Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel
Artikel 14 Redenen voor intrekking van de op grond van een Europees beschermingsbevel genomen maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 10-01-2012
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Inwerkingtreding
10-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat kan de ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen intrekken:
- a)
indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de beschermde persoon niet meer op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat woont of verblijft, of het grondgebied definitief heeft verlaten;
- b)
indien, volgens het nationale recht, de maximumduur van de ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel genomen maatregelen is verstreken;
- c)
in het in artikel 13, lid 7, onder b), bedoelde geval, of
- d)
2.
De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat stelt de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en indien mogelijk de beschermde persoon onmiddellijk van deze beslissing in kennis.
3.
Voordat zij overgaat tot intrekking in de zin van lid 1, onder b), kan de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat bij de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat inlichtingen inwinnen omtrent de vraag of de bij het Europees beschermingsbevel geboden bescherming in de gegeven omstandigheden noodzakelijk blijft. De bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat geeft onverwijld antwoord op zulk verzoek om inlichtingen.