De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.1:12.1 Inleiding
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.1
12.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS383570:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In 1907 werd de proeftijd in de wet geregeld. Het doel hiervan was om misbruik van de proeftijd te voorkomen. In de tijd van de totstandkoming van de wettelijke regeling werden de wettelijke voorschriften omtrent de opzeggingstermijnen ontdoken door de proeftijd telkens te doen voortduren. De Wet op de arbeidsovereenkomst van 1907 moest aan deze praktijk een einde maken. De wetgever bepaalde in lid 2 van het toen ingevoerde artikel 16391 BW (oud) dat een proeftijd maximaal twee maanden mocht duren. Voorts werd in hetzelfde artikellid een verbod opgenomen om tussen dezelfde partijen een nieuwe proeftijd aan te gaan.
In de wet van 1953 werd in artikel 1639n BW (oud) bepaald dat tussen dezelfde partijen een nieuwe proeftijd mag worden overeengekomen, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de maximumtermijn van beide proeftijden tezamen niet langer zou zijn dan de wettelijke maximumtermijn van twee maanden.
In de rechtspraak wordt tot op heden streng toegezien op de naleving van de wettelijke maximumtermijn die op een proeftijd is gesteld. Aanmerkelijk milder wordt omgegaan met de mogelijkheid dat tussen dezelfde partijen een nieuwe proeftijd wordt overeengekomen, zelfs indien hierdoor de wettelijke maximumtermijn van twee maanden voor beide proeftijden gezamenlijk wordt overschreden. Nu de wetgever van 1907 het aangaan van een tweede proeftijd tussen dezelfde partijen uitdrukkelijk had verboden, om misbruik van de proeftijd tegen te gaan, en de wetgever van 1953 slechts het aangaan van twee of meerdere proeftijden heeft toegestaan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de gezamenlijke proeftijden niet langer zouden duren dan de wettelijke maximumtermijn van twee maanden, is het tijd voor een nadere verkenning van rechtspraak en literatuur in dit hoofdstuk.