HR, 11-04-2017, nr. 16/06317
ECLI:NL:HR:2017:649
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-04-2017
- Zaaknummer
16/06317
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Insolventierecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:649, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑04‑2017; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9442
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Herziening. Feitelijk leiding geven aan eenvoudige bankbreuk bij rechtspersonen. Aanvraag n-o omdat deze in wezen steunt op dezelfde gronden die de HR eerder ongenoegzaam heeft bevonden, t.w. dat op de inbeslaggenomen computers de administratie stond en dat de aanvrager, door de curator te verwijzen naar het pand waar die computers stonden, heeft voldaan aan zijn verplichting om de volledige administratie van die rechtspersonen aan de curator te verstrekken. Eerdere aanvragen: ECLI:NL:HR:2015:1445, ECLI:NL:HR:2015:3717 en ECLI:NL:HR:2016:3471.
Partij(en)
11 april 2017
Strafkamer
nr. S 16/06317 H
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 oktober 2012, nummer 24/002070-09, ingediend door W.R. Jonk, advocaat te Almere, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 juli 2009 - de aanvrager ter zake van "feitelijk leiding geven aan het aan de bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, te wijten zijn, dat de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, waarmee volgens de in artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek administratie is gevoerd, niet in ongeschonden staat worden tevoorschijn gebracht, begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.
2. Eerdere herzieningsaanvragen
De aanvrager heeft eerder herziening gevraagd van voormelde veroordeling. Die aanvragen zijn door de Hoge Raad bij arresten van 2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1445, 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3717 en 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:3471 afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard.
3. De aanvraag tot herziening
De onderhavige aanvraag is gegrond op de als novum aangeduide, in het kader van een voorlopig getuigenverhoor in een civiele zaak op 12 en 20 december 2016 afgelegde, getuigenverklaringen van [betrokkene 1], voorheen opsporingsambtenaar bij de FIOD, en [betrokkene 2], destijds curator in de faillissementen van [A] BV en [B] BV - zijnde de vennootschappen aan welke de aanvrager, als enig bestuurder van Stichting [C] die op haar beurt enig bestuurder van de vennootschappen was, feitelijke leiding gaf - welke verklaringen het Hof niet kon kennen. Volgens de aanvrager blijkt uit die verklaringen dat door de FIOD niet aan de curator is teruggekoppeld dat de administratie mogelijk op de inbeslaggenomen computers stond en dat de curator bij bekendheid hiermee mogelijk geen aangifte had gedaan van het niet overhandigen van de administratie, althans dat het Hof niet tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen "omdat niet buiten redelijke twijfel gesteld kan worden dat verzoeker wel heeft voldaan aan zijn verplichting de administratie van de failliet aan de curator ter beschikking te stellen".
De aanvraag is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1.
Bij voormeld arrest van 22 maart 2016 heeft de Hoge Raad de herzieningsaanvraag op de volgende gronden afgewezen:
"4.2. In een geval als het onderhavige waarin de bestuurder van twee in staat van faillissement verklaarde rechtspersonen - zoals art. 342, aanhef en onder 3°, Sr inscherpt - gehouden was de administratie van die rechtspersonen tevoorschijn te brengen opdat de curator deze op de voet van art. 92 Faillissementswet onder zich zou kunnen nemen, kon de aanvrager niet ermee volstaan de curator met betrekking tot de administratie van de beide failliet verklaarde vennootschappen zonder verdere uitleg te verwijzen naar "het bedrijfsgebouw van [B] BV", terwijl hij zich evenmin bij wege van verontschuldiging kan (blijven) verschuilen achter de wijze waarop de Belastingdienst/FIOD de in dat bedrijfsgebouw inbeslaggenomen computers heeft onderzocht en van dat onderzoek verslag heeft gedaan. De aanvrager miskent dat en dus is de aanvraag kennelijk ongegrond, zodat als volgt moet worden beslist."
4.2.
De onderhavige aanvraag steunt in wezen op dezelfde gronden die de Hoge Raad bij voormeld arrest ongenoegzaam heeft bevonden, te weten dat op de inbeslaggenomen computers de administratie stond en dat de aanvrager, door de curator te verwijzen naar het pand waar die computers stonden, heeft voldaan aan zijn hier bedoelde verplichting. De aanvrager kan dan ook niet in zijn aanvraag worden ontvangen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2017.