Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/99/EU betreffende het Europees beschermingsbevel
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 10-01-2012
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Inwerkingtreding
10-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2011, L 338 (uitgifte: 21-12-2011, regelingnummer: 2011/99/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, onder a) en d),
Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Hongarije, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen.
- (2)
Artikel 82, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen.
- (3)
Volgens het programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (2), moet de wederzijdse erkenning gelden voor alle soorten rechterlijke beslissingen en vonnissen, die, afhankelijk van het rechtsstelsel, van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke aard kunnen zijn. De Commissie en de lidstaten worden erin opgeroepen ook na te gaan hoe de wetgeving en de praktische steunmaatregelen ter bescherming van slachtoffers kunnen worden verbeterd. In het programma staat tevens dat slachtoffers van strafbare feiten een bijzondere bescherming kan worden geboden, die in de gehele Unie van toepassing moet zijn. Deze richtlijn maakt deel uit van een samenhangende en alomvattende reeks maatregelen in verband met de rechten van het slachtoffer.
- (4)
In de resolutie van het Europees Parlement van 26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen worden de lidstaten opgeroepen hun nationale recht en beleid ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen aan te scherpen en actie te ondernemen om de oorzaken van geweld tegen vrouwen aan te pakken, met name door middel van preventiemaatregelen, en wordt de Unie verzocht het recht op bijstand en steun te garanderen voor alle slachtoffers van geweld. De resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie — 2009 steunt het voorstel voor de invoering van het Europees beschermingsbevel voor slachtoffers.
- (5)
In zijn resolutie van 10 juni 2011 over een routekaart ter versterking van de rechten en de bescherming van slachtoffers, in het bijzonder in strafrechtelijke procedures, verklaarde de Raad dat op het niveau van de Unie moet worden opgetreden om slachtoffers van misdrijven meer rechten en bescherming te bieden en verzocht hij de Commissie daartoe gepaste voorstellen in te dienen. In dit kader moet worden voorzien in een mechanisme voor de wederzijdse erkenning door de lidstaten van beslissingen betreffende maatregelen ter bescherming van slachtoffers. Volgens die resolutie dient deze richtlijn, die betrekking heeft op de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in strafzaken, te worden aangevuld met een passende regeling voor maatregelen in burgerlijke zaken.
- (6)
In een gemeenschappelijke Europese justitiële ruimte zonder binnengrenzen moet ervoor worden gezorgd dat de bescherming die een natuurlijke persoon in één lidstaat geniet, wordt gehandhaafd en voortgezet in elke andere lidstaat waarnaar deze persoon verhuist of al verhuisd is. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat de legitieme uitoefening, door de burgers van de Unie, van hun recht om vrij te reizen en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 21 van het VWEU, geen negatieve invloed heeft op hun bescherming.
- (7)
Om deze doelstellingen te bereiken, moeten in deze richtlijn regels worden vastgesteld waardoor de bescherming, voortvloeiend uit bepaalde beschermingsmaatregelen opgelegd volgens het recht van een lidstaat (‘de beslissingsstaat’), kan worden uitgebreid naar een andere lidstaat waarin de beschermde persoon besluit te wonen of te verblijven (‘de tenuitvoerleggingsstaat’).
- (8)
Deze richtlijn houdt rekening met de verschillende juridische tradities van de lidstaten en met het feit dat effectieve bescherming kan worden geboden door middel van beschermingsbevelen die door een andere autoriteit dan de strafrechter worden uitgevaardigd. Deze richtlijn schept geen verplichtingen om de nationale systemen voor het opleggen van beschermingsmaatregelen te wijzigen en schept geen verplichtingen tot het instellen of wijzigen van een strafrechtelijke stelsel voor de tenuitvoeringlegging van een Europees beschermingsbevel.
- (9)
Deze richtlijn is van toepassing op beschermingsmaatregelen die specifiek gericht zijn op de bescherming van een persoon tegen een strafbare gedraging van een ander persoon die, op enigerlei wijze, een bedreiging kan vormen voor het leven, of de fysieke, psychische en seksuele integriteit van die persoon — bijvoorbeeld het voorkomen van elke vorm van lastigvallen — evenals voor de waardigheid of persoonlijke vrijheid van die persoon- bijvoorbeeld het voorkomen van ontvoering, belaging en andere vormen van indirecte dwang -, en die gericht zijn op het voorkomen van nieuwe strafbare gedragingen of op het beperken van de gevolgen van reeds gepleegde strafbaregedragingen. Deze persoonlijke rechten van de beschermde persoon betreffen fundamentele waarden die in alle lidstaten zijn erkend en worden gehandhaafd. Een lidstaat is echter niet verplicht een Europees beschermingsbevel uit te vaardigen op basis van een strafrechtelijke maatregel die niet specifiek gericht is op de bescherming van een persoon, maar hoofdzakelijk andere doelen heeft, zoals de reclassering van de dader. Het dient benadrukt te worden dat deze richtlijn van toepassing is op beschermingsmaatregelen die gericht zijn op de bescherming van van alle slachtoffers en niet alleen van slachtoffers van sekse-gerelateerd geweld, en dat daarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van elk van de betrokken strafbaregedragingen.
- (10)
Deze richtlijn is van toepassing op beschermingsmaatregelen opgelegd in strafzaken en heeft derhalve geen betrekking op beschermingsmaatregelen opgelegd in burgerlijke zaken. De uitvoerbaarheid van een beschermingsmaatregel overeenkomstig deze richtlijn vereist niet dat een strafbaar feit bij definitieve beslissing is vastgesteld. Ook speelt het strafrechtelijk, burgerrechtelijk of bestuursrechtelijk karakter van de autoriteit die de beschermingsmaatregel oplegt geen rol. Deze richtlijn verplicht de lidstaten er niet toe hun nationale recht zodanig te wijzigen dat zij beschermingsmaatregelen kunnen opleggen in het kader van strafrechtelijke procedures.
- (11)
Deze richtlijn heeft betrekking op de beschermingsmaatregelen opgelegd ten gunste van slachtoffers of mogelijke slachtoffers van misdrijven. Deze richtlijn mag derhalve niet van toepassing zijn op de maatregelen die worden opgelegd ter bescherming van getuigen.
- (12)
Als een beschermingsmaatregel, zoals gedefinieerd in deze richtlijn, wordt opgelegd ter bescherming van een familielid van de persoon die in de eerste plaats wordt beschermd, kan een Europees beschermingsbevel worden gevraagd en uitgevaardigd voor dit familielid, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden.
- (13)
Een verzoek tot uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel moet met de gepaste spoed worden behandeld, rekening houdend met de specifieke omstandigheden, waaronder de urgentie van de zaak, de vermoedelijke aankomstdatum van de beschermde persoon op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat en, indien mogelijk, de omvang van het risico voor de beschermde persoon.
- (14)
Als krachtens deze richtlijn informatie moet worden verstrekt aan de beschermde persoon of aan de persoon die gevaar veroorzaakt, moet deze informatie, voor zover relevant, eveneens worden verstrekt aan de voogd of vertegenwoordiger van de betrokkene. Daarbij moet er tevens op worden toegezien dat de beschermde persoon, de persoon die gevaar veroorzaakt, of de voogd of degene die hen tijdens de procedure vertegenwoordigt, de informatie als bedoeld in deze richtlijn ontvangen in een taal die deze persoon begrijpt.
- (15)
In de procedures voor het uitvaardigen en de erkenning van een Europees beschermingsbevel, moeten de bevoegde autoriteiten passende aandacht schenken aan de behoeften van slachtoffers, met inbegrip van bijzonder kwetsbare personen, zoals minderjarigen of personen met een handicap.
- (16)
Voor de toepassing van deze richtlijn kan een beschermingsmaatregel zijn opgelegd ingevolge een vonnis in de zin van Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (3), of ingevolge een beslissing over toezichtmaatregelen in de zin van Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (4). Indien een beslissing in de beslissingsstaat opgelegd is op basis van een van deze kaderbesluiten, dient in de tenuitvoerleggingsstaat de dienovereenkomstige erkenningsprocedure te worden gevolgd. Dit hoeft echter niet uit te sluiten dat een Europees beschermingsbevel kan worden toegezonden aan een andere lidstaat dan de lidstaat die de op deze kaderbesluiten gebaseerde beslissingen uitvoert.
- (17)
Overeenkomstig artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet de persoon die gevaar veroorzaakt, hetzij tijdens de procedure die leidt tot de vaststelling van een beschermingsmaatregel, hetzij vóór de uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel, in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord en de beschermingsmaatregel te betwisten.
- (18)
Teneinde te voorkomen dat in de tenuitvoerleggingsstaat tegen het slachtoffer een strafbaar feit wordt gepleegd, moet die staat over de juridische middelen kunnen beschikken voor de erkenning van de beslissing die in de beslissingsstaat ten behoeve van het slachtoffer is genomen, en dient tevens te worden voorkomen dat het slachtoffer in de tenuitvoerleggingsstaat een nieuwe procedure moet beginnen of opnieuw het bewijsmateriaal moet overleggen, alsof in de beslissingsstaat geen beslissing was genomen. Erkenning van het Europees beschermingsbevel door de tenuitvoerleggingsstaat houdt onder meer in dat de bevoegde autoriteit van die staat, behoudens de in deze richtlijn bepaalde beperkingen, het bestaan en de geldigheid van de in de beslissingsstaat genomen beschermingsmaatregel aanvaardt, de in het Europees beschermingsbevel beschreven feiten als waar aanneemt, en het ermee eens is dat bescherming moet worden geboden en worden voortgezet overeenkomstig zijn nationale recht.
- (19)
Deze richtlijn voorziet in een limitatieve lijst van verbodenen beperkingen die, indien zij in de beslissingsstaat zijn opgelegd en in het Europees beschermingsbevel zijn vervat, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgelegde uitzonderingen in de tenuitvoerleggingsstaat erkend en gehandhaafd moeten worden. Op nationaal niveau mogen andere soorten maatregelen worden genomen, zoals de verplichting voor de persoon die gevaar veroorzaakt om op een aangegeven plaats te blijven, als het nationale recht daarin voorziet. Dergelijke maatregelen mogen in de beslissingsstaat worden opgelegd in het kader van de procedure die leidt tot de vaststelling van een van de beschermingsmaatregelen waarop, overeenkomstig deze richtlijn, een Europees beschermingsbevel kan worden gebaseerd.
- (20)
Aangezien in de lidstaten verschillende soorten (civiel-, straf- of bestuursrechtelijke) autoriteiten bevoegd zijn om beschermingsmaatregelen op te leggen en te handhaven, is het gepast dat de mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten in het kader van deze richtlijn een grote soepelheid kennen. Derhalve hoeft de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat niet in alle gevallen dezelfde beschermingsmaatregel te nemen als die opgelegd is in de beslissingsstaat, en beschikt zij over beslissingsruimte om elke maatregel op te leggen, die zij overeenkomstig haar nationaal recht in een gelijkaardige zaak adequaat en geschikt acht om de beschermde persoon een voortgezette bescherming te verlenen, rekening houdend met de beschermingsmaatregel genomen in de beslissingsstaat zoals omschreven in het Europees beschermingsbevel.
- (21)
De verboden en beperkingen waarin deze richtlijn voorziet, zijn onder meer maatregelen die tot doel hebben persoonlijk contact of contact op afstand tussen de beschermde persoon en de persoon die gevaar veroorzaakt te beperken, zoals door bepaalde voorwaarden aan zulke contacten te verbinden of door het stellen van beperkingen aan de inhoud van de communicatie.
- (22)
De bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat moet degene die het gevaar veroorzaakt, de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat en de beschermde persoon in kennis stellen van elke maatregel genomen op grond van het Europees beschermingsbevel. Bij de kennisgeving aan degene die het gevaar veroorzaakt dient er terdege op te worden gelet dat, in het belang van de beschermde persoon, diens adres of andere contactgegevens niet worden meegedeeld. Deze gegevens moeten uit de kennisgeving worden weggelaten, mits het adres of de andere contactgegevens niet begrepen zijn in het verbod dat of de beperking die aan degene die het gevaar veroorzaakt wordt opgelegd.
- (23)
Indien de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat het Europees beschermingsbevel intrekt, moet de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de maatregelen die zij ter uitvoering van het bevel heeft genomen, beëindigen met dien verstande dat zij zelfstandig, en conform het nationale recht, maatregelen krachtens haar nationale recht ter bescherming van de betrokkene kan treffen.
- (24)
Aangezien deze richtlijn betrekking heeft op gevallen waarin de beschermde persoon naar een andere lidstaat verhuist, mag de uitvaardiging of de tenuitvoerlegging van een Europees beschermingsbevel niet inhouden dat aan de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegdheden worden overgedragen betreffende de hoofdstraf, de voorwaardelijke straf, de alternatieve straf, de voorwaardelijke veroordeling of de bijkomende straf, noch betreffende de veiligheidsmaatregelen die de gevaar veroorzakende persoon worden opgelegd, indien deze blijft wonen in de staat die de beschermingsmaatregel heeft opgelegd.
- (25)
Waar gepast, moet het mogelijk zijn om elektronische middelen te gebruiken met het oog op de uitvoering van de maatregelen genomen ter uitvoering van deze richtlijn, in overeenstemming met het nationale recht en de nationale procedures.
- (26)
In het kader van de samenwerking tussen de autoriteiten die bij de waarborging van de bescherming van de beschermde persoon zijn betrokken, dient de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat in kennis te stellen van elke overtreding van de maatregelen die in de tenuitvoerleggingsstaat ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel zijn genomen. Deze kennisgeving moet de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat in staat stellen snel en gepast te reageren met betrekking tot de beschermingsmaatregel die in de beslissingsstaat is opgelegd aan de persoon die het gevaar veroorzaakt. Zo kan zij in voorkomend geval een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel opleggen in plaats van de niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel die oorspronkelijk was opgelegd, bijvoorbeeld, als alternatief voor preventieve hechtenis of als gevolg van de voorwaardelijke opschorting van een sanctie. Deze beslissing legt niet opnieuw een sanctie op met betrekking tot een nieuw strafbaar feit en laat daarom onverlet dat in de tenuitvoerleggingsstaat, in geval van overtreding van de maatregelen, genomen ter uitvoering van het Europees beschermingsbevel, in voorkomend geval sancties kunnen worden opgelegd.
- (27)
Indien er, gelet op de verschillende juridische tradities van de lidstaten, in de tenuitvoerleggingsstaat geen beschermingsmaatregel beschikbaar is in een zaak die vergelijkbaar is met de in het Europees beschermingsbevel beschreven feitelijke situatie, meldt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat elke overtreding van de in het Europees beschermingsbevel beschreven beschermingsmaatregel waarvan zij kennis heeft, aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat.
- (28)
Met het oog op een vlotte toepassing van deze richtlijn in iedere afzonderlijke zaak, oefenen de bevoegde autoriteiten van de beslissingsstaat en van de tenuitvoerleggingsstaat hun bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met inachtneming van het beginsel ‘ne bis in idem’.
- (29)
De voor de beschermde persoon aan de erkenning van het Europees beschermingsbevel verbonden kosten mogen niet onevenredig hoger zijn dan de kosten verbonden aan een soortgelijke nationale zaak. Bij de uitvoering van deze richtlijn dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat, na de erkenning van het Europees beschermingsbevel, de beschermde persoon geen verdere nationale procedures hoeft te beginnen om van de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, als een rechtstreeks gevolg van de erkenning van het Europees beschermingsbevel, een beslissing te verkrijgen houdende een maatregel die krachtens nationaal recht in een soortgelijke zaak genomen kan worden om de bescherming van de beschermde persoon te waarborgen.
- (30)
Het beginsel van wederzijdse erkenning indachtig, waarop deze richtlijn berust, bevorderen de lidstaten zoveel mogelijk een rechtstreeks contact tussen de bevoegde autoriteiten wanneer zij deze richtlijn toepassen.
- (31)
Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht of verschillen in rechterlijke organisatie in de Europese Unie, moeten de lidstaten overwegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters, openbare aanklagers, politie en magistraten die betrokken zijn bij procedures gericht op het uitvaardigen of erkennen van Europese beschermingsbevelen, te verzoeken passende opleiding te bieden in aansluiting op de doelstellingen van deze richtlijn.
- (32)
Teneinde de evaluatie van de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken dienen de lidstaten aan de Commissie relevante gegevens te verstrekken met betrekking tot de toepassing van nationale procedures inzake het Europees beschermingsbevel. In ieder geval dienen gegevens te worden verstrekt over het aantal keren dat een Europees beschermingsbevel is aangevraagd, uitgevaardigd en/of erkend. In dit verband kunnen ook andere gegevens, zoals, bijvoorbeeld, de aard van het strafbare feit, nuttig zijn.
- (33)
Deze richtlijn moet bijdragen aan de bescherming van in gevaar verkerende personen en aldus de bestaande rechtsinstrumenten ter zake, zoals Kaderbesluit 2008/947/JBZ en Kaderbesluit 2009/829/JBZ aanvullen, maar onverlet laten.
- (34)
Beslissingen betreffende een beschermingsmaatregel die vallen onder Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (5), Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (6), of het Verdrag van 's-Gravenhage van 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (7), worden overeenkomstig de bepalingen van het desbetreffende rechtsinstrument erkend en ten uitvoer gelegd.
- (35)
De lidstaten en de Commissie dienen waar gepast informatie over het Europees beschermingsbevel op te nemen in bestaande opleidings- en bewustmakingscampagnes over de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten.
- (36)
De vanwege de toepassing van deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens dienen te worden beschermd in overeenstemming met Kaderbesluit 2008//977/JBZ van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (8), en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van uit 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.
- (37)
In deze richtlijn moeten, in overeenstemming met artikel 6 van het VEU, de grondrechten worden geëerbiedigd die zijn gewaarborgd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- (38)
De lidstaten worden aangemoedigd om bij de uitvoering van deze richtlijn rekening te houden met de rechten en beginselen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen.
- (39)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bescherming van personen die in gevaar verkeren, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van de richtlijn, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, overeenkomstig het beginsel van subsidiariteit van artikel 5 VEU. Overeenkomstig het beginstel van evenredigheid, dat is opgenomen in hetzelfde artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstelling te bereiken.
- (40)
Het Verenigd Koninkrijk heeft, overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, kennis gegeven van zijn wens deel nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.
- (41)
Ierland neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en zonder afbreuk te doen aan artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Ierland.
- (42)
Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2010 (nog niet bekendgemaakt in hetPublicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 24 november 2011 (nog niet bekendgemaakt in hetPublicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 13 december 2011 (nog niet bekendgemaakt in hetPublicatieblad).
PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.
PB L 337 van 16.12.2008, blz. 102.
PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20.
PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.
PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1.
PB L 48 van 21.2.2003, blz. 3.
PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60.