier de betalingsverplichting, bedoeld in artikel 21, eerste lid, niet is nagekomen.
Artikel 25. Controle landbouwborgstellingskrediet
- 1.
De Financier en de MKB-landbouwondernemer voldoen aan hetgeen de door de minister aangewezen bij zijn ministerie werkzame personen verzoeken, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het besluit, titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en deze overeenkomst, en met het oog op de nakoming door de Staat van op de Staat rustende internationaalrechtelijke verplichtingen, en voor zover het betrekking heeft op de uit het besluit of deze overeenkomst voortvloeiende zelfstandige verplichtingen van de Financier of de MKB-landbouwondernemer aan wie het landbouwborgstellingskrediet is verstrekt of de met deze MKB-landbouwondernemer gesloten kredietovereenkomsten, omtrent:
- a.
het toegang verlenen tot door hen gebruikte plaatsen;
- b.
het verlenen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden;
- c.
het maken van kopieën van de onder b bedoelde gegevens en bescheiden;
- d.
het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen en
- e.
het verstrekken van inlichtingen.
- 2.
Alleen in daartoe aanleiding gevende gevallen zal aan de Financier of aan de MKB-landbouwondernemer, gevraagd worden de in het eerste lid bedoelde inlichtingen ook door haar interne accountant te doen verstrekken.
- 3.
Van de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a, zal alleen gebruik worden gemaakt indien een ernstig vermoeden bestaat dat de Financier of de MKB-landbouwondernemer onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.
- 4.
De Financier stelt de minister binnen 35 dagen na kennisname op de hoogte van de volgende feiten en verstrekt daarbij de door de minister vastgestelde informatie:
- a.
vervroegde volledige aflossing van het landbouwborgstellingskrediet;
- b.
het door de Financier in beheer nemen van het landbouwborgstellingskrediet voor zover sprake is van wanbetaling door een debiteur als bedoeld in artikel 178 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
- c.
de verlening van surseance van betaling aan of de faillietverklaring van de MKB-landbouwondernemer;
- d.
opeising van het landbouwborgstellingskrediet.
- 5.
De Financier meldt de Staat de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de Financier, dan wel een verzoek tot faillietverklaring van de Financier.
Artikel 26. Beheer
- 1.
Tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet wordt verstrekt en tijdens de uitwinning zal de Financier waken over de belangen van de Staat als borg.
- 2.
De Financier zal er voor zorg dragen dat het landbouwborgstellingskrediet niet wordt gebruikt voor de nakoming van verplichtingen van de MKB-landbouwondernemer aan de Financier die het krediet verstrekt of aan een rechtspersoon waarmee de Financier in een groep verbonden is.
- 3.
De Financier zal tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan een landbouwborgstellingskrediet is verleend in de door haar te sluiten overeenkomsten met allen, niet zijnde de Staat, die zich borg willen stellen voor de nakoming door de MKB-landbouwondernemer van de verplichtingen voortvloeiende uit de kredietovereenkomst uit hoofde waarvan het krediet is verleend, een beding ten behoeve van de Staat opnemen, ertoe strekkende dat de omslagregeling van artikel 869 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet geldt ten opzichte van de Staat en de Financier zal geen bedingen opnemen, ertoe leidende dat:
- a.
een borg er zich op zou kunnen beroepen dat de Staat eerst zou moeten worden aangesproken;
- b.
een borg zich zou kunnen onttrekken aan toepassing door de Staat van de omslagregeling van artikel 869 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
- 4.
De Financier draagt er zorg voor dat de relaties tussen haar en de bij haar onderneming betrokkenen enerzijds, en de MKB-landbouwondernemer aan wie een krediet is verstrekt anderzijds transparant zijn.
Artikel 27. Hardheidsclausule
Indien naar het oordeel van de minister de kans dat de toepasselijkheid van deze overeenkomst op een krediet of een deel van een krediet wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verkleind of indien naar het oordeel van de minister aannemelijk is dat daardoor het bedrag waarvoor de toepasselijkheid van deze overeenkomst wordt ingeroepen in belangrijke mate wordt verlaagd, kan de minister voor de toepassing van deze overeenkomst met betrekking tot dat krediet of een deel van dat krediet instemmen met een gemotiveerd verzoek van de Financier om afwijking van deze overeenkomst.
Artikel 28. Communicatie
Waar in deze overeenkomst sprake is van een vorm van communicatie geschiedt deze langs elektronische weg. De aanlevering door de Financier kan in afwijking en bij wijze van alternatief en ter keuze van de Financier ook geschieden in papieren vorm en door aanlevering van een fysieke gegevensdrager.
Artikel 29. Overige bepalingen
- 1.
De inwerkingtreding van een wijziging van het besluit, of titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies leidt terzelfder tijd tot een gelijke wijziging van deze overeenkomst.
- 2.
Deze overeenkomst kan worden gewijzigd door een schriftelijke mededeling van de minister aan de Financier.
- 3.
Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door de minister en de Financier schriftelijk worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van drie hele kalendermaanden.
- 4.
In afwijking van het derde lid kan deze overeenkomst door de minister met onmiddellijke ingang worden ontbonden, indien de Financier in strijd heeft gehandeld met het gestelde in deze overeenkomst.
- 5.
In afwijking van het derde lid kan de Financier deze overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een termijn van een maand na publicatie in het Staatsblad van een wijziging van het besluit, na publicatie in de Staatscourant van een wijziging van titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of een schriftelijke mededeling van de minister, inhoudende een wijziging van deze overeenkomst.
- 6.
Deze overeenkomst eindigt van rechtswege door de intrekking van het besluit of door intrekking van artikel 2.5.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
- 7.
Wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging van deze overeenkomst heeft geen gevolg ten aanzien van landbouwborgstellingskredieten, welke ten tijde van de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging overeenkomstig artikel 8 zijn verleend en ten aanzien van landbouwborgstellingskredieten die zijn of zullen worden verstrekt uit hoofde van een kredietovereenkomst die is aangegaan voor de inwerkingtreding van de wijziging, opzegging, ontbinding of beëindiging.
- 8.
Het zevende lid is ten aanzien van de wijzigingen van de artikelen 16, 18 en 21 ingevolge de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 9 februari 2021, nr. WJZ/ 20257211, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met aanpassing van de garant- en borgstellingsmodules aan Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176) (Stcrt. 2021, 6766) niet van toepassing op landbouwborgstellingskredieten en visserij- of aquacultuurborgstellingskredieten welke ten tijde van deze wijzigingen zijn of zullen worden verstrekt op grond van één of meer kredietovereenkomsten die voldoen aan de criteria van artikel 6 en die zijn aangegaan voor de inwerkingtreding van deze wijzigingen.
- 9.
Als het besluit en titel 2.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gelijktijdig worden ingetrokken en vervangen door materieel identieke wettelijke voorschriften in een andere algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling dan is het zesde lid niet van toepassing.
Aldus overeengekomen en in ()voud ondertekend
De Staat der Nederlanden, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:
(naam en functie vertegenwoordigers Financier)
te ‘s-Gravenhage
(statutaire naam van de Financier, naam en functie vertegenwoordiger(s) van de Financier)