De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.10:12.10 Conclusie
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.10
12.10 Conclusie
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS383578:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Hoge Raad staat tot op heden niet toe dat van de wettelijke maximumduur van de proeftijd wordt afgeweken. De 'ijzeren proeftijdtheorie' bevordert de rechtszekerheid voor de economisch zwakkere werknemer. De vraag of in een concreet geval door de rechter een tweede proeftijd toelaatbaar zal worden geacht, laat zich minder gemakkelijk beantwoorden. Uit de rechtspraak blijkt dat veel beoordelingsruimte aan de feitenrechter wordt toegekend en de Hoge Raad het oordeel van de feitenrechter slechts marginaal kan toetsen.
Indien de identiteit van de werkzaamheden in de oude en nieuwe arbeidsovereenkomst gelijk blijft, is er geen plaats voor een nieuwe proeftijd. In zoverre zou kunnen worden gesproken van een 'objectieve identiteit'. Indien er een proeftijd wordt opgenomen in een arbeidsovereenkomst met een opvolgend werkgever, kan worden gesproken van 'subjectieve identiteit' als er zodanige banden tussen de oude en nieuwe werkgever bestaan dat zij min of meer als elkaars opvolgers kunnen worden aangemerkt. In dat geval is er evenmin plaats voor een nieuwe proeftijd, omdat het door de vorige werkgever tijdens de proeftijd verkregen inzicht in hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid aan de nieuwe werkgever dient te worden toegerekend. Op deze wijze wordt voorkomen dat de maximumduur van de proeftijd wordt ontweken.