Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/X.6.5
X.6.5 Overige vormen van persoonlijke zekerheid: diverse bedingen
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS354047:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie in het kader van subrogatie op grond van art. 1437 (1) BW (oud): HR 30 november 1945, NJ 1946, 64 (Van der Waard/Verzicht). Vgl. ook: Asser/ Hartkamp & Sieburgh 6-II* 2009, nr. 258.
Zie nr. 968, alsmede Biemans 2011, nr. 243 en Pitlo/Cahen 2002, nr. 127.
Zie Rb. Amsterdam 7 december 2005, JOR 2006/160, m.nt. Spinath, waarin werd geoordeeld dat een ‘net-worth’ verklaring een nevenrecht is.
Zie voor een beknopt overzicht: Wessels 1996b, p. 102 e.v.
Indien voor de opeisbaarheid van de vordering vereist is dat de vordering eerst door de schuldeiser door middel van een verklaring aan de schuldenaar opeisbaar wordt gemaakt, dan is dit wilsrecht – i.e. het recht om de vordering opeisbaar te maken – zonder meer als een nevenecht aan te merken dat toekomt aan de cessionaris.
992. Bedingen die strekken ter versterking van de vordering op de schuldenaar. In een oude uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat rechten en bevoegdheden die naar de bedoeling van de schuldenaar en de schuldeiser tot de vordering behoren als nevenrechten kunnen worden aangemerkt. Dit arrest heeft ook nog betekenis voor het huidige recht. Volgens de Hoge Raad zijn onder de nevenrechten mede te begrijpen de rechten die krachtens een beding aan de vordering zijn verbonden teneinde de nakoming van de vordering te verzekeren. Op deze grond kon als een nevenrecht worden aangemerkt het beding in een hypotheekakte waarbij het de hypotheekgever op straffe van een boete was verboden om het verbonden registergoed zonder toestemming van de schuldeiser te vervreemden.1
Aangenomen mag worden dat hetzelfde geldt voor andere bedingen die ertoe strekken de vordering van de schuldeiser te versterken. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: positieve en negatieve pand- en hypotheekverklaringen,2 pari passu clausules, rechten uit een achterstellingsovereenkomst en onder omstandigheden – mits er sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting – ‘net worth’-verklaringen en patronaatsverklaringen (‘letters of comfort’).3
Verder kan worden gedacht aan allerhande ‘covenants’ in geldleningen die de schuldenaar (de leningnemer) beperken in zijn zakelijke en financiële verkeer en die de schuldeiser mogelijk zelfs enige zeggenschap verschaffen over de bedrijfsvoering van de schuldenaar.4 Deze covenants kunnen onder andere betrekking hebben op het aanhouden door de leningnemer van bepaalde financiële ratio’s (‘debt-to-equity’, ‘interest coverage ratio’ e.d.). Schending van een van de hier genoemde bedingen zal meestal een ‘event of default’ opleveren en de leninggever de bevoegdheid geven de lening vervroegd op te eisen. Ook in het geval de genoemde bedingen niet als nevenrechten zouden kunnen worden aangemerkt, kan de cessionaris er indirect toch een beroep op doen, aangezien hij in geval van schending van een van de bedingen de vordering kan opeisen. De opeisingsgronden van een lening (events of default) behoren immers tot de inhoud van de vordering tot terugbetaling van het krediet.5 Aangenomen mag worden dat de bedingen niet hun rechtskracht verliezen als gevolg van de cessie van de vordering tot terugbetaling van het krediet.
In al de genoemde gevallen is het overigens mogelijk dat het gaat om persoonlijke rechten van de oorspronkelijke schuldeiser waarop alleen door hem een beroep kan worden gedaan. Of dit het geval is, zal aan de hand van uitleg moeten worden vastgesteld.