Vgl. HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530, r.o. 3.3: “In cassatie kan niet worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. Dat geldt ook voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden onderzocht.”
HR, 10-11-2020, nr. 19/03223
ECLI:NL:HR:2020:1742
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-11-2020
- Zaaknummer
19/03223
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1742, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2020; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:1044
ECLI:NL:PHR:2020:1044, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1742
- Vindplaatsen
JIN 2020/180 met annotatie van Oort, C. van
JIN 2020/180 met annotatie van Oort, C. van
Uitspraak 10‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Opzettelijke uitlokking van poging tot diefstal met geweld (in vereniging), door het verschaffen van inlichtingen (art. 312 Sr). Middelen over 1. Feit van algemene bekendheid dat “niffi” straattaal is voor een mes?; en 2. omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Ad. 1 HR: art. 81.1. RO. Ad 2. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast (vgl. ECLI:NL:HR:2020:914).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03223
Datum 10 november 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 juli 2019, nummer 22-000365-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer het in het arrest vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het arrest genoemde aantal dagen hechtenis.
3.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2020.
Conclusie 22‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Opzettelijke uitlokking van poging tot diefstal met geweld (in vereniging), door het verschaffen van inlichtingen (art. 312 Sr). Middelen over 1. Feit van algemene bekendheid dat “niffa” straattaal is voor een mes?; en 2. omzetting vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregel, art. 36f Sr. Ad. 1 HR: art. 81.1. RO. Ad 2. HR bepaalt dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast (vgl. ECLI:NL:HR:2020:914).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03223
Zitting 22 september 2020
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 1 juli 2019 door het gerechtshof Den Haag wegens 2 subsidiair “opzettelijke uitlokking van poging tot diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, door het verschaffen van inlichtingen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, één en ander zoals vermeld in het arrest.
Namens de verdachte hebben mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt over ‘s hofs bewijsvoering van het bewezenverklaarde.
Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat:
“ [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 09 juli 2017 te [plaats] , ter uitvoering van het door die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, toebehorende aan [slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met elkaar, als volgt hebben gehandeld:
- (terwijl die [slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en
- die [slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en
- op de grond heeft/hebben gegooid en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] meermalen, tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt en
- met een mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welk feit verdachte in de periode van 04 juli 2017 tot en met 09 juli 2017 te [plaats] opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, welke uitlokking hierin heeft bestaan dat verdachte die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft medegedeeld dat die [slachtoffer] in het bezit was van een auto die zij (terug) wilde hebben en vervolgens aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] gegevens van die auto heeft verstrekt en/of met die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] een plan hebben bedacht om die auto terug te halen.”
5. Het middel klaagt - als ik het goed begrijp - dat uit de bewijsvoering van het hof niet blijkt dat ‘niffi” straattaal is voor een mes, terwijl het hof - gelet op een overweging bij de verwerping van een bewijsverweer - dit als redengevende omstandigheid aan de bewezenverklaring ten grondslag heeft gelegd. De bewijsmiddelen en de verwerping van het verweer waarop het middel betrekking heeft, geef ik eerst weer.
6. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (cursief en onderstreept als in origineel):
“1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als de op 9 juli 2017 afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb al een tijdje ruzie met [verdachte] . Zij heeft in het verleden een deel betaald van de auto, die ik nu bezit. Hij staat op mijn naam. Ik heb het bedrag, dat zij had voorgeschoten, aan haar terugbetaald. Ineens begon zij moeilijk te doen. Ik wilde mijn auto niet aan haar geven.
Vandaag zondag 9 juli 2017 omstreeks 00:40 uur liep ik vanuit mijn woning naar mijn auto welke geparkeerd stond aan de [a-straat] . Ik opende mijn auto, ging achter het stuur zitten en ik zag vanuit mijn ooghoek dat er ineens twee jongens aan kwamen rennen. Zij kwamen bij mijn auto staan. Ik kon het portier niet meer dicht doen want zij blokkeerden direct mijn deur. Het waren een donkere jongen met een blauw petje op en een blauw trainingspak, en een iets lichter getinte jongen met een wit shirt. De man met het blauwe petje zal ik dader 1 noemen, en de man met het witte shirt dader 2.
Dader 2 begon te schreeuwen naar mij dat ik mijn autosleutel en andere spullen moest geven aan hem. Zij zagen dat ik mijn spullen wegstopte en ik kreeg toen een klap in mijn gezicht van dader 2. Hij gaf de klap met zijn vuist en deze kwam tegen mijn linkerzijde van mijn gezicht ongeveer op mijn kaak. Dader 1 gooide mij op de grond. Allebei de daders begonnen toen op mij in te slaan . en schoppen. Ik werd overal op mijn lichaam geraakt met name op mijn armen en rug. (...) Mijn waardevolle spullen die ik had weggestopt vielen op de grond. Ik zag dat dader 1 mijn telefoon oppakte en deze in zijn zak stopte. Ik zag dat dader 1 vervolgens een mes pakte. Hij probeerde mij te steken met dat mes. Hij maakte tot twee keer toe een stekende beweging met dat mes richting mijn zij. (...) Ik pakte vervolgens dat mes en toen zag ik dat de jongens wegrenden richting de [A] op de [b-straat] . Ik stapte gelijk in mijn auto en achtervolgde hen zonder dat ze het wisten. (...) Toen de daders werden aangehouden zag ik dat [verdachte] er ook ineens bij stond.
Het mes ligt nog in mijn auto.
Ik heb last van mijn rechterarm en rechterbeen als gevolg van de klappen en schoppen. Mijn rechter broekspijp is kapot ter hoogte van de knie en ik heb een schaafwond op mijn rechterknie. Ik heb aan mijn rechterduim een wondje omdat ik het mes afpakte.
Opmerking verbalisant: Van het bovengenoemde letsel .en de vernieling worden foto's gemaakt en bij deze aangifte gevoegd.
2. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op zondag 9 juli 2017 omstreeks 00:45 uur werden wij verzocht te gaan naar de [b-straat] te [plaats] voor een beroving. (...) Aanrijdend naar de [b-straat] hoorden wij dat de daders richting de [c-straat] liepen. Ook hoorden wij, dat het slachtoffer nog achter de daders aan reed met zijn auto. (...) Omstreeks 00:47 uur kwamen wij ter plaatse aan de [c-straat] ter hoogte van nummer 4. (...)
Wij zagen op dit zelfde moment een voor ons onbekende man gekleed in een wit shirt uit de [B] komen. Deze voor ons onbekende man bleek later genaamd: [betrokkene 2] geboren [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] . Wij zagen een man op [betrokkene 2] aflopen en hoorden hem roepen: "Dat is hem. Hij hoort erbij . (...) Dit bleek later te zijn [slachtoffer] geboren [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] . Wij spraken [betrokkene 2] aan en hebben deze op zondag 9 juli 2017 omstreeks 00:50 uur aangehouden.
3. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 9 juli 2017 waren wij belast met de bikesurveillance binnen de eenheid Rotterdam.
Omstreeks 00:45 uur hoorden wij dat aan de [a-straat] te [plaats] zojuist een beroving zou hebben plaatsgevonden. Wij hoorden dat het slachtoffer achter de twee personen aanreed die hem zojuist hadden beroofd. Wij hoorden dat het zou gaan om twee mannen, waarvan 1 een petje op had en de ander een wit shirt. (...) Wij zijn vervolgens over de [c-straat] gereden en ter hoogte van de verkeerslichten bij de kruising met de [b-straat] zagen wij dat er een man uit een […] stapte. Deze man zei tegen ons dat de man met de pet een van de daders was. (...) Ik zag dat naast deze man enkel nog een vrouw liep. (...) Hierop hebben wij de man aangesproken en naar zijn legitimatiebewijs gevraagd. De man bleek te zijn genaamd:
[betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] . Wij zagen vervolgens dat de vrouw, welke eerder naast [betrokkene 1] liep, in de richting van de man in de […] liep. (...) De vrouw bleek later te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] .
4. Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 10 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL17Q0-2017216942-37. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als de op 10 juli 2017 afgelegde verklaring van [slachtoffer] :
U zegt mij dat op camerabeelden is te zien dat ik op zondag 9 juli eerst nog een gesprek had met de twee mannen voordat ik naar de grond werd gewerkt. U vraagt mij waar dat gesprek over ging. De twee mannen zeiden tegen mij dat ik mijn personenauto moest overschrijven naar [verdachte] .
5. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2017 van de Districtsrecherche Rijnmond-Noord, nr. 2017183339/2017216942. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
In onderzoek RT1R017052 Ceintuur, wordt sinds 30 juni 2017, op bevel van de officier van justitie, het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] afgeluisterd en opgenomen. Mij, verbalisant werd op 10-07-2017 verteld dat [verdachte] op zondag 09-07- 2017 werd aangehouden terzake diefstal met geweld, gepleegd in de nacht van zaterdag 8 juli 2017 op zondag 9 juli 2017. In datzelfde onderzoek zijn tevens twee andere verdachten aangehouden te weten: [betrokkene 2] , geboren [geboortedatum] -1995 en [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] -1995. [verdachte] heeft vanaf 30 juni 2017 diverse malen contact gehad met ene [betrokkene 1] . In die gesprekken komt tevens de naam [betrokkene 3] (fon.) naar voren. In die gesprekken wordt vooral gesproken over hoe [verdachte] haar auto terug kan krijgen, [verdachte] is hier samen met [betrokkene 1] (en [betrokkene 3] ) plannen voor aan het maken. In dit proces-verbaal worden diverse gesprekken weergegeven:
Gesprek 04-07-2017 te 14:49 uur
[verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
[verdachte] : hij is vanavond 7 uur bereikbaar. Dan ga ik kijken of hij nog in is om die guy zeg maar af te persen. (...) Ik wacht tot vanavond, maar beter gaan we gewoon door met ons plan. . (...) Beter gaan we alvast een beginnetje maken, want dit heb geen zin en morgen moet het gewoon gefixed zijn. (...) we moeten nu een plan maken [betrokkene 1] .
Gesprek 05-07-2017 te 13:28 uur
[verdachte] belt uit met nummer van [betrokkene 1] en [betrokkene 4] (fon.) neemt op
NN2441: Yo. Je spreekt met [betrokkene 4] . Ik ben de broertje van [betrokkene 1] . Hij had mij verteld over die dingen wat was gebeurd. (...)
[verdachte] : En die boy wilt niet teruggeven aan mij begrijp je? (...) Hij moet gewoon die auto opkotsen. Kan echt niet wat hij doet.
NN2441: Ja, wat voor waggie had hij van jou.
[verdachte] : […]
NN2441: Ik weet al welke waggie het is. Maar hoe heeft hij van jou gepakt, heeft hij grof van jou gepakt?
[verdachte] : Nee, niet grof. We waren eerst cool enzo. Ik had de auto op zijn naam gezet. Daarna we kregen soort van ruzie. (...)
NN2441: [betrokkene 1] had mij gevraagd om iemand te fixen. (...)
[verdachte] : Maar is echt nodig om gewoon mijn shit terug te krijgen. (...)
NN2441: Maar je moet maar zeggen. Van hoe en wat weet je toch. Ik ben er zo ie zo weet je toch. (...)
[verdachte] : Ja, je belt gewoon. Je maakt gewoon afspraak. (...) Dan kan je makkelijk klemmen. (...)
NN2441:Maar wie denk jij dat wij kunnen sturen. Kan ik daar gaan of niet. Of mij mattie.
NN2441 praat met iemand anders op de achtergrond. Vermoedelijk [betrokkene 1] .
[betrokkene 1] : Ik heb al een guy geregeld. Die afspraak staat. (...)
NN2441: Je moet dus gewoon [betrokkene 1] connecten. We komen samen met die man en we pakken die man gewoon aan. Ja?
[verdachte] : Ja
Gesprek 07-07-2017 te 19:31 uur
[verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
: Ik ga nu effe [betrokkene 3] (fon.) bellen
[verdachte] : voor wat? (...)
[betrokkene 1] : Stel dat die ding nog op zijn naam staat?
[verdachte] : dan moeten we hem ook zien te vinden
Gesprek 07-07-2017 te 19:37 uur
[verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
: wij moeten haar klemmen en zij moet hem connecten dan hebben we hem klaar gijzeling mattie ik word gek nu
[verdachte] : Ja man, hard ik ben in. (...)
[betrokkene 1] is met iemand in gesprek op de achtergrond
[betrokkene 1] : Dat maakt niet uit we moeten hem pakken je weet toch hij is de hoofdprijs
[verdachte] : Pesten, gewoon pesten pesten. Ja hij gaat tanden verliezen hij is sowieso bang, voor mij zelfs. (...) Nu gaat hij ze echt krijgen, nu gaat hij mijn psychische kant zien (...)
[betrokkene 1] : laat staan als wij op visite komen dan is het helemaal klaar
Gesprek 08-07-2017 te 14:10 uur
[verdachte] belt uit met. [betrokkene 1]
: we hebben drie man nodig (...)
[verdachte] : die [betrokkene 5]
[betrokkene 1] : nee andere,.ik laat je weten
[verdachte] : is.goed
Gesprek 08-07-2017 te 17:21 uur
[verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
: Ik ben nu met [betrokkene 3]
NNman: Dus hoe wil jij het aanpakken
[verdachte] :. Ja ik heb al gezegd man, [betrokkene 1] weet het
NNman: Ik moet alleen effe nummer hebben man,
telefoonnummer
[verdachte] : Oke wacht ik ga hem even opslaan en weer naar je sturen ja? (...) Moet ik hem naar [betrokkene 3] sturen?
[betrokkene 1] : is goed (...)
[verdachte] : nee luister, we go there your friend is gonna call her
[betrokkene 1] : ja
[verdachte] : then we go there then we make the appointment she say oke ik kan om huppeldepup tijd [betrokkene 1] : uhu
[verdachte] : Dan zeggen jullie ah ja toch zozo tonight (...)
[verdachte] : dus daarna.zegt ie ja je kan langskomen (...)
[verdachte] : ja toch oke dan zijn de rest om de hoek ofzo en ik
Gesprek 08-07-2017 te 17:43 uur
[verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
: Ja en we zien elkaar daar om tien uur met z'n drietjes
[verdachte] : Maar gaan we alleen met z'n drietjes?
: Ja moet wél. Kleine attackteam. (...) Dan pakken we hem gewoon met z'n drieën.
Gesprek 08-07-2017 te 18:22 uur [verdachte] belt uit met [betrokkene 1]
[verdachte] : Ik wil graag niffi (fon.) meenemen (...)
: Wat voor één?
: Ja je weet toch dat is de laatste noodmiddel die we gaan gebruiken (...)
: Is goed, neem maar je weet toch je kan nog altijd kijken wat we ermee kunnen doen
Gesprek 09-07-2017 te 00:33 uur werd [verdachte] wederom gebeld door nummer [telefoonnummer 2]:
NNman505: [verdachte] , we staan nog voor die auto, maar nog niemand is op komen dagen. (...) Wacht effe ik praat tegen [betrokkene 1] . Ben je bij [A] ?.
[verdachte] : Bij Turkse pizza, gewoon bij zo'n Turkse zaak
Op zondag 09-07-2017 te 00:43 belt [verdachte] het nummer van [betrokkene 1] . De telefoon wordt niet opgenomen, tijdens het bellen roept [verdachte] : "oh shit, oh shit".
6. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-35. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Ik bekeek de camerabeelden van de camera genaamd; NVR ch.2. (...) Om 00:36:25 uur zag ik dat een man naar zijn auto liep en het portier opende van de bestuurderszijde en ik zag dat verdachten 1 en 2 toen op aangever af renden. (...) Ik zag om 00:38:36 uur dat zij ineens in gevecht raakten. Ik zag dat verdachte 1 de aangever vastpakte en dat verdachte 1 de aangever naar de grond werkte. Ik zag dat verdachte 2 de aangever meerdere malen schopte toen deze al op de grond lag. (...) Ik zag dat aangever toen iets opraapte van het trottoir waar het gevecht had plaatsgevonden.
7. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-57. Dit proces-verbaal. houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
Op 10 juli 2017 heb ik, verbalisant, een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt onder nummer 2017216942-35. In dit proces-verbaal heb ik per abuis de namen van de verdachten omgewisseld. Ik herkende verdachte 1 als [betrokkene 2] en verdachte 2 als: [betrokkene 1] .
Dit dient te zijn:
Ik herkende verdachte 1 als [betrokkene 1] en ik herkende verdachte 2 als [betrokkene 2] .
8. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017216942-8. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - :
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 9 juli 2017 vond er een beroving plaats op de [a-straat] te [plaats] . Bij de beroving is gebruik gemaakt van een mes. Het slachtoffer en tevens aangever heeft op enig moment het mes kunnen afpakken van de dader. Het slachtoffer heeft vervolgens het mes in zijn auto gelegd. (...) Ik ben na de aangifte met het slachtoffer meegelopen naar zijn voertuig, een […] . (...) Ik zag een mes met zwart handvat tussen de voorste stoelen in liggen op het middenconsole.”
7. In zijn arrest heeft het hof het verweer inhoudende dat de verklaringen van de aangever niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd omdat hij onbetrouwbaar en tegenstrijdig heeft verklaard, verworpen. Daarbij heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“De aangever heeft in zijn aangifte bij de politie - in grote lijnen - verklaard dat hij op 9 juli 2017 na middernacht, nadat hij het portier van zijn auto had geopend, uit het niets door twee jongens is mishandeld. Hij werd op de grond gegooid en er werd op hem ingeslagen en - geschopt. Een van de jongens zou geprobeerd hebben de aangever te steken met een mes. Dit mes is vervolgens op de grond gevallen en door de aangever opgeraapt en in de auto gelegd.
Deze verklaring van de aangever vinden steun in andere bewijsmiddelen, onder meer de - ook ter terechtzitting in hoger beroep getoonde - camerabeelden die betrekking hebben op het incident. Op die beelden is onder meer te zien dat de aangever bij zijn auto wordt aangesproken door twee personen, die juist daarvoor op hem af kwamen rennen, en dat hij na duwende bewegingen over en weer op de grond belandt en wordt geschopt. Tevens is op de camerabeelden te zien dat de aangever even later iets - mogelijk een mes - van de grond opraapt.
In een afgeluisterd telefoongesprek enkele uren voordat het feit plaatsvond wordt tussen de verdachte en de medeverdachte afgesproken dat bij de uitvoering van hun plan een "niffi", hetgeen straattaal is voor mes, wordt meegenomen”.
8. Uit de bewezenverklaring, zoals ik die hierboven in randnummer 4 heb weergegeven, volgt dat de uitlokking hierin heeft bestaan dat de verdachte aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft medegedeeld dat [slachtoffer] in het bezit was van een auto die zij (terug) wilde hebben en vervolgens aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] gegevens van die auto heeft verstrekt en/of met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] een plan hebben bedacht om die auto terug te halen. Uit een van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, te weten een tapgesprek van 8 juli 2017, omstreeks 18.22 uur, blijkt dat de verdachte bij het uitwerken van dit plan tegenover een medeverdachte heeft aangegeven graag een ‘niffi’ (fonetisch weergegeven) te willen meenemen, waarmee de medeverdachte instemt. Het hof heeft de inhoud van dit tapgesprek als redengevende omstandigheid voor de bewezenverklaring aangemerkt en hieruit bij de verwerping van een verweer van de verdediging de conclusie getrokken dat tussen de verdachte en de medeverdachte is afgesproken dat bij de uitvoering van het plan een mes zou worden meegenomen. Een dergelijke conclusie, die het hof trekt op basis van feiten en omstandigheden die het in de bewijsmiddelen (zoals dit tapgesprek) heeft vastgesteld, kan in cassatie slechts op haar begrijpelijkheid worden getoetst.1.
9. Voor zover met de stellers van het middel wordt aangenomen dat het hof met het in het tapgesprek genoemde “niffi” een mes wordt bedoeld, hetgeen aannemelijk is, dan behoeft deze conclusie geen verdere ondersteuning van een bewijsmiddel omdat het hof deze conclusie kennelijk heeft getrokken op basis van feiten en omstandigheden die het in de bewijsmiddelen heeft vastgesteld. De vraag in cassatie is dan of die conclusie begrijpelijk is. Bij het beantwoorden van deze vraag wijs ik erop dat het hof niet met zoveel woorden heeft overwogen dat “algemeen bekend [is] dat niffie straattaal is voor een mes” zoals de rechtbank in eerste aanleg deed.2.Uit de inhoud van het tapgesprek van 8 juli 2017, omstreeks 18.22 uur, in combinatie met de feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen naar voren komen, heeft het hof kennelijk de conclusie getrokken dat met een ‘niffi’ een mes wordt bedoeld. Dit is niet onbegrijpelijk. Allereerst is volgens de aangever daadwerkelijk een mes gebruikt. Dit wordt ondersteund door camerabeelden waarop is te zien dat de aangever na de geweldpleging iets van de grond opraapt, terwijl vervolgens door de politie op aanwijzing van de aangever in zijn auto een mes op de middenconsole tussen de voorstoelen wordt aangetroffen. Ook valt op dat de verdachte veel woorden gebruikt die uit de Engelse taal afkomstig zijn, terwijl ‘niffi’ lijkt op ‘knife’, zijnde het Engelstalige woord voor mes.
10. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep over het gebruik van het woord “niffi” het volgende heeft verklaard:
“U vraagt mij wat ik bedoel met een ‘niffi'. Ik zeg u dat 'niffi' een codenaam is voor een persoon. Ik zegt niet wie ik daarmee bedoel. 'Niffi' betekent niet mes. Ik geef geen antwoord op de vraag waarom 'niffi' het laatste noodmiddel is.”
Deze verklaring maakt de conclusie van het hof niet onbegrijpelijk. Uit het tapgesprek blijkt dat wordt verwezen naar een voorwerp en niet naar een persoon.3.Bovendien kan uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en de daar overgelegde pleitnota, niet blijken dat het oordeel van de rechtbank, dat “niffi straattaal is voor een mes”, wordt bestreden.
11. Het middel faalt.
12. Het tweede middel klaagt dat het hof bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel heeft bepaald dat bij gebreke van betaling en verhaal twaalf dagen vervangende hechtenis wordt toegepast.
13. Gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, is het middel terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan bepalen dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
14. Het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Het tweede middel slaagt.
15. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het arrest genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat met toepassing van art. 6:4:20 Sv gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 22‑09‑2020
Rb. Rotterdam 18 januari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1709, r.o. 4.3.2. Zie bijvoorbeeld ook Rb. Den Haag in vier vonnissen van 30 april 2015, waaronder ECLI:NL:RBDHA:2015:5155, r.o. 3.2.3: “Op [datum 1] is onder andere gesproken over het volgende: of de verdachte een wapen heeft, of [medeverdachte 2] een niffi (naar de rechtbank begrijpt: een mes) heeft, dat zij wel iets moeten hebben, dat [medeverdachte 3] die kleine gannoe (naar de rechtbank begrijpt: een wapen) heeft en dat zij die kunnen gebruiken”. Zie ook de bewijsvoering in twee vonnissen Rb. Amsterdam van 7 februari 2011, waaronder ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ5988, r.o. 3.1: “NN2 zegt tegen NN1 ‘haal die niffi, haal die niffi’. NN1 gaat vervolgens naar beneden en komt terug met een mes. NN1 geeft dit mes (kaasmes) aan NN2. [slachtoffer] moet vervolgens zijn mouw opstropen en NN2 zet het mes op de rechter bovenarm van [slachtoffer]. NN3 zegt tegen [slachtoffer] dat hij niet mag schreeuwen en dat hij hem anders voor zijn tering schiet en dat dit geen grap is. Vervolgens begint NN2 met het mes in de rechter bovenarm van [slachtoffer] te prikken, te krassen en te snijden. Hij gaat met het mes heen en weer over de arm van [slachtoffer]. Er wordt gezegd ‘ik maak kipsaté van je’.” (voetnoten weggelaten).
Rb. Rotterdam 18 januari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1709, r.o. 4.3.2: “De verdachte heeft gesteld dat met niffi gedoeld wordt op een neef die zij wilde meenemen, maar uit het bewuste telefoongesprek blijkt dat wordt verwezen naar een voorwerp en niet een persoon.”