Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/1157
Wet Bopz; voorlopige machtiging. Vereiste van geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat psychiater betrokkene kort tevoren persoonlijk heeft onderzocht.
HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2986
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion
- Zaaknummer
14/03269
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2986, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1847, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑06‑2014
- Wetingang
Art. 5 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz; voorlopige machtiging. Vereiste van geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat psychiater betrokkene kort tevoren persoonlijk heeft onderzocht.
Ingevolge art. 5 lid 1 Wet Bopz moet de officier van justitie bij het indienen van een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging een verklaring overleggen van een psychiater die de betrokkene kort tevoren heeft onderzocht. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient de psychiater de betrokkene persoonlijk te onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Uit zijn verklaring dient te blijken dat aan deze eis is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.