Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel
Artikel 9 Maatregelen in de tenuitvoerleggingsstaat
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2024
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2843 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2843)
- Inwerkingtreding
16-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2843 (uitgifte: 27-12-2023, regelingnummer: 2023/2843)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij ontvangst van het overeenkomstig artikel 8 toegezonden Europees beschermingsbevel erkent de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat met bekwame spoed het bevel, en neemt zij alle maatregelen die haar in soortgelijke gevallen krachtens het nationale recht ter beschikking staan om de bescherming van de betrokkene te waarborgen, tenzij zij beslist een van de in artikel 10 bedoelde gronden voor niet-erkenning in te roepen. De tenuitvoerleggingsstaat mag overeenkomstig zijn nationaal recht strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of burgerrechtelijke maatregelen nemen.
2.
De overeenkomstig lid 1 door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat genomen maatregel en enige andere maatregel die op basis van een vervolgbeslissing als bedoeld in artikel 11 worden genomen, stemmen zo veel mogelijk overeen met de in de beslissingsstaat opgelegde beschermingsmaatregel.
3.
De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat brengt de persoon die gevaar veroorzaakt, de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de beschermde persoon op de hoogte van alle overeenkomstig lid 1 genomen maatregelen, alsmede van de mogelijke juridische gevolgen van overtreding van een dergelijke maatregel op grond van het nationale recht en overeenkomstig artikel 11, lid 2. Het adres of andere contactgegevens van de beschermde persoon worden niet verstrekt aan de persoon die gevaar veroorzaakt, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de tenuitvoerlegging van de maatregel die is genomen krachtens lid 1.
4.
Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de overeenkomstig artikel 7 in het Europees beschermingsbevel verstrekte gegevens onvolledig acht, stelt zij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis, met opgave van een redelijke termijn waarbinnen de ontbrekende gegevens door die autoriteit moeten worden verstrekt.