Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
25-11-2020, Stb. 2020, 496 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken: 35494)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2020, Stb. 2020, 497 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Met bezoldiging als bedoeld in artikel 1, eerste tot en met vijfde lid, uitkeringen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, vergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen en eindejaarsuitkeringen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan worden verrekend hetgeen de betrokken functionaris of zijn nagelaten betrekkingen zelf als zodanig aan de Staat verschuldigd is of zijn.
2.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 9, eerste lid.
3.
Verrekening als bedoeld in het eerste lid is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging, ambtsjubileumgratificaties, vakantie-uitkeringen of eindejaarsuitkeringen geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.