Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/1175
OM-cassatie. ‘Uitbuiting’ moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f lid 1 onder 9 Sr.
HR 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1941
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/00090
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1941, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:394, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑04‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2017
- Wetingang
Art. 250a lid 1 aanhef en onder 6 Sr (oud); art. 273f lid 1 aanhef en onder 1, art. 273f lid 1 aanhef en onder 9 Sr
Essentie
OM-cassatie. ‘Uitbuiting’ moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van art. 273f lid 1 onder 9 Sr. Vrijspraak van mensenhandel door prostituee door middel van misbruik van feitelijk overwicht te bewegen deel van haar verdiensten af te staan. Mede gelet op de wetsgeschiedenis en in aanmerking genomen dat handelen in strijd met art. 273f lid 1 onder 9 Sr wordt gekwalificeerd als ‘mensenhandel’ en ten tijde van het tenlastegelegde werd bedreigd met een gevangenisstraf van zes jaar (thans twaalf jaar), moet worden aangenomen dat de onder 9 omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.