Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel
Artikel 6 Uitvaardigen van het Europees beschermingsbevel
Geldend
Geldend vanaf 10-01-2012
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Inwerkingtreding
10-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Europees beschermingsbevel kan worden uitgevaardigd indien de beschermde persoon besluit in een andere lidstaat te gaan wonen of er reeds woont, dan wel besluit in een andere lidstaat te gaan verblijven of er reeds verblijft. De bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat die de uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel overweegt, houdt onder meer rekening met de duur van de periode of perioden dat/die de beschermde persoon in de tenuitvoerleggingsstaat wil verblijven en met de ernst van de behoefte aan bescherming.
2.
Het Europees beschermingsbevel kan door een rechterlijke of daarmee gelijkgestelde autoriteit van de beslissingsstaat pas worden uitgevaardigd nadat de beschermde persoon erom heeft verzocht en de autoriteit zich ervan heeft vergewist dat de beschermingsmaatregel voldoet aan de in artikel 5 bepaalde voorwaarden.
3.
De beschermde persoon kan zijn verzoek tot het uitvaardigen van een Europees beschermingsbevel richten aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, of aan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat. Het in de tenuitvoerleggingsstaat ingediende verzoek wordt door de daar bevoegde autoriteit zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.
4.
Alvorens een Europees beschermingsbevel wordt uitgevaardigd, krijgt de persoon die gevaar veroorzaakt, het recht te worden gehoord en de beschermingsmaatregel te betwisten, voor zover hem deze rechten niet zijn verleend in de procedure die tot de beschermingsmaatregel hebben geleid.
5.
De bevoegde autoriteit die een beschermingsmaatregel uitvaardigt die een of meer van de in artikel 5 bedoelde verboden of beperkingen omvat, informeert de beschermde persoon op een passende wijze, volgens de nationaalrechtelijke procedures, over de mogelijkheid om een Europees beschermingsbevel te verzoeken voor het geval deze persoon besluit zich naar een andere lidstaat te begeven, alsmede over de basisvoorwaarden voor een dergelijk verzoek. De autoriteit zal de beschermde persoon het advies geven het verzoek in te dienen alvorens het grondgebied van de beslissingsstaat te verlaten.
6.
Indien de beschermde persoon een voogd of vertegenwoordiger heeft, kan deze voogd of vertegenwoordiger het in de leden 2 en 3 bedoelde verzoek indienen namens de beschermde persoon.
7.
Indien een verzoek tot uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel wordt afgewezen, informeert de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat de beschermde persoon over eventuele toepasselijke rechtsmiddelen die hem, volgens zijn nationale recht, tegen deze beslissing ter beschikking staan.