Rb. Rotterdam, 18-01-2018, nr. 10/691105-17
ECLI:NL:RBROT:2018:1709
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
18-01-2018
- Zaaknummer
10/691105-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:1709, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 18‑01‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Is het met geweld terugnemen van een goed dat aan een van de daders toebehoort, diefstal? Antwoord: ja. Het goed behoort - in de zin van artikel 310 e.v. Sr - toe aan degene die de feitelijke heerschappij over het goed heeft. Het met geweld terugnemen is in strijd met het recht, dus is er sprake is 'wederrechtelijke toeëigening'.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/691105-17
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.F.H. Tamboenan, advocaat te Rotterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2018.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Algemeen
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag:
- -
De verdachte heeft een conflict met [naam slachtoffer] (hierna: de aangever) over de eigendom van een auto. Volgens de verdachte is de auto van haar en slechts tijdelijk op naam van de aangever gezet, omdat zij op het moment van de aankoop nog niet in het bezit was van een rijbewijs. De aangever betwist dat en heeft geweigerd de auto af te staan aan de verdachte. De aangever stelt dat hij de auto van de verdachte heeft overgekocht en dat de auto daarom op zijn naam is gezet.
- -
Op 9 juli 2017 zijn de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] op het moment dat de aangever in de bewuste auto stapte op hem afgelopen. Er ontstond vervolgens een gevecht tussen [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en de aangever. Tijdens dit gevecht heeft iemand een mes getrokken. [naam medeverdachte 1] is vervolgens met de telefoon van de aangever weggerend.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat [naam medeverdachte 1] de telefoon van de aangever heeft gestolen en dat deze diefstal onderdeel uitmaakte van het plan dat de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hadden om de auto van de aangever te krijgen. Minst genomen had de verdachte voorwaardelijk opzet op de diefstal van andere zaken dan de auto.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft in de zaak van [naam medeverdachte 1] geoordeeld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van de aangever. Van opzet bij de verdachte op het verkrijgen van deze telefoon is echter niet gebleken. Het is mogelijk dat de verdachte de telefoon wilde (laten) afnemen van de aangever om hem onder druk te zetten tot afgifte van de auto(sleutels), maar dit vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. De officier van justitie leidt het voorwaardelijk opzet af uit de telefoontaps. Uit de tapgesprekken blijkt echter niet dat het de bedoeling was andere zaken dan de auto terug te halen. Hieruit valt uitsluitend op te maken dat de verdachte de auto(sleutels) van de aangever afhandig wilde maken. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat de diefstal van de telefoon een éénmansactie van [naam medeverdachte 1] is geweest die hem ter plekke werd ingegeven door de omstandigheden. Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3.
Feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft hiertoe ten eerste aangevoerd dat de auto van de verdachte was en dus niet van de aangever. Gelet hierop kan niet worden bewezenverklaard dat de auto aan de aangever toebehoorde. De verdediging heeft voorts betoogd dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van het geweld. Zij had tevoren niet de intentie om de auto met geweld terug te halen en was op het moment dat geweld werd gebruikt door de medeverdachten niet ter plekke.
4.3.2.
Beoordeling
Medeplegen van diefstal met geweld?
Uitgangspunt bij de beoordeling van dit feit is dat op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bewijsbijlage, er sprake was van een poging tot diefstal met geweld.
Vaststaat dat de verdachte niet aanwezig was toen aangever door de twee medeverdachten werd geconfronteerd. De vraag is of zij toch als medepleger ervoor verantwoordelijk kan worden gehouden dat de mededaders met geweld hebben gepoogd om de auto mee te nemen. Medeplegen veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking. Dat impliceert (voorwaardelijk) opzet op (1) het medeplegen en (2) de bestanddelen van het misdrijf waarop de opzet gericht moet zijn. De samenwerking moet intensief zijn en kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid ten tijde van het delict en het zich niet distantiëren ervan. De rechtbank is van oordeel dat er, tegen de achtergrond van deze maatstaf, voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. Uit telefoongesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] blijkt dat het initiatief voor de gebeurtenissen op 9 juli 2017 van de verdachte is uitgegaan. Zij zegt tegen [naam medeverdachte 1] wie aangepakt moet worden, waarom en met welk doel (teruggave van de auto). In een van die gesprekken geeft de verdachte te kennen dat de aangever “tanden” gaat verliezen. In een ander gesprek zegt de verdachte tegen [naam medeverdachte 1] dat zij voor de uitvoering van hun plan een “niffi” wil meenemen. Het is algemeen bekend dat niffi straattaal is voor een mes. De verdachte heeft gesteld dat met niffi gedoeld wordt op een neef die zij wilde meenemen, maar uit het bewuste telefoongesprek blijkt dat wordt verwezen naar een voorwerp en niet een persoon. [naam medeverdachte 1] vraagt “wat voor één” en noemt dit vervolgens het “laatste noodmiddel”. Zij besluiten vervolgens samen [naam medeverdachte 2] erbij te betrekken. De verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] komen zo tot een zeer concreet en praktisch plan dat uiteindelijk uitmondt in een poging diefstal met het gebruik van geweld. De betrokkenheid van de verdachte was bovendien niet beperkt tot het overleg voorafgaand aan de poging. De verdachte is ten tijde van de poging in de nabijheid geweest en onderhield met de medeverdachten telefonisch contact over de voortgang van het plan. Het was bovendien de verdachte die van de beoogde opbrengst – de auto – had moeten profiteren. Deze zou immers terug moeten naar haar. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en haar medeverdachten een zodanige nauwe en bewuste samenwerking bestond dat gesproken kan worden van medeplegen van het afhandig maken van de auto van de aangever met geweld. De rechtbank acht de intellectuele bijdrage van de verdachte aan het plan van zodanig gewicht, dat de omstandigheid dat zij die bewuste avond niet aanwezig was bij de confrontatie met de aangever, niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg staat.
Toebehoren?
De volgende vraag is of het verweer slaagt dat de verdachte rechthebbende was op de auto en dat daarom niet van een diefstal kan worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat er in het dossier sterke aanwijzingen zijn op grond waarvan de verdachte kan menen dat zij civielrechtelijk gezien rechthebbende is op de auto. Anders dan door de verdediging is betoogd houdt dit echter niet in dat de auto haar ook toebehoorde als bedoeld in de delictsomschrijving van diefstal. Het strafrechtelijk begrip ‘toebehoren’ is namelijk niet hetzelfde als het civielrechtelijke begrip eigendom (HR 25 juni 1946, NJ 1946, 503). Waar het strafrechtelijk om gaat is in wiens beschikkingsmacht de auto zich bevond, oftewel, wie de feitelijke heerschappij over de auto had. Uit het arrest HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1786 blijkt dat dat zelfs geldt wanneer een goed zojuist is gestolen. Het geldt dus ook in de situatie waarin de verdachte en de aangever, na uit elkaar te zijn gegaan, ruzie hebben over de auto. De auto behoorde ten tijde van het ten laste gelegde derhalve (in de zin van artikel 310 Sr) toe aan de aangever.
Wederrechtelijke toe-eigening?
Voor zover de raadsman tevens beoogd heeft te betogen dat van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake is bij het terughalen van eigen goederen, overweegt de rechtbank nog als volgt. Toe-eigening door de rechthebbende van een van hem ontnomen zaak kan een strafrechtelijk verwijtbare diefstal opleveren, namelijk als die toe-eigening wederrechtelijk (‘in strijd met het recht’) gebeurt (vergelijk HR 9 februari 1971, NJ 1972). Dat is in dit geval zo. De verdachte heeft met het gebruik van geweld geprobeerd de auto direct dan wel indirect uit de macht van de aangever te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat zij daarmee de grenzen van het maatschappelijk betamelijke ver heeft overschreden en daardoor wederrechtelijk heeft gehandeld.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 9 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken met haar mededaders
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft belet en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft getrokken en (vervolgens) op de grond heeft gegooid en
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt en geschopt of getrapt en
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering straf
7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met haar medeverdachten geprobeerde de auto van de aangever met geweld afhandig te maken. Daartoe aangespoord en gefaciliteerd door de verdachte hebben [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de aangever in het holst van de nacht naar de grond gewerkt en hem vervolgens geslagen en geschopt. [naam medeverdachte 1] heeft daarbij ook nog een mes getrokken, de aangever hiermee bedreigd en hiermee stekende bewegingen gemaakt naar de zij van de aangever. De rechtbank neemt het de verdachte en haar medeverdachten bijzonder kwalijk dat zij hebben gemeend een geschil over de eigendom van een auto te moeten oplossen door het gebruik van geweld. Eigenrichting is binnen de Nederlandse samenleving en rechtsorde onacceptabel. Door haar handelen heeft de verdachte dit verbod van eigenrichting ernstig geschonden. Daarnaast heeft de verdachte met haar actie een grove inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de aangever en omstanders. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog lang onveilig kunnen voelen, hetgeen ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangever. De rechtbank houdt er in de strafmaat rekening dat de verdachte mogelijk de rechthebbende is tot de auto. Dat maakt dat een aanzienlijk lagere straf op zijn plaats is dan bij een ‘gewone’ straatroof het geval zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 oktober 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
In de thuissituatie van de verdachte is sprake geweest van mishandeling. Haar moeder werd mishandeld door haar vader en zij was hier getuige van. De verdachte werd zelf mishandeld door een broer.
De verdachte woont nu zelfstandig. Vanaf 7 oktober zal zij promotiewerk voor een energiebedrijf en voor kranten doen.
Vanwege de psychische problemen die de verdachte zelf ervaart en de indruk die zij wekt, lijkt een psychologische behandeling geïndiceerd.
Geadviseerd wordt, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 953,09 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de post ‘schoenen’.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing, althans de niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De door de benadeelde partij aangevoerde schadeposten ‘reiskosten’ (€ 199,01) en ‘parkeerkosten’ (€ 7,33) zijn niet gemotiveerd weersproken door de verdediging en zullen daarom worden toegewezen.
De schade gevorderd onder de posten ‘Schoenen’ (€ 99,75) en ‘Onherstelbaar beschadigde telefoon’ (€ 219,00) vindt onvoldoende steun in het dossier. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De deelvordering ‘Reparatiekosten Samsung’(€ 428,00) komt evenmin voor (directe) toewijzing in aanmerking, aangezien uit de onderbouwing hiervan niet blijkt dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ook dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 400,-. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering kan voor zover die niet-ontvankelijk is verklaard bij de burgerlijke rechter worden aangebracht indien gewenst.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 606,34, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden , niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling voor haar problematiek en zal zich houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), bestaande uit € 206,34 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 606,34 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
zij op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, en/of die mededader(s),
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) beletten dat die [naam slachtoffer] zijn autoportier kon sluiten en/of
- zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht van die [naam slachtoffer] en/of
- uit de auto trekken van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens) op de grond gooien van die [naam slachtoffer] en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- tonen en/of voorhouden van een mes aan die [naam slachtoffer] en/of maken van stekende bewegingen met dit mes naar/in de richting van die [naam slachtoffer] ;
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 04 juli 2017 tot en met 09 juli 2017 te Rotterdam opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, althans tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 04 juli 2017 tot en met 09 juli 2017 te Rotterdam medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, welke uitlokking, althans (opzettelijke) medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] heeft medegedeeld dat die [naam slachtoffer] in het bezit was van een auto die zij (terug) wilde hebben en/of (vervolgens) aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] gegevens van die auto heeft verstrekt en/of met die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] een plan hebben bedacht om die auto terug te halen/te carjacken;
2.
Primair
zij op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 09 juli 2017 te Rotterdam, ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of verdachte en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2]
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 04 juli 2017 tot en met 09 juli 2017 te Rotterdam opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, althans tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 04 juli 2017 tot en met 09 juli 2017 te Rotterdam medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, welke uitlokking, althans (opzettelijke) medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] heeft medegedeeld dat die [naam slachtoffer] in het bezit was van een auto die zij (terug) wilde hebben en/of (vervolgens) aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] gegevens van die auto heeft verstrekt en/of met die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] een plan hebben bedacht om die auto terug te halen/te carjacken.