Vgl. HR 15 september 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC4312, NJ 1987/359, en HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696, RvdW 2016/186.
HR, 14-06-2022, nr. 20/02160
ECLI:NL:HR:2022:699
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-06-2022
- Zaaknummer
20/02160
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:699, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:554
ECLI:NL:PHR:2022:554, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑04‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:699
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Opzettelijk aanwezig hebben hennep, art. 3.C Opiumwet. Bewijsklachten. 1. Uit bewijsmiddelen kan niet volgen dat hennepplanten zich in machtssfeer verdachte bevonden. 2. Opzet verdachte op aanwezigheid hennepplanten. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/02159 P, 21/02169 (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o) en 21/02170 P (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, betrokkene n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02160
Datum 14 juni 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020, nummer 23-004390-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2022.
Conclusie 19‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Opzettelijk aanwezig hebben hennep. Middel klaagt over de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben. Conclusie strekt tot verwerping van het beroep. Samenhang met 20/02159, 20/02170 (samenhangende peek) en 20/02169 (samenhangende peek).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/02160
Zitting 19 april 2022 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
Inleiding
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 6 juli 2020 de verdachte wegens “het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 20/02159, 20/02170 en 20/02169. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep onvoldoende met redenen is omkleed.
5. Voordat ik tot de bespreking van het middel overga, zal ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het hof weergeven.
Het bestreden arrest
6. Ten laste van de verdachte heeft het hof onder 1 bewezen verklaard dat:
“hij op 23 november 2016 te [plaats] , gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [a-straat 1] ongeveer 674 hennepplanten”.
7. De bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen aanleiding onderzoek met nummer PL1100-2016250522-3 van 11 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 46-47).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Aanleiding onderzoek:
Op 18 september 2016 was een melding binnengekomen terzake een verdachte situatie op het adres [a-straat 1] in [plaats] en in onderzoek genomen. Er was gemeld dat er op het dak van een bedrijfspand een extra schoorsteen was geplaatst. Sinds enige tijd was er ook een zoemend geluid hoorbaar, komende uit het pand. Dagelijks reden voertuigen naar binnen en bleven soms kort en soms langere tijd in het pand. Het betroffen de kentekens [kenteken 1] , [kenteken 2] en [kenteken 3] .
Onderzoek DIK:
Uit onderzoek bleek dat de voertuigen met de kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] op naam staan van:
[verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
[b-straat 1] [plaats]
Het kenteken [kenteken 3] staat op naam van:
[betrokkene 1]
Geboren [geboortedatum] 1983
[c-straat 1] [plaats]
De vorige tenaamgestelde van deze auto was [verdachte]
2. Een proces-verbaal van bevindingen observatie camera met nummer PL1100-2016250522-30 van 27 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 53-54).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Naar aanleiding van een vooronderzoek is gebleken dat er mogelijk sprake was van de aanwezigheid van een hennepplantage op het adres [a-straat 1] te [plaats] , gemeente Haarlemmermeer.
Op verzoek van het onderzoeksteam werd een observatiecamera geplaatst op 15 november 2016 tot en met 23 november 2016, met zicht op de enige toegangsdeur van het bedrijfspand.
Analyse beelden:
- 17-11-2016, 14:00 uur: [betrokkene 2] opent beide sloten op de deur van het pand middels een sleutel. Hij gaat het pand binnen via de loopdeur in de overheaddeur. Hij opent de overheaddeur en rijdt de witte bedrijfsauto, op naam van [verdachte] , naar binnen en sluit de deur.
-17-11-2016, 14:35 uur: [betrokkene 2] opent de overheaddeur en rijdt de bedrijfsauto weer naar buiten. Vervolgens sluit hij de overheaddeur.
- 19-11-2016, 11:11 uur: [betrokkene 2] opent beide sloten op de deur van het pand middels een sleutel. Hij gaat dan het pand binnen via de loopdeur.
- 19-11-2016, 11:43 uur: [betrokkene 2] komt naar buiten met een gevulde vuilniszak in zijn linkerhand. Hij sluit de deur af middels de sleutel op beide sloten.
In de observatieperiode hebben er geen andere personen het pand betreden, met uitzondering van 23 november 2016, toen omstreeks 19:00 uur zowel [betrokkene 2] , als zijn zoon [verdachte] , het pand betreden, weer verlieten en werden aangehouden.
3. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1100-2016250522-1 van 1 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 73-80).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 9 september 2016 stelden wij een onderzoek in naar mogelijke teelt van hennep in een bedrijfspand op het adres [a-straat 1] te [plaats] , gemeente Haarlemmermeer. Ter vaststelling van de identiteit van de onbekende gebruikers van het bedrijfspand, werd een observatiecamera geplaatst.
Op 23 november 2016 te 19.02 uur kregen wij verbalisanten een melding binnen dat de bewegingsmelder werd geactiveerd. Te 19:36 uur werd gezien dat twee mannen het bedrijfspand verlieten. Na aanspreken van deze mannen bleek dat zij roken naar de geur van hennepplanten. De beide mannen werden vervolgens aangehouden terzake overtreding van de Opiumwet.
Verdachten genaamd:
[betrokkene 2] .
[verdachte] .
[betrokkene 2] was in het bezit van de toegangssleutel van het pand. Wij betraden het pand.
Gelijk na binnenkomst in het pand roken wij verbalisanten een lichte hennepgeur. Wij zagen dat in het magazijn een houten pallet stond met daarop een groot aantal zakken teelaarde. Tevens zagen wij een zwaar vervuilde (slakkenhuis) ventilator op de grond liggen.
Op de verdiepingsvloer stond een pallet met daarop een aantal kweekbakken (onderbakken). De bakken waren vervuild met teelaarde.
In eerste instantie was niet zichtbaar waar de kweekruimte was gevestigd in het gebouw. We zagen dat op een gestucte wand, haaks, ijzeren rails waren geschroefd met plankendragers met daarop houten planken. Na onderzoek zagen wij dat twee ijzeren rails en een plank de naden van een verborgen deur afdekten. Wij hebben door kracht uit te oefenen een deur geopend. De deur bleek de toegang te zijn tot de kweekruimte met hennepplanten.
Na het binnentreden zagen wij dat in de ruimte een houten verdiepingsvloer was gebouwd. Wij zagen dat op de begane grond twee ruimtes waren gebouwd en ingericht als kweekruimte met hennepplanten. Via een houten trap was de verdiepingsvloer bereikbaar. We zagen dat deze ruimte was verdeeld in twee ruimtes. Rechts was een ruimte ingericht als kweekruimte. De ruimte links werd gebruikt als opslag van aan hennep gerelateerde goederen en materialen. Wij hebben de ruimtes genummerd van A t/m C.
Wij zagen dat de ruimtes A en B op gelijke wijze waren gebouwd en ingericht als professionele hennepkwekerij. Wij zagen dat de voor de hennepkwekerij ingerichte ruimte door middel van folie, isolatiemateriaal en betimmering, kunstmatig werd afgesloten met betrekking tot licht, lucht en geluid. Wij zagen dat de luchtvoorziening en verversing in de ruimte kunstmatig werd geregeld door middel van een luchtafzuigsysteem met luchtafzuigers, koolstoffiIters en ventilatoren. Wij zagen dat de belichting in de ruimte kunstmatig werd geregeld door middel van assimilatielampen, aangestuurd door een tijdklok.
Na telling stonden er in totaal 674 hennepplanten (333 hennepplanten in ruimte A en 341 hennepplanten in ruimte B).
Wij zagen dat de hennepplanten van water en voeding werden voorzien door middel van een pijpensysteem met sproeiers. Wij zagen dat de bewatering van de hennepplanten niet was geautomatiseerd. Het bewateren van de planten werd handmatig geregeld. Wij zagen dat de hennepplanten groen van kleur waren, zonder kenmerken van verdroging. Wij zagen in de verkleuringen in de teelaarde dat de planten, kennelijk kort voor aantreffen voorzien waren van water. De kweekwijze die werd toegepast houdt in dat hennepplanten enkele malen per week, moeten worden voorzien van water en voeding door het pompsysteem handmatig in werking te zetten om verdroging te voorkomen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen aanvullend met nummer PL1100-2016250522-35 van 6 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van het verzoek, met als onderwerp PL 1100-2016250522 [verdachte] met parketnummer 23-004390-18, alwaar de raadsman van de verdachte het verzoek heeft gedaan om antwoord te geven op een aantal vragen, betrekking hebbende op het proces-verbaal met paginanummer 73 t/m 80, kan ik het volgende verklaren.
Ik heb gezien dat de aarde nat was en donkerder gekleurd was op de plekken waar het irrigatiesysteem gesitueerd was, namelijk in de getimmerde plantenbakken alwaar de hennepplanten zich in bevonden. Er was een duidelijk verschil tussen de natte teelaarde in de bakken en droge aarde in onder andere de plantenpotten waar reeds de verlepte hennepplanten werden aangetroffen. Ik zag dat de aarde in de bakken waarin de hennepplanten stonden, nat was.
Zoals omschreven in het proces-verbaal ‘aantreffen hennepkwekerij’, is de temperatuur tijdens een kweek tussen de 26 en 28 graden Celsius in de kweekruimte. Tevens is er een constante luchtstroom. Gezien voorstaande is de kans op verdroging groot als er niet regelmatig bewaterd wordt. In dit geval was er vlak voor het aantreffen van deze kwekerij bewaterd. Dit was langer dan minuten, daar het irrigatiesysteem reeds opgedroogd was. Het was korter dan dagen, daar de aarde bovenop nog nat was.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016250522-27 van 3 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 68).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Ik hield op 23 november 2016, samen met collega [verbalisant 4] , verdachte [verdachte] aan. Wij roken, tijdens de aanhouding, dat verdachte [verdachte] sterk rook naar de geur afkomstig van hennepplanten.
Ik plaatste, samen met collega [verbalisant 4] , de aangehouden verdachte achter in ons politievoertuig. Wij roken dat de kleding, van verdachte [verdachte] , nog steeds sterk rook naar hennepplanten.
Ik zag dat de kleding van de verdachte in een afgesloten kluis werd gedaan. Ik rook op dat moment dat de kleding van de verdachte nog steeds erg rook naar hennepplanten. Voordat de kleding in de kluis werd gestopt, rook ik dat de kluis nog niet naar hennepplanten rook.
Nadat de kluis was afgesloten, heb ik die laten openen. Ik rook weer een sterke lucht van hennepplanten, afkomstig van de schoenen.
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016250522-36 van 2 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van het verzoek, met als onderwerp PL1100-2016250522 [verdachte] met parketnummer 23-004390-18, alwaar de raadsman van de verdachte het verzoek heeft gedaan om antwoord te geven op een aantal vragen, betrekking hebbende op het proces-verbaal met paginanummer 69 (het hof begrijpt: paginanummer 68), kan ik het volgende verklaren.
Ik kan mij herinneren dat het flexteam via de meldkamer assistentie vroeg bij een bedrijfspand in [plaats] op de [a-straat 1] . Op dat moment was ik samen met collega [verbalisant 3] .
Zowel ik, verbalisant, als mijn collega [verbalisant 3] roken de hennepgeur bij onze aangehouden verdachte [verdachte] . Dit hebben wij samen, nadat de verdachte in het cellencomplex is afgezet, in de auto besproken.
Wij roken een sterke hennepgeur tijdens de aanhouding bij het aanbrengen van de transportboeien. Tevens rook ik in ons dienstvoertuig nog steeds een weeïge geur welke ik ambtshalve herken als zijnde hennepgeur. Deze lucht zat voor de aanhouding van de verdachte nog niet in ons dienstvoertuig. Het was een geur die in het algemeen van zijn kleding afkomstig was.”
8. Het hof heeft in het bestreden arrest het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 674 hennepplanten en overweegt daartoe als volgt. Op 23 november 2016 werd een in werking zijnde, professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen in een bedrijfsruimte. Op die dag is waargenomen dat de verdachte samen met zijn vader, medeverdachte [betrokkene 2] , in het pand aanwezig is geweest. Zij zijn vervolgens aangehouden toen zij het terrein van het pand afliepen. De verbalisanten hebben bij de aanhouding waargenomen dat de kleding en de schoenen van de verdachte en de medeverdachte [betrokkene 2] sterk roken naar hennep, terwijl in het pand buiten de aldaar aanwezige afgesloten en verborgen kweekruimte slechts een lichte hennepgeur hing. Het hof heeft daarbij geen aanleiding te twijfelen aan deze bevindingen van de verbalisanten, gelet op de kennis en ervaring van de verbalisanten met dergelijke feiten, en het feit dat deze waarnemingen door meerdere verbalisanten zijn gedaan. Het hof leidt hieruit dan ook af dat de verdachte in de kweekruimte is geweest.”
9. Daarnaast heeft het hof in de aanvulling op het verkort arrest nog de volgende aanvullende bewijsoverweging opgenomen:
“In aanvulling op de motivering in het verkort arrest van 6 juli 2020 overweegt het hof als volgt met betrekking tot het bewezenverklaarde opzet.
Tijdens de periode van observatie (in september 2016 en van 15 november tot 23 november 2016) is gebleken dat geen andere personen het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] hebben betreden dan de verdachte, de medeverdachte [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . Mede in aanmerking genomen hetgeen het hof heeft overwogen ten aanzien van de aanwezigheid van de verdachte in de kweekruimte op 23 november 2016, is het hof van oordeel dat de hennepplanten zich op die datum in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij wetenschap had van deze hennepplanten. Daarbij weegt het hof mee dat de hennepkwekerij zich achter een deur bevond die niet goed zichtbaar was en voor de verbalisanten niet eenvoudig toegankelijk. Dat anderen de beschikking hadden over de aangetroffen hennepkwekerij, acht het hof gelet op het voorgaande niet aannemelijk. In dat geval zou het bovendien te verwachten zijn geweest dat andere personen in die periode van observatie bij het pand zouden zijn gezien. Bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad op 23 november 2016.”
Het middel
10. Het middel behelst de klacht dat het onder 1 bewezen verklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. In het bijzonder kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat de verdachte opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de betrokken hennepplanten.
11. In de toelichting betoogt de steller van het middel dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene wist van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand, waartoe blijkens de bewijsmiddelen ook zijn vader en een derde toegang hadden, onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de vader van de verdachte in het bezit was van de sleutel van het pand. Verder kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat ook de vader van de verdachte rook naar de geur van hennep, terwijl er bij zijn aanhouding aarderesten onder zijn nagels zaten. De beschikking over deze sleutel markeert de machtssfeer van de vader van de verdachte ten opzichte van de verdachte, aldus de steller van het middel.
Beoordelingskader
12. Vooropgesteld moet worden dat voor de vraag of een verdachte opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad moet kunnen worden vastgesteld dat de planten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden1.en dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van die planten, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de hennepplanten toebehoorden.2.Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid.3.Uit de hoedanigheid van eigenaar of huurder van een pand volgt reeds enige zeggenschap over de daarin aanwezig zijnde hennepplanten.4.
De voorliggende zaak
13. In deze zaak heeft het hof vastgesteld (i) dat de verdachte in het pand aanwezig is geweest op de dag dat de hennepkwekerij werd aangetroffen en (ii) dat verbalisanten bij de aanhouding van de verdachte hebben waargenomen dat de kleding en schoenen van de verdachte sterk naar hennep roken. Daaruit heeft het hof afgeleid dat de verdachte in de kweekruimte is geweest. Het daarin besloten liggende oordeel van het hof dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van hennepplanten in het pand, acht ik niet onbegrijpelijk.
14. Ten aanzien van de machtssfeer heeft het hof overwogen dat de hennepkwekerij zich achter een deur bevond die niet goed zichtbaar was en voor de verbalisanten niet eenvoudig toegankelijk was. Dat anderen de beschikking hadden over de aangetroffen hennepkwekerij (anders dan de personen die tijdens de periode van de observatie het pand hebben betreden, te weten de verdachte, zijn vader en [betrokkene 1] ) heeft het hof dan ook niet aannemelijk geacht. Op basis daarvan, mede in aanmerking genomen dat de verdachte in de kweekruimte is geweest, heeft het hof evenmin onbegrijpelijk geoordeeld dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden.5.Daaraan doet niet af dat de vader van de verdachte over de sleutel van het pand beschikte en hij de verdachte de toegang tot het pand heeft verschaft, nu de verdachte samen met zijn vader in het pand aanwezig is geweest en zij blijkens de vaststellingen van het hof beiden in de kweekruimte zijn geweest. Daarmee bevonden de hennepplanten zich feitelijk (ook) onder het bereik van de verdachte.
15. Het middel faalt.
Slotsom
16. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
17. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
18. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑04‑2022
Zie HR 28 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8903, NJ 1985/822 m.nt. Th. W. van Veen. Zie tevens HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR: 2021:1945.
Zie: HR 23 september 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC6985, NJ 1981/15; HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR: 2021:1945.
Vgl. N. Seijlhouwer-de Visser, ‘De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar of huurder van een henneppand’, NTS 2020/109, nr. 5, p. 355.
Anders dan in de onderhavige zaak had het hof in de door de steller van het middel aangehaalde zaken (HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1545, en HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:202:760), waarin het ging om hennepplanten die in een door de verdachte gehuurd pand, respectievelijk in een pand waar de verdachte als bewoner stond ingeschreven, waren aangetroffen, de juistheid van een door de verdachte gevoerd verweer dat hij niet over de hennep kon beschikken dan wel van de aanwezigheid van die hennepkwekerij geen wetenschap had in het midden gelaten. Daarvan is in deze zaak geen sprake.