Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 10-07-2021
- Redactionele toelichting
In het Staatsblad is het te wijzigen artikel niet genoemd.
- Bronpublicatie:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Inwerkingtreding
10-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2021, Stb. 2021, 328 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken: 35548)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
De vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen ontvangen een eindejaarsuitkering van 8,3 procent van de bezoldiging en een vakantie-uitkering van 8 procent van de bezoldiging.
2.
Indien voor de ambtenaren die op grond van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een eenmalige uitkering is overeengekomen, ontvangen de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen deze op gelijke voet.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:
- a.
de voorzieningen die aan de in het eerste lid genoemde functionarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;
- b.
een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de in het eerste lid genoemde functionarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.
4.
In de in het derde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in deze algemene maatregel van bestuur opgenomen bedragen bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd op een in deze algemene maatregel van bestuur aangegeven wijze.
5.
Onder de in het derde lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen, vervoer en, voor zover het de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen betreft, een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg.
6.
De vice-president van de Raad van State, de president van de algemene Rekenkamer, de leden van de Raad van State en de staatsraden en de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer ontvangen een ambtsjubileumgratificatie op de voet van de regeling die hieromtrent geldt voor het personeel werkzaam bij de Sector Rijk.