Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/1896 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2019
- Bronpublicatie:
13-11-2019, PbEU 2019, L 295 (uitgifte: 14-11-2019, regelingnummer: 2019/1896)
- Inwerkingtreding
04-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2019, PbEU 2019, L 295 (uitgifte: 14-11-2019, regelingnummer: 2019/1896)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
EU-recht / Instituties
Douane (V)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b) en d), en artikel 79, lid 2, onder c),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het beleid van de Unie op het gebied van het beheer van de buitengrenzen is gericht op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een Europees geïntegreerd grensbeheer op nationaal en Unieniveau, hetgeen een noodzakelijk uitvloeisel is van het vrije verkeer van personen in de Unie en een wezenlijk onderdeel is van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Europees geïntegreerd grensbeheer is een kernvoorwaarde voor beter migratiebeheer. Doel is de overschrijding van de buitengrenzen efficiënt te beheren en uitdagingen op het gebied van migratie en mogelijke toekomstige dreigingen aan die grenzen aan te pakken, om op die manier bij te dragen aan de bestrijding van zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie en te zorgen voor een hoog niveau van interne veiligheid in de Unie. Tegelijkertijd is het nodig op te treden met volledige eerbiediging van de grondrechten en op een manier die het vrije verkeer van personen in de Unie vrijwaart.
- (2)
Het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (4). Nadat het op 1 mei 2005 met zijn werkzaamheden is begonnen, heeft het de lidstaten met succes bijgestaan bij de uitvoering van de operationele aspecten van het beheer van de buitengrenzen door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, risicoanalyses, het uitwisselen van informatie, het onderhouden van de betrekkingen met derde landen en de terugkeer van terugkeerders.
- (3)
Wat voorheen het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie was, heet nu het Europees Grens- en kustwachtagentschap (‘het Agentschap’), doorgaans aangeduid als Frontex, en heeft nu een uitgebreider takenpakket, waarbij alle activiteiten en procedures volledig worden voortgezet. Als belangrijkste rol moet het Agentschap een technische en operationele strategie vaststellen als onderdeel van de uitvoering van de cyclus voor het meerjarig strategisch beleid inzake het Europees geïntegreerd grensbeheer, toezien op de effectieve werking van het grenstoezicht aan de buitengrenzen, risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen uitvoeren, intensievere technische en operationele bijstand verlenen aan lidstaten en derde landen door middel van gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies, toezien op de praktische uitvoering van maatregelen in een situatie aan de buitengrenzen die dringend optreden vereist, technische en operationele bijstand verlenen ter ondersteuning van opsporings- en reddingsoperaties voor personen in nood op zee en terugkeeroperaties en terugkeerinterventies organiseren, coördineren en uitvoeren.
- (4)
Sinds het begin van de migratiecrisis in 2015 heeft de Commissie belangrijke initiatieven genomen en een reeks maatregelen voorgesteld om de buitengrenzen beter te beschermen en de normale werking van het Schengengebied te herstellen. In december 2015 werd een voorstel ingediend om het mandaat van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen aanzienlijk te versterken en in 2016 is hierover snel onderhandeld. De daaruit voortvloeiende Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (5) is op 6 oktober 2016 in werking getreden.
- (5)
Op het gebied van toezicht aan de buitengrenzen, terugkeer, de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit, en asiel moet het kader van de Unie echter nog verder worden verbeterd. Daarom, en om de huidige en toekomstige operationele inspanningen verder te onderbouwen, dringt een hervorming van de Europese grens- en kustwacht zich op in de vorm van een krachtiger mandaat voor het Agentschap, en door het met name te voorzien van de nodige capaciteit in de vorm van een permanent korps van de Europese grens- en kustwacht (het ‘permanente korps’). Dat permanente korps moet geleidelijk maar snel de strategische streefcapaciteit van 10 000 operationele personeelsleden bereiken, als vastgelegd in bijlage I, met uitvoerende bevoegdheden, indien van toepassing, om de lidstaten ter plaatse doeltreffend te ondersteunen bij hun inspanningen om de buitengrenzen te beschermen, om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en om de effectieve en duurzame terugkeer van irreguliere migranten aanzienlijk op te voeren. Een dergelijke capaciteit van 10 000 operationele personeelsleden is de maximaal beschikbare capaciteit die vereist is om te beantwoorden aan bestaande en toekomstige operationele behoeften voor grenzen en terugkeeroperaties in de Unie en derde landen, met inbegrip van capaciteit op het gebied van snelle reactie om toekomstige crises het hoofd te bieden.
- (6)
De Commissie moet een evaluatie uitvoeren ten aanzien van de totale grootte en de samenstelling van het permanente korps, inclusief de omvang van afzonderlijke bijdragen aan het permanente korps die zijn geleverd door de lidstaten, alsmede de opleiding, de deskundigheid en de vakbekwaamheid ervan. Uiterlijk in maart 2024 moet de Commissie indien nodig passende voorstellen indienen tot wijziging van de bijlagen I, II, III en IV. Als de Commissie geen voorstel indient, moet zij de reden daarvoor opgeven.
- (7)
De tenuitvoerlegging van deze verordening, in het bijzonder de oprichting van het permanente korps, moet, ook na de evaluatie van het permanente korps door de Commissie, onderworpen zijn aan het meerjarig financieel kader.
- (8)
De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 28 juni 2018 opgeroepen om de ondersteunende rol van het Agentschap, ook wat betreft de samenwerking ervan met derde landen, verder te versterken, met meer middelen en een ruimer mandaat, teneinde te zorgen voor een doeltreffend toezicht op de buitengrenzen en de daadwerkelijke terugkeer van irreguliere migranten aanzienlijk op te voeren.
- (9)
Het is noodzakelijk om efficiënt toezicht te houden op de overschrijding van de buitengrenzen, de uitdagingen en mogelijke toekomstige dreigingen op het gebied van migratie aan de buitengrenzen aan te pakken, een hoog niveau van interne veiligheid binnen de Unie te verzekeren, de werking van het Schengengebied te vrijwaren en het overkoepelende beginsel van solidariteit te eerbiedigen. Dit optreden en deze doelstellingen moeten gepaard gaan met proactief migratiebeheer, inclusief de nodige maatregelen in derde landen. Daartoe is het noodzakelijk de Europese grens- en kustwacht te consolideren en het mandaat van het Agentschap verder uit te breiden.
- (10)
Bij de tenuitvoerlegging van het Europees geïntegreerd grensbeheer moet de samenhang met andere beleidsdoelstellingen worden gewaarborgd.
- (11)
Het Europees geïntegreerd grensbeheer gaat uit van het op vier niveaus gebaseerde toegangscontrolemodel en omvat maatregelen in derde landen, onder andere in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid, alsook maatregelen met naburige derde landen, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen zelf, risicoanalyse en maatregelen binnen het Schengengebied en op het gebied van terugkeer.
- (12)
Het Europees geïntegreerd grensbeheer moet worden uitgevoerd als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Agentschap en de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze operaties ter bewaking van de zeegrenzen en andere taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, alsook de nationale autoriteiten die belast zijn met terugkeer. Hoewel de lidstaten de eerste verantwoordelijkheid behouden voor het beheer van hun buitengrenzen in hun belang en in het belang van alle lidstaten, en ze verantwoordelijk zijn voor de uitvaardiging van terugkeerbesluiten, dient het Agentschap de toepassing van Uniemaatregelen met betrekking tot het beheer van de buitengrenzen en terugkeer te ondersteunen door het optreden van de lidstaten die deze maatregelen uitvoeren, te versterken, te beoordelen en te coördineren. De activiteiten van het Agentschap moeten de inspanningen van de lidstaten aanvullen.
- (13)
Om het Europees geïntegreerd grensbeheer en het terugkeerbeleid van de Unie doeltreffender te maken, moet een Europese grens- en kustwacht worden opgericht. Hieraan moeten de noodzakelijke financiële, personele en materiële middelen worden toegewezen. De Europese grens- en kustwacht moet worden gevormd door het Agentschap, de nationale autoriteiten die met het grensbeheer zijn belast, inclusief de kustwachten voor zover deze taken op het gebied van grenstoezicht uitvoeren, en de nationale autoriteiten die belast zijn met terugkeer. Als zodanig berust het op het gemeenschappelijke gebruik van informatie, capaciteiten en systemen op nationaal niveau en de respons van het Agentschap op Unieniveau.
- (14)
Het Europees geïntegreerd grensbeheer laat de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de lidstaten op het gebied van douane, in het bijzonder wat betreft toezicht, risicobeheer en uitwisseling van informatie, onverlet.
- (15)
De ontwikkeling van het beleid en het recht inzake toezicht op de buitengrenzen en inzake terugkeer, met inbegrip van de ontwikkeling van een meerjarig strategisch beleid inzake het Europees geïntegreerd grensbeheer, blijft de verantwoordelijkheid van de instellingen van de Unie. Nauwe samenwerking tussen het Agentschap en die instellingen dient te worden gewaarborgd.
- (16)
Een cyclus voor meerjarig strategisch beleid moet ervoor zorgen dat Europees geïntegreerd grensbeheer door de Europese grens- en kustwacht doeltreffend wordt uitgevoerd. De meerjarige cyclus moet een geïntegreerd, uniform en continu proces instellen, dat voorziet in strategische richtsnoeren voor alle relevante actoren op Unie- en nationaal niveau die actief zijn op het gebied van grensbeheer en terugkeer, zodat deze actoren in staat zijn het Europees geïntegreerd grensbeheer op coherente wijze uit te voeren. In de meerjarige cyclus moet ook aandacht worden besteed aan alle relevante interacties van de Europese grens- en kustwacht met de Commissie en andere instellingen, organen en instanties van de Unie, en aan samenwerking met andere relevante partners, zoals derde landen en derden, in voorkomend geval.
- (17)
Voor het Europees geïntegreerd grensbeheer hebben de lidstaten en het Agentschap geïntegreerde planning nodig voor grens- en terugkeeroperaties, om te reageren op uitdagingen aan de buitengrenzen, voor noodplannen en om de ontwikkeling van het vermogen op lange termijn te coördineren, zowel wat aanwerving als wat opleiding betreft, als wat betreft de aanschaf en ontwikkeling van uitrusting.
- (18)
Het Agentschap moet technische normen ontwikkelen voor uitwisseling van informatie als bepaald in deze verordening. Bovendien moeten, met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (6), gemeenschappelijke minimumnormen voor de bewaking van de buitengrenzen worden ontwikkeld. In dit verband moet het Agentschap kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke minimumnormen met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de lidstaten en de Commissie. Deze gemeenschappelijke minimumnormen moeten worden ontwikkeld met inachtneming van het soort grenzen, de door het Agentschap aan ieder buitengrenssegment toegekende impactniveaus en andere factoren zoals geografische bijzonderheden. Bij de ontwikkeling van deze gemeenschappelijke minimumnormen moet rekening worden gehouden met mogelijke beperkingen die voortvloeien uit het nationale recht.
- (19)
De technische normen voor informatiesystemen en softwaretoepassingen moeten worden afgestemd op de normen die het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) gebruikt voor andere IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.
- (20)
De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten noch aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het daarbij behorende protocol tot bestrijding van migrantensmokkel over land, over zee en door de lucht, het Verdrag van 1951 betreffende de status van vluchtelingen, het Protocol daarbij van 1967, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de status van staatlozen en andere toepasselijke internationale instrumenten.
- (21)
De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7). Operaties op zee moeten zodanig worden uitgevoerd dat de veiligheid van de onderschepte of geredde personen, van de eenheden die deelnemen aan de operatie op zee in kwestie en van derden wordt gewaarborgd.
- (22)
Het Agentschap moet zijn taken uitoefenen in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en de vrijwaring van de binnenlandse veiligheid.
- (23)
Het Agentschap moet zijn taken uitvoeren onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten ten aanzien van defensie.
- (24)
De uitgebreide taken en bevoegdheden van het Agentschap moeten hand in hand gaan met versterkte waarborgen inzake de grondrechten, een sterkere verantwoordingsplicht en aansprakelijkheid, met name met betrekking tot de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden door het statutair personeel.
- (25)
Het Agentschap steunt voor de doeltreffende uitvoering van zijn taken op de medewerking van de lidstaten. Het is in dat verband van belang dat het Agentschap en de lidstaten te goeder trouw optreden en tijdig de juiste informatie uitwisselen. Geen enkele lidstaat is gehouden informatie te verstrekken waarvan de verspreiding naar zijn mening strijdig zou zijn met de wezenlijke belangen van zijn veiligheid.
- (26)
De lidstaten moeten ook, in hun eigen belang en in dat van de andere lidstaten, relevante gegevens aanleveren die nodig zijn voor de activiteiten van het Agentschap, onder meer ten behoeve van situationeel bewustzijn, risicoanalyse, kwetsbaarheidsbeoordelingen en geïntegreerde planning. Tevens moeten zij ervoor zorgen dat deze gegevens nauwkeurig en actueel zijn en op rechtmatige wijze zijn verkregen en ingevoerd. Indien deze gegevens persoonsgegevens bevatten, moet het Unierecht inzake gegevensbescherming volledig worden toegepast.
- (27)
Het communicatienetwerk dat op grond deze verordening wordt opgezet, moet gebaseerd zijn op en een vervanging vormen voor het Eurosur-communicatienetwerk dat is ontwikkeld in het kader van Verordening (EU) nr. 1502/2013[lees: 1052/2013] van het Europees Parlement en de Raad (8). Het communicatienetwerk dat op grond deze verordening wordt opgezet, moet worden gebruikt voor alle beveiligde informatie-uitwisseling binnen de Europese grens- en kustwacht. Het accreditatieniveau van het communicatienetwerk moet worden verhoogd tot het rubriceringsniveau UE CONFIDENTIEL/EU CONFIDENTIAL, teneinde de informatieborging tussen de lidstaten en met het Agentschap te verbeteren.
- (28)
Eurosur is nodig voor de Europese grens- en kustwacht om een kader te kunnen verschaffen voor de uitwisseling van informatie en de operationele samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten onderling en met het Agentschap. Eurosur voorziet nationale autoriteiten en het Agentschap van de infrastructuur en de instrumenten die nodig zijn voor de verbetering van hun situationeel bewustzijn en de versterking van hun reactievermogen aan de buitengrenzen teneinde illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen, te voorkomen en te bestrijden, om zo bij te dragen tot het redden van de levens van migranten en het borgen van hun bescherming.
- (29)
De lidstaten zetten nationale coördinatiecentra op om de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen lidstaten en met het Agentschap betreffende grensbewaking en de uitvoering van grenscontroles te verbeteren. Voor de goede werking van Eurosur is het essentieel dat alle nationale autoriteiten die krachtens het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de bewaking van de buitengrenzen, onderling samenwerken via nationale coördinatiecentra.
- (30)
De rol van het nationale coördinatiecentrum om te coördineren en informatie uit te wisselen tussen alle autoriteiten die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor toezicht op de buitengrenzen, doet geen afbreuk aan de op nationaal niveau vastgestelde bevoegdheid betreffende de planning en uitvoering van grenstoezicht.
- (31)
Deze verordening mag de lidstaten niet verhinderen om hun nationale coördinatiecentra ook te belasten met de coördinatie van de informatie-uitwisseling en met de samenwerking met betrekking tot andere onderdelen van Europees geïntegreerd grensbeheer.
- (32)
Voorwaarden voor de goede werking van het Europees geïntegreerd grensbeheer zijn dat de informatie die tussen de lidstaten en het Agentschap wordt uitgewisseld, van goede kwaliteit is en dat de betreffende informatie tijdig wordt uitgewisseld. Deze kwaliteit moet, voortbouwend op het succes van Eurosur, worden gewaarborgd door middel van standaardisering, de automatisering van de informatie-uitwisseling via netwerken en systemen, informatieborging en kwaliteitscontrole van de verstrekte gegevens en informatie.
- (33)
Het Agentschap dient de nodige steun te verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van Eurosur, met inbegrip van de interoperabiliteit van systemen, met name door de instelling, instandhouding en coördinatie van Eurosur.
- (34)
Eurosur moet een volledig situatiebeeld geven, niet alleen van de buitengrenzen maar ook van het Schengengebied en het gebied vóór de grens. Het systeem moet betrekking hebben op de bewaking van de land-, zee- en luchtgrenzen, maar ook op grenscontroles. Het creëren van situationeel bewustzijn binnen het Schengengebied mag in geen geval leiden tot operationele activiteiten van het Agentschap aan de binnengrenzen van de lidstaten.
- (35)
De bewaking van de luchtgrenzen moet deel uitmaken van het grensbeheer, aangezien zowel commerciële als particuliere vluchten en op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen worden gebruikt voor illegale activiteiten in verband met immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit. De bewaking van de luchtgrenzen is gericht op het opsporen en volgen van dergelijke verdachte vluchten die de buitengrenzen overschrijden of voornemens zijn deze te overschrijden, alsook op het maken van een aanverwante risicoanalyse, teneinde reactievermogens van de bevoegde autoriteiten van de Unie en de lidstaten in gang te zetten. Met het oog hierop moet onderlinge samenwerking tussen agentschappen op Unieniveau worden aangemoedigd tussen het Agentschap, de netwerkbeheerder van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer (European Air Traffic Management Network — EATMN) en het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Indien van toepassing, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om informatie over verdachte externe vluchten te ontvangen en dienovereenkomstig op te treden. Het Agentschap moet onderzoeks- en innovatieactiviteiten op dit gebied monitoren en ondersteunen.
- (36)
Het melden van gevallen in verband met niet-toegestane secundaire bewegingen in Eurosur zal bijdragen tot de monitoring van migratiestromen naar de Unie en binnen de Unie door het Agentschap met het oog op risicoanalyse en situationeel bewustzijn. De uitvoeringshandeling die de bijzonderheden met betrekking tot de informatielagen van de situatiebeelden en de regels voor het opstellen van specifieke situatiebeelden vastlegt, moet het soort verslaglegging dat het beste aan de doelstelling beantwoordt, nader bepalen.
- (37)
De door het Agentschap geleverde Fusion Services van Eurosur moeten zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke inzet van bewakingsinstrumenten en de samenwerking tussen de verschillende instanties op Unieniveau, met inbegrip van de levering van Copernicus-beveiligingsdiensten. De Fusion Services van Eurosur moeten de lidstaten en het Agentschap met betrekking tot Europees geïntegreerd grensbeheer informatiediensten met toegevoegde waarde bieden. De Fusion Services van Eurosur moeten worden uitgebreid om de grenscontroles, de bewaking van de luchtgrenzen en het toezicht op migratiestromen te ondersteunen.
- (38)
Het gebruik van kleine en niet-zeewaardige vaartuigen heeft geleid tot een sterke stijging van het aantal migranten dat aan de zuidelijke maritieme buitengrenzen verdrinkt. Eurosur dient het operationele en technische vermogen van het agentschap en de lidstaten tot opsporing van dergelijke kleine vaartuigen alsmede het reactievermogen van de lidstaten te verbeteren, met het doel aldus het verlies aan mensenlevens onder migranten en vluchtelingen te helpen beperken, onder meer in het kader van opsporings- en reddingsacties.
- (39)
In deze verordening wordt onderkend dat migratieroutes ook worden gebruikt door personen die internationale bescherming behoeven.
- (40)
Het Agentschap dient op basis van een gemeenschappelijk geïntegreerd risicoanalysemodel algemene en op maat gemaakte risicoanalyses te verrichten, die door het Agentschap zelf en door de lidstaten moeten worden toegepast. Het Agentschap dient, mede op basis van door de lidstaten verstrekte informatie, passende informatie te verstrekken over alle aspecten die voor het Europese geïntegreerde grensbeheer relevant zijn, in het bijzonder grenstoezicht, terugkeer, het fenomeen van niet -toegestane secundaire verplaatsingen van onderdanen van derde landen binnen de Unie in termen van trends, aantallen en routes, preventie van grensoverschrijdende criminaliteit inclusief het faciliteren van onrechtmatige grensoverschrijdingen, mensenhandel, terrorisme en dreigingen van hybride aard, alsmede de situatie in betrokken derde landen, zodat passende maatregelen kunnen worden getroffen en geconstateerde dreigingen en risico's kunnen worden aangepakt, met als doel de verbetering van het geïntegreerde beheer van de buitengrenzen.
- (41)
Gezien zijn activiteiten aan de buitengrenzen moet het Agentschap, waar het passend is dat het optreedt en indien het dankzij zijn activiteiten relevante informatie heeft verkregen, bijdragen aan het voorkomen en opsporen van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals het smokkelen van migranten, mensenhandel en terrorisme. Het Agentschap moet zijn activiteiten coördineren met Europol dat het agentschap is dat verantwoordelijk is voor het ondersteunen en versterken van de acties en de samenwerking van de lidstaten bij de preventie en bestrijding van zware criminaliteit waar twee of meer lidstaten door worden getroffen. De grensoverschrijdende dimensie is kenmerkend voor misdrijven die rechtstreeks verband houden met het zonder toestemming overschrijden van buitengrenzen, waaronder mensenhandel en het smokkelen van migranten. In overeenstemming met Richtlijn 2002/90/EG van de Raad (9) kunnen de lidstaten besluiten geen sancties op te leggen wanneer dit gedrag tot doel heeft humanitaire bijstand te verlenen aan migranten.
- (42)
In een geest van gedeelde verantwoordelijkheid moet de rol van het Agentschap zijn het beheer van de buitengrenzen regelmatig te monitoren, met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten bij de grensbeheer- en terugkeeractiviteiten van het Agentschap. Het Agentschap dient te zorgen voor correcte en doeltreffende monitoring, niet alleen door middel van situationeel bewustzijn en risicoanalyse, maar ook door de aanwezigheid van eigen deskundigen in de lidstaten. Het Agentschap moet derhalve in lidstaten voor bepaalde tijd verbindingsfunctionarissen kunnen inzetten, die aan de uitvoerend directeur verslag uitbrengen. Het verslag van de verbindingsfunctionarissen moet deel uitmaken van de kwetsbaarheidsbeoordeling.
- (43)
Het Agentschap dient een kwetsbaarheidsbeoordeling te verrichten op basis van objectieve criteria, in het kader waarvan het Agentschap het vermogen en de paraatheid van de lidstaten beoordeelt om het hoofd te bieden aan uitdagingen aan hun buitengrenzen en een bijdrage te leveren aan het permanente korps en de pool van technische uitrusting. Deze kwetsbaarheidsbeoordeling moet een beoordeling bevatten van hun uitrusting, infrastructuur, personeel, begroting en financiële middelen en hun noodplannen om eventuele crises aan de buitengrenzen aan te pakken. De lidstaten dienen maatregelen te nemen om door die beoordeling aan het licht gebrachte tekortkomingen te corrigeren. De uitvoerend directeur dient te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen en dient deze aan de betrokken lidstaat aan te bevelen. De uitvoerend directeur moet ook bepalen binnen welke termijn die maatregelen moeten worden genomen en nauwlettend toezicht houden op de tijdige uitvoering ervan. Wanneer de nodige maatregelen niet binnen de gestelde termijn worden getroffen, dient de zaak te worden voorgelegd aan de raad van bestuur die er nader over moet beslissen.
- (44)
Als de tijdige en nauwgezette informatie die noodzakelijk is om een kwetsbaarheidsbeoordeling te verrichten, niet aan het Agentschap wordt verstrekt, moet het Agentschap dit feit in aanmerking kunnen nemen bij de kwetsbaarheidsbeoordeling, tenzij deze informatie om naar behoren gemotiveerde redenen wordt achtergehouden.
- (45)
De kwetsbaarheidsbeoordeling en het bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (10) ingestelde Schengenevaluatiemechanisme zijn twee complementaire mechanismen om de kwaliteitscontrole door de Unie van de goede werking van het Schengengebied te garanderen en om te zorgen voor permanente paraatheid op het niveau van zowel de Unie als de lidstaten om in te spelen op uitdagingen aan de buitengrenzen. Hoewel het Schengenevaluatiemechanisme de primaire methode is om de tenuitvoerlegging en de handhaving van het Unierecht in de lidstaten te beoordelen, moet er worden gezorgd voor een maximale synergie tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het Schengenevaluatiemechanisme zodat een verbeterd situatiebeeld van de werking van het Schengengebied kan worden opgesteld, er zo veel mogelijk wordt vermeden dat de lidstaten dubbel werk verrichten, en er wordt gezorgd voor het beter gecoördineerd gebruik van de relevante financieringsinstrumenten van de Unie ter ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen. Daartoe dient geregeld informatie te worden uitgewisseld tussen het Agentschap en de Commissie over de resultaten van beide mechanismen.
- (46)
Aangezien de lidstaten grenssegmenten vaststellen waaraan het Agentschap impactniveaus toekent, en aangezien het reactievermogen van de lidstaten en het Agentschap aan die impactniveaus moet worden gekoppeld, moet een vierde impactniveau — het impactniveau ‘kritiek’ — worden ingesteld om tijdelijk te worden toegekend aan een buitengrenssegment, wanneer het Schengengebied in gevaar is en het Agentschap moet ingrijpen.
- (47)
Indien aan een maritiem grenssegment een impactniveau ‘hoog’ of ‘kritiek’ wordt toegekend vanwege een toename van illegale immigratie, moeten de betrokken lidstaten rekening houden met deze toename bij de planning en uitvoering van opsporings- en reddingsacties, aangezien een dergelijke situatie zou kunnen leiden tot een toename van de verzoeken om bijstand voor personen in nood op zee.
- (48)
Het Agentschap dient passende technische en operationele bijstand aan de lidstaten te organiseren ter versterking van hun vermogen om te voldoen aan hun verplichtingen ten aanzien van het toezicht op de buitengrenzen en om het hoofd te bieden aan problemen aan de buitengrenzen die het gevolg zijn van een toegenomen aantal aankomsten van irreguliere migranten of grensoverschrijdende criminaliteit. Dergelijke bijstand moet de bevoegdheid van de betrokken nationale autoriteiten om strafrechtelijke onderzoeken te initiëren, onverlet laten. In dat verband moet het Agentschap, ofwel op eigen initiatief en met instemming van de betrokken lidstaat ofwel op verzoek van die lidstaat, gezamenlijke operaties voor een of meer lidstaten organiseren en coördineren, grensbeheerteams, ondersteuningsteams voor migratiebeheer en terugkeerteams (gezamenlijk ‘teams’ genoemd) vanuit het permanente korps inzetten en in de noodzakelijke technische uitrusting voorzien.
- (49)
Wanneer er aan de buitengrenzen sprake is van specifieke en onevenredig grote uitdagingen, moet het Agentschap, ofwel op eigen initiatief en met instemming van de betrokken lidstaat ofwel op verzoek van die lidstaat, snelle grensinterventies organiseren en coördineren, en teams van het permanente korps inzetten met de noodzakelijke technische uitrusting, onder meer uit de pool van uitrusting voor snelle reactie. De pool van uitrusting voor snelle reactie moet een beperkte hoeveelheid uitrustingsartikelen omvatten die nodig zijn voor eventuele snelle grensinterventies. Snelle grensinterventies moeten voor een beperkte duur voor versterking zorgen bij situaties waarin een onmiddellijke respons vereist is en zo'n interventie doeltreffend is. Om ervoor te zorgen dat dergelijke interventie doeltreffend is, moeten de lidstaten personeel dat zij detacheren bij het Agentschap, dat zij ter beschikking stellen van het Agentschap om voor een korte tijd te worden ingezet en dat zij inzetten met het oog op de snel inzetbare reserve, ter beschikking stellen voor de vorming van relevante teams, alsook de nodige technische uitrusting aanleveren. Wanneer personeelsleden die worden ingezet om technische uitrusting van een lidstaat te bedienen, afkomstig zijn van die lidstaat, moeten zij worden meegeteld als deel van de bijdrage van die lidstaat aan het permanente korps. Het Agentschap en de betrokken lidstaat moeten overeenstemming bereiken over een operationeel plan.
- (50)
Wanneer een lidstaat in welbepaalde zones aan zijn buitengrenzen wordt geconfronteerd met specifieke en onevenredig grote uitdagingen op het gebied van migratie als gevolg van een sterke, gemengde instroom van migranten, moeten de lidstaten in de hotspotgebieden kunnen rekenen op een grotere technische en operationele versterking. Deze versterking moet door ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden worden verstrekt. Deze teams moeten bestaan uit operationeel personeel van het permanente korps en deskundigen van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office — EASO), Europol en, in voorkomend geval, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, andere organen en instanties van de Unie, en de lidstaten. De Commissie moet zorgen voor de nodige coördinatie bij de beoordeling van de door de lidstaten aangegeven behoeften. Het Agentschap moet de Commissie steunen bij de coördinatie tussen de verschillende agentschappen op het terrein. De Commissie stelt, in samenwerking met de lidstaat van ontvangst en relevante agentschappen van de Unie, de voorwaarden vast voor de samenwerking in hotspotgebieden. De Commissie moet zorgen voor samenwerking tussen de betrokken agentschappen binnen hun respectievelijke mandaat en verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de activiteiten van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer.
- (51)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat autoriteiten die wellicht verzoeken om internationale bescherming zullen ontvangen, zoals politie, grenswachters, immigratiediensten en personeel van inrichtingen voor bewaring, over de juiste informatie beschikken. Zij moeten ook ervoor zorgen dat het personeel van dergelijke autoriteiten de voor hun taken en verantwoordelijkheden passende opleiding ontvangen, alsook instructies om verzoekers te informeren over waar en hoe een verzoek om internationale bescherming kan worden ingediend en instructies met betrekking tot hoe mensen in een kwetsbare situatie kunnen worden doorverwezen naar de juiste verwijzingsmechanismen.
- (52)
In haar conclusies van 28 juni 2018 heeft de Europese Raad herhaald dat het belangrijk is om een totaalaanpak van migratie te hanteren en dat migratie niet alleen een uitdaging is voor individuele lidstaten maar ook voor Europa als geheel. In dit verband heeft de Europese Raad benadrukt dat het belangrijk is dat de Unie volledige ondersteuning biedt voor een ordelijk beheer van migratiestromen.
- (53)
Het Agentschap en het EASO moeten nauw samenwerken om migratieproblemen die worden gekenmerkt door een sterke, gemengde instroom van migranten, met name aan buitengrenzen, doeltreffend aan te pakken. Het Agentschap en het EASO moeten met name hun activiteiten coördineren en de lidstaten ondersteunen bij het vergemakkelijken van de procedure voor het verlenen of intrekken van internationale bescherming en de terugkeerprocedure voor onderdanen van derde landen wier verzoeken om internationale bescherming zijn afgewezen. Het Agentschap en het EASO moeten ook samenwerken bij andere gemeenschappelijke operationele activiteiten, zoals gezamenlijke risicoanalyses, het verzamelen van statistische gegevens, opleidingen, en ondersteuning van lidstaten met betrekking tot het opstellen van noodplannen.
- (54)
De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren zijn verantwoordelijk voor een breed spectrum van werkzaamheden, die onder meer kunnen bestaan uit veiligheid, beveiliging, opsporing en redding, grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene rechtshandhaving en milieubescherming op maritiem gebied. Het Agentschap, het Europees Bureau voor visserijcontrole (European Fisheries Control Agency — EFCA) en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (European Maritime Safety Agency — EMSA) moeten daarom zowel hun onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren teneinde de maritieme situatiekennis te versterken en samenhangende en kosteneffectieve maatregelen te ondersteunen. De synergieën tussen de verschillende actoren op het gebied van maritieme zaken dienen aan te sluiten bij strategieën voor Europees geïntegreerd grensbeheer en maritieme veiligheid.
- (55)
In hotspotgebieden moeten de lidstaten samenwerken met de betrokken agentschappen van de Unie, die binnen hun respectieve mandaten en bevoegdheden onder de coördinatie van de Commissie moeten handelen. De Commissie moet er, in samenwerking met de betrokken agentschappen van de Unie, voor zorgen dat de activiteiten in hotspotgebieden in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht en de grondrechten.
- (56)
Indien de resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordeling of de risicoanalyse dit rechtvaardigen, of indien aan één of meer grenssegmenten tijdelijk een impactniveau ‘kritiek’ is toegekend, moet de uitvoerend directeur van het Agentschap aan de betrokken lidstaat een aanbeveling doen om gezamenlijke operaties of snelle grensinterventies te starten en uit te voeren.
- (57)
Wanneer toezicht op de buitengrenzen zodanig onwerkzaam wordt dat het functioneren van het Schengengebied in het gedrang dreigt te komen, ofwel omdat een lidstaat nalaat de nodige maatregelen te treffen overeenkomstig een kwetsbaarheidsbeoordeling ofwel omdat een lidstaat die met specifieke en onevenredig grote uitdagingen aan de buitengrenzen wordt geconfronteerd, het Agentschap niet om voldoende steun heeft verzocht of niet voldoende gebruik maakt van deze steun, dient op Unieniveau een uniforme, snelle en doeltreffende respons te worden gegeven. Om deze risico's terug te dringen en met het oog op betere coördinatie op Unieniveau dient de Commissie aan de Raad een besluit voor te stellen met de maatregelen die het Agentschap moet treffen, dat de verplichting omvat voor de betrokken lidstaat om bij de uitvoering van die maatregelen zijn medewerking te verlenen aan het Agentschap. De uitvoeringsbevoegdheid om een dergelijk besluit vast te stellen moet worden toegekend aan de Raad omwille van de politiek gevoelige aard van de te beslissen maatregelen, waarbij wellicht aan nationale uitvoerings- en handhavingsbevoegdheden wordt geraakt. Het Agentschap dient dan te bepalen welke actie moet worden ondernomen voor de praktische tenuitvoerlegging van de maatregelen in het besluit van de Raad. Het Agentschap moet samen met de betrokken lidstaat een operationeel plan opstellen. De betrokken lidstaat moet de uitvoering van het besluit van de Raad en van het operationeel plan bevorderen door onder meer zijn in deze verordening bepaalde verplichtingen ten uitvoer te leggen. Wanneer een lidstaat binnen 30 dagen niet voldoet aan dit besluit van de Raad en niet met het Agentschap samenwerkt om de in dit besluit vervatte maatregelen uit te voeren, moet de Commissie de specifieke procedure voorzien in artikel 29 van Verordening (EU) 2016/399 kunnen inleiden om het hoofd te bieden aan uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van de ruimte zonder toezicht op de binnengrenzen in gevaar komt.
- (58)
Het permanente korps bestaat uit vier categorieën van operationeel personeel, namelijk statutair personeel, personeel dat door de lidstaten voor lange tijd bij het Agentschap is gedetacheerd, personeelsleden die door de lidstaten ter beschikking worden gesteld om voor korte tijd te worden ingezet en personeelsleden die deel uitmaken van de snel inzetbare reserve voor snelle grensinterventies. Het operationele personeel bestaat uit grenswachters, begeleiders voor terugkeer, deskundigen inzake terugkeer en andere relevante personeelsleden. Het permanente korps moet worden ingezet in het kader van teams. Het werkelijke aantal operationele personeelsleden die zijn ingezet vanuit het permanente korps moet afhankelijk zijn van de operationele behoeften.
- (59)
Als teamleden ingezette operationele personeelsleden moeten over alle nodige bevoegdheden beschikken voor de uitvoering van taken op het gebied van grenstoezicht en terugkeer, inclusief taken waarvoor uitvoerende bevoegdheden vereist zijn en die in de relevante nationale wetgeving of in deze verordening zijn vastgesteld. Wanneer statutair personeel uitvoerende bevoegdheden uitoefent, moet het Agentschap aansprakelijk zijn voor eventuele veroorzaakte schade.
- (60)
De lidstaten moeten bijdragen aan het permanente korps overeenkomstig bijlage II voor langdurende detacheringen en bijlage III voor inzet voor korte tijd. De afzonderlijke bijdragen van de lidstaten moeten worden vastgesteld op basis van de verdeelsleutel die is overeengekomen tijdens de onderhandelingen in 2016 inzake Verordening (EU) 2016/1624 met het oog op de snel inzetbare pool en die is opgenomen in bijlage I bij die verordening. Die verdeelsleutel moet evenredig worden aangepast aan de grootte van het permanente korps. Deze bijdragen moeten ook op evenredige wijze worden bepaald voor de met de Schengenruimte geassocieerde landen.
- (61)
Bij de selectie van de personeelsaantallen en -profielen die in het besluit van de raad van bestuur moeten worden vermeld, dient de uitvoerend directeur de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid toe te passen, met name met betrekking tot de nationale capaciteiten van de lidstaten.
- (62)
Het precieze tijdschema voor inzet voor korte tijd van het permanente korps en voor het beschikbaar maken van technische uitrusting waarvoor medefinanciering is verstrekt in het kader van de specifieke acties van het Fonds voor interne veiligheid of om het even welke andere specifieke financiering van de Unie, moet worden overeengekomen tussen iedere lidstaat en het Agentschap door middel van bilaterale onderhandelingen, waarbij rekening wordt gehouden met capaciteit en evenredigheid. Wanneer hij om nationale bijdragen aan het permanente korps verzoekt, dient de uitvoerend directeur als algemene regel de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling van lidstaten toe te passen, om situaties te voorkomen waarin de uitvoering van nationale taken in een lidstaat in het gedrang zou komen als gevolg van het verzoek om de jaarlijkse bijdragen van die lidstaat gedurende één specifieke periode van vier maanden in te zetten. Dergelijke regelingen moeten de mogelijkheid omvatten voor lidstaten om te voldoen aan hun verplichtingen ten aanzien van de perioden van inzet gedurende niet-opeenvolgende perioden. Wat de inzet voor korte tijd bij het permanente korps betreft, moeten de lidstaten hun verplichtingen inzake inzet voor korte tijd op een cumulatieve manier kunnen vervullen, door meer personeelsleden gedurende kortere perioden te detacheren of door de individuele personeelsleden voor een periode langer dan vier maanden te detacheren overeenkomstig de in jaarlijkse bilaterale onderhandelingen overeengekomen planning.
- (63)
Onverminderd de tijdige vaststelling van het operationeel plan ten aanzien van operaties op zee, moet het Agentschap de deelnemende lidstaten in een zo vroeg mogelijk stadium specifieke informatie verstrekken betreffende de relevante rechtsbevoegdheid en het toepasselijke recht, in het bijzonder inzake de prerogatieven van de commandanten van schepen en vliegtuigen, de voorwaarden voor het gebruik van geweld en het opleggen van restrictieve of vrijheidsbenemende maatregelen.
- (64)
De langetermijnontwikkeling van de personele middelen om de bijdragen van de lidstaten aan het permanente korps veilig te stellen, moet worden ondersteund door een systeem voor financiële ondersteuning. Daartoe moet het Agentschap worden gemachtigd om de lidstaten subsidies toe te kennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen in de vorm van ‘financiering die niet gekoppeld is aan kosten’ onder voorbehoud van het vervullen van de voorwaarden van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11). De financiële steun moet de lidstaten in staat stellen extra personeel in dienst te nemen en op te leiden zodat ze over de nodige flexibiliteit beschikken om hun verplichte bijdrage aan het permanente korps te kunnen leveren. Het stelsel voor financiële steun moet rekening houden met voldoende tijd voor aanwerving en opleiding en moet derhalve op de n+2-regel zijn gebaseerd. In het specifieke financieringssysteem moet het goed evenwicht worden gevonden tussen de risico's van onregelmatigheden en fraude enerzijds en de kosten van controle anderzijds. Deze verordening bevat de essentiële voorwaarden voor de verlening van financiële steun, namelijk de werving en opleiding van het passende aantal grenswachters en andere specialisten dat overeenkomt met het aantal ambtenaren dat voor lange termijn bij het Agentschap wordt gedetacheerd of met het aantal ambtenaren dat gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van minstens vier maanden daadwerkelijk wordt ingezet bij de operationele activiteiten van het Agentschap, of pro rata wordt toegekend op basis van het aantal ambtenaren dat gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van minder dan vier maanden bij die activiteiten wordt ingezet. Gezien het gebrek aan relevante en vergelijkbare gegevens over de werkelijke kosten in de lidstaten, zou de ontwikkeling van een op kosten gebaseerde financieringsregeling al te complex zijn, terwijl er behoefte is aan een eenvoudige, snelle, efficiënte en doeltreffende financieringsregeling. Om het bedrag van deze financiering aan verschillende lidstaten vast te stellen, is het aangewezen om uit te gaan van het jaarsalaris van een arbeidscontractant in functiegroep III, rang 8, stap 1, van de instellingen van de Unie, waarop per lidstaat een correctiecoëfficiënt wordt toegepast in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en in de geest van gelijke behandeling. Bij de uitvoering van dergelijke financiële steun moeten het Agentschap en de lidstaten ervoor zorgen dat de beginselen van medefinanciering en geen dubbele financiering in acht worden genomen.
- (65)
Om de mogelijke belasting voor de nationale diensten in verband met de aanwerving van statutaire personeelsleden voor het permanente korps te beperken, moeten de desbetreffende diensten van de lidstaten worden ondersteund bij het opleiden van nieuwe personeelsleden die de vertrekkende personeelsleden vervangen.
- (66)
Met het oog op de inzet van het permanente korps op het grondgebied van derde landen, moet het Agentschap de capaciteiten voor zijn eigen commando- en controlestructuren ontwikkelen, alsook procedures om de civiele en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de teamleden te garanderen.
- (67)
Om ervoor te zorgen dat het permanente korps doeltreffend kan worden ingezet vanaf 1 januari 2021, moeten zo spoedig mogelijk bepaalde besluiten en uitvoerende maatregelen worden genomen. Daarom moet het Agentschap, samen met de lidstaten en de Commissie, zich bezighouden met de voorbereiding van dergelijke uitvoeringsmaatregelen en besluiten die door de raad van bestuur moeten worden goedgekeurd. Een dergelijk voorbereidend proces moet onder meer de aanwerving door het Agentschap en de lidstaten als bedoeld in deze verordening omvatten.
- (68)
Met het oog op de continuïteit van de door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten, moet echter alle inzet, ook vanuit de snel inzetbare pool, die uiterlijk 31 december 2020 gedaan moet worden, worden gepland en uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1624 en de jaarlijkse bilaterale onderhandelingen die in 2019 zijn gevoerd. De relevante bepalingen van die verordening mogen daarom pas met ingang van 1 januari 2021 worden ingetrokken.
- (69)
Het personeel van het Agentschap moet bestaan uit personeel dat de aan het Agentschap toevertrouwde taken uitvoert, hetzij op de zetel, hetzij als onderdeel van het permanente korps. De statutaire personeelsleden van het permanente korps moeten in de eerste plaats worden ingezet als teamleden. Het moet mogelijk zijn om een beperkt en duidelijk afgebakend deel van het statutaire personeel aan te werven om ondersteunende taken uit te voeren voor de oprichting van het permanente korps, met name op de zetel.
- (70)
Om de aanhoudende tekorten in de vrijwillig bijeengebrachte technische uitrusting van de lidstaten te verhelpen, met name wat betreft groot materieel, moet het Agentschap over de nodige eigen uitrusting beschikken, die zal worden ingezet voor gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies of andere operationele activiteiten. Dat materieel moet worden goedgekeurd door de lidstaten aangezien het aan overheidsdiensten toebehoort. Hoewel het voor het Agentschap sinds 2011 wettelijk mogelijk is om eigen technische uitrusting aan te schaffen of te leasen, was deze mogelijkheid aanzienlijk beperkt wegens het gebrek aan budgettaire middelen.
- (71)
Om de ambities waar te maken die aan de oprichting van het permanente korps ten grondslag liggen, heeft de Commissie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2021–2027 een aanzienlijk bedrag uitgetrokken dat het Agentschap in staat moet stellen om met het oog op de operationele behoeften het nodige lucht-, zee- en landmaterieel te verwerven, te onderhouden en in te zetten. Hoewel de verwerving van het nodige materieel, en met name het grote materieel, een werk van lange adem kan zijn, zou uiteindelijk bij operaties in de eerste plaats de eigen uitrusting van het Agentschap moeten worden ingezet, aangevuld met bijdragen van de lidstaten waarop in uitzonderlijke omstandigheden beroep zou worden gedaan. De uitrusting van het Agentschap moet hoofdzakelijk worden bediend door de technici van het Agentschap die deel uitmaken van het permanente korps. Om ervoor te zorgen dat de voorgestelde financiële middelen doeltreffend worden gebruikt, moet de verwerving van het nodige materieel plaatsvinden op basis van een meerjarenstrategie die zo snel mogelijk door de raad van bestuur wordt vastgesteld. Het is noodzakelijk de duurzaamheid van het Agentschap te waarborgen in toekomstige meerjarige financiële kaders en het alomvattend Europees geïntegreerd grensbeheer te handhaven.
- (72)
Het Agentschap en de lidstaten moeten bij de toepassing van deze verordening optimaal gebruikmaken van de capaciteit die voorhanden is op het gebied van personele middelen en technische uitrusting, zowel op Unieniveau als op nationaal niveau.
- (73)
De ontwikkeling op lange termijn van nieuwe capaciteiten binnen de Europese grens- en kustwacht moet worden gecoördineerd tussen de lidstaten en het Agentschap, in overeenstemming met de cyclus voor meerjarig strategisch beleid voor Europees geïntegreerd grensbeheer en rekening houdend met het feit dat bepaalde processen veel tijd kosten. Het gaat dan onder meer over de aanwerving en opleiding van nieuwe grenswachters, die tijdens hun loopbaan zowel in de lidstaten als in het permanente korps werkzaam kunnen zijn, de aankoop, het onderhoud en de verwijdering van uitrusting, waarbij naar mogelijke interoperabiliteit en schaalvoordelen moet worden gekeken, en de ontwikkeling van nieuwe uitrusting en aanverwante technologieën, onder meer door onderzoek.
- (74)
In het kader van de competentieroutekaart moeten de capaciteitenontwikkelingsplannen van de lidstaten en de meerjarenplanning van de middelen van het Agentschap op één lijn worden gebracht om de investeringen op lange termijn te optimaliseren zodat de buitengrenzen zo goed mogelijk worden beschermd.
- (75)
Rekening houdend met het ruimere mandaat van het Agentschap, de oprichting van het permanente korps en de sterkere mate waarin dit actief is aan de buitengrenzen en op het gebied van terugkeer, moet het Agentschap de mogelijkheid hebben om voor de duur van zijn belangrijke operationele activiteiten steunpunten op te zetten op locaties in de nabijheid van deze activiteiten; deze steunpunten zouden als interface tussen het Agentschap en de ontvangende lidstaat kunnen fungeren, met coördinerende, logistieke en ondersteunende taken kunnen worden belast, en de samenwerking tussen het Agentschap en de ontvangende lidstaat kunnen vergemakkelijken.
- (76)
Gezien samenwerking tussen agentschappen onderdeel vormt van het Europees geïntegreerd grensbeheer, moet het Agentschap nauw samenwerken met alle relevante organen en instanties van de Unie, met name Europol en het EASO. Dergelijke samenwerking moet plaatsvinden op het niveau van hoofdkantoren, in operationele gebieden en, indien van toepassing, op het niveau van steunpunten.
- (77)
Het Agentschap en de lidstaten, en met name hun opleidingscentra, moeten nauw samenwerken bij het opleiden van het permanente korps, waarbij moet worden gewaarborgd dat de opleidingsprogramma's geharmoniseerd zijn en gemeenschappelijke waarden als vastgelegd in de Verdragen bevorderen. Het Agentschap moet, na goedkeuring door de raad van bestuur, een opleidingscentrum van het Agentschap kunnen opzetten dat de opname van een gemeenschappelijke Europese cultuur in de aangeboden opleiding verder zal faciliteren.
- (78)
Het Agentschap moet een gemeenschappelijke basisinhoud voor opleiding en adequate opleidingsinstrumenten voor grensbeheer en terugkeer verder ontwikkelen, inclusief specifieke opleidingen met betrekking tot de bescherming van kwetsbare personen, onder wie kinderen. Het moet eveneens aanvullende opleidingen en studiebijeenkomsten aanbieden in verband met geïntegreerde grensbeheertaken, onder meer voor personeelsleden van de bevoegde nationale diensten. Het Agentschap moet de leden van het permanente korps specifieke opleidingen bieden die zijn toegesneden op hun taken en bevoegdheden. Het moet onder meer gaan om opleidingen betreffende relevant Unie- en internationaal recht, alsook betreffende grondrechten. Het Agentschap moet in samenwerking met de lidstaten en derde landen opleidingsactiviteiten kunnen organiseren op hun grondgebied.
- (79)
De terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang, verblijf of vestiging in de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), is een essentieel onderdeel van de alomvattende inspanningen ter bestrijding van illegale immigratie en een belangrijke kwestie van zwaarwegend algemeen belang.
- (80)
Het Agentschap moet de bijstand aan lidstaten inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen intensiveren, met inachtneming van het terugkeerbeleid van de Unie en overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG. Met name moet het Agentschap de terugkeeroperaties van een of meer lidstaten organiseren en coördineren en terugkeerinterventies organiseren en uitvoeren ter versterking van de terugkeerstelsels van lidstaten die aanvullende technische en operationele bijstand nodig hebben om te voldoen aan hun verplichting uit hoofde van die richtlijn om onderdanen van derde landen terug te zenden.
- (81)
Het Agentschap moet, met volledige eerbiediging van de grondrechten en onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor het uitvaardigen van terugkeerbesluiten, de lidstaten technische en operationele bijstand verlenen in het terugkeerproces, onder meer bij de identificatie van onderdanen van derde landen en andere activiteiten van de lidstaten voorafgaand aan of in verband met terugkeer. Voorts dient het Agentschap de lidstaten bij te staan bij het verkrijgen van reisdocumenten voor terugkeerders, in samenwerking met de autoriteiten van de desbetreffende derde landen.
- (82)
Het Agentschap moet, mits hiervoor toestemming is verkregen van de betrokken lidstaat, het Europees Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa toelaten bezoeken af te leggen waar het Agentschap terugkeeroperaties uitvoert, binnen het kader van het toezichtmechanisme dat de leden van de Raad van Europa hebben opgericht in het kader van het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
- (83)
De bijstand aan lidstaten bij het uitvoeren van terugkeerprocedures omvat de verstrekking van praktische informatie over derde landen van terugkeer die relevant is voor de uitvoering van deze verordening, zoals het verstrekken van contactgegevens of andere logistieke inlichtingen die nodig zijn voor een goed en waardig verloop van terugkeeroperaties. De bijstand moet ook het exploiteren en onderhouden van een platform omvatten voor de uitwisseling van gegevens en informatie die het Agentschap nodig heeft om overeenkomstig deze verordening technische en operationele bijstand te verlenen. Dat platform moet een infrastructuur voor communicatie hebben die geautomatiseerde doorgifte van statistische gegevens door de terugkeerbeheersystemen van de lidstaten mogelijk maakt.
- (84)
Het eventuele bestaan van een regeling tussen een lidstaat en een derde land kan het Agentschap of de lidstaten niet ontslaan van hun verplichtingen of aansprakelijkheid uit hoofde van het Unie- of internationaal recht, met name wat betreft de naleving van het beginsel van non-refoulement, en het verbod op foltering en op onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
- (85)
De lidstaten moeten op operationeel niveau met andere lidstaten of derde landen aan de buitengrenzen kunnen samenwerken, ook wat betreft militaire operaties met het oog op rechtshandhaving, voor zover die samenwerking verenigbaar is met het optreden van het Agentschap.
- (86)
Het Agentschap moet zorgen voor een betere informatie-uitwisseling en samenwerking met andere organen en instanties van de Unie, zoals Europol, het EASO, het EMSA, het Satellietcentrum van de Europese Unie, het EASA of de netwerkbeheerder van het EATMN, teneinde optimaal gebruik te maken van de bestaande informatie, capaciteiten en systemen, zoals Copernicus, het programma van de Unie voor aardobservatie en -monitoring, die reeds beschikbaar zijn op Europees niveau.
- (87)
De samenwerking met derde landen is een belangrijk onderdeel van Europees geïntegreerd grensbeheer. De samenwerking moet worden aangegrepen om de Europese normen voor grensbeheer en terugkeer te promoten, informatie en risicoanalyses uit te wisselen, en de uitvoering van terugkeeractiviteiten te vergemakkelijken zodat deze efficiënter worden, en derde landen te ondersteunen op het gebied van grensbeheer en migratie, waarbij onder meer ook het permanente korps kan worden ingezet wanneer dergelijke steun nodig is om de buitengrenzen te beschermen en het migratiebeleid van de Unie doeltreffend te beheren.
- (88)
Wanneer de Commissie aan de Raad aanbeveelt om haar toestemming te geven over een statusovereenkomst met een derde land te onderhandelen, dient de Commissie de situatie van de grondrechten die van belang zijn voor de onder de statusovereenkomst vallende terreinen in dat derde land te beoordelen en het Europees Parlement hiervan op de hoogte te stellen.
- (89)
De samenwerking met derde landen moet plaatsvinden in het kader van het externe optreden van de Unie en overeenkomstig de beginselen en doelstellingen van artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Commissie moet zorgen voor samenhang tussen Europees geïntegreerd grensbeheer en andere beleidsterreinen van de Unie op het gebied van het externe optreden van de Unie en met name het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. De Commissie moet worden bijgestaan door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Deze samenwerking moet plaatsvinden met betrekking tot met name de activiteiten van het Agentschap op het grondgebied van derde landen of waarbij ambtenaren van derde landen betrokken zijn op gebieden zoals risicoanalyse, planning en uitvoering van operaties, opleiding, uitwisseling van informatie en samenwerking.
- (90)
Om ervoor te zorgen dat de informatie in Eurosur zo volledig en actueel mogelijk is, met name wat betreft de situatie in derde landen, moet het Agentschap samenwerken met de autoriteiten van derde landen in het kader van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en derde landen, met inbegrip van regionale netwerken, of in het kader van tussen het Agentschap en de betrokken autoriteiten van derde landen opgezette werkovereenkomsten. Daartoe moeten de Europese Dienst voor extern optreden en de delegaties en instanties van de Unie alle voor Eurosur relevante informatie aanleveren.
- (91)
Deze verordening bevat bepalingen inzake samenwerking met derde landen, omdat goed gestructureerde en duurzame informatie-uitwisseling en samenwerking met dergelijke landen, onder meer maar niet uitsluitend aangrenzende derde landen, van doorslaggevend belang zijn om de doelstellingen van het Europees geïntegreerd grensbeheer te verwezenlijken. Het is essentieel dat elke vorm van informatie-uitwisseling en elke vorm van samenwerking tussen de lidstaten en derde landen gebeurt met volledige inachtneming van de grondrechten.
- (92)
De bijstand aan derde landen moet een aanvulling vormen op de steun die het Agentschap aan de lidstaten verleent bij de toepassing van Uniemaatregelen met betrekking tot Europees geïntegreerd grensbeheer.
- (93)
De bilaterale en multilaterale overeenkomsten die lidstaten met derde landen hebben gesloten voor gebieden die onder Europees geïntegreerd grensbeheer vallen, moeten gevoelige informatie wat betreft beveiliging kunnen bevatten. Wanneer dergelijke informatie aan de Commissie wordt verstrekt, dient zij deze in overeenstemming met de toepasselijke veiligheidsvoorschriften te behandelen.
- (94)
Om tot een grondig situatiebeeld en een uitgebreide risicoanalyse van het gebied vóór de grens te komen, moeten het Agentschap en de nationale coördinatiecentra informatie verzamelen en samenwerken met immigratieverbindingsfunctionarissen die door de lidstaten, de Commissie, het Agentschap of andere organen en instanties van de Unie in derde landen worden ingezet.
- (95)
Het FADO-systeem (False and Authentic Documents Online — Fraudedocumenten en Authentieke Documenten Online) is bij Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad (13) binnen het secretariaat-generaal van de Raad ingesteld en maakt het mogelijk dat autoriteiten van de lidstaten beschikken over informatie over nieuwe vervalsingsmethoden die zijn ontdekt en over nieuwe authentieke documenten die in omloop zijn.
- (96)
In zijn conclusies van 27 maart 2017 heeft de Raad verklaard dat het beheer van het FADO-systeem achterhaald is en dat een wijziging van de rechtsgrondslag ervan nodig is om te kunnen blijven voldoen aan de vereisten van het beleid op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. De Raad heeft er ook op gewezen dat synergieën in dit verband kunnen worden benut door gebruik te maken van de deskundigheid van het Agentschap op het gebied van documentfraude en de werkzaamheden die het Agentschap op dit gebied al heeft verricht. Het is daarom de bedoeling dat het Agentschap zowel het administratieve beheer als het operationele en technische beheer van het FADO-systeem overneemt van het secretariaat-generaal van de Raad, zodra het Europees Parlement en de Raad de desbetreffende rechtshandeling inzake het FADO-systeem ter vervanging van Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ hebben vastgesteld.
- (97)
Vóór de vaststelling van de desbetreffende rechtshandeling inzake het FADO-systeem is het wenselijk ervoor te zorgen dat het FADO-systeem volledig operationeel is totdat de overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de bestaande gegevens naar het nieuwe systeem zijn overgebracht. De eigendom van de bestaande gegevens zou dan worden overgedragen aan het Agentschap.
- (98)
Elke verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap in het kader van deze verordening moet gebeuren in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (14).
- (99)
De verwerking van persoonsgegevens door lidstaten in het kader van deze verordening moet gebeuren in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (15) of Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (16), naargelang het geval.
- (100)
In het kader van terugkeer komt het vaak voor dat onderdanen van derde landen geen identificatiedocumenten in hun bezit hebben en niet meewerken aan de vaststelling van hun identiteit door informatie achter te houden of onjuiste persoonsgegevens te verstrekken. Aangezien er beleidsmatig een grote behoefte is aan een vlotte uitvoering van de terugkeerprocedures, is het noodzakelijk dat het Agentschap bepaalde rechten van betrokkenen kan beperken om te voorkomen dat misbruik van dergelijke rechten de goede uitvoering van de terugkeerprocedures belemmert en de lidstaten belet hun terugkeerbesluiten efficiënt te handhaven of het Agentschap verhindert zijn taken efficiënt uit te voeren. Met name de uitoefening van het recht op beperking van de verwerking kan de terugkeeroperaties aanzienlijk vertragen en belemmeren. In sommige gevallen kan het recht van inzage van de onderdaan van een derde land een terugkeeroperatie in gevaar brengen omdat de kans groter is dat de onderdaan van een derde land onderduikt indien deze te weten komt dat het Agentschap zijn gegevens verwerkt in het kader van een geplande terugkeeroperatie. Het recht op rectificatie kan het risico vergroten dat de betrokken onderdaan van een derde land de autoriteiten misleidt door onjuiste gegevens te verstrekken. Opdat het Agentschap bepaalde rechten van datasubjecten kan beperken, moet het interne regels inzake dergelijke beperkingen kunnen vaststellen.
- (101)
Om zijn taken op het gebied van terugkeer naar behoren uit te kunnen voeren, onder meer door de lidstaten bij te staan bij de correcte tenuitvoerlegging van terugkeerprocedures en de succesvolle handhaving van terugkeerbesluiten, alsook om terugkeeroperaties te vergemakkelijken, kan het nodig zijn dat het Agentschap persoonsgegevens van terugkeerders aan derde landen doorgeeft. Derde landen van terugkeer zijn niet vaak onderworpen aan adequaatheidsbesluiten die door de Commissie zijn vastgesteld op grond van artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679 of artikel 36 van Richtlijn (EU) 2016/680, en hebben vaak geen overnameovereenkomst met de Unie gesloten of zijn niet voornemens dat te doen of anderszins te voorzien in passende waarborgen in de zin van artikel 48 van Verordening (EU) 2018/1725 of in de zin van de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 37 van Richtlijn (EU) 2016/680. Ondanks de grote inspanningen van de Unie om samen te werken met de belangrijkste landen van herkomst van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen voor wie een terugkeerverplichting geldt, is het echter niet altijd mogelijk om ervoor te zorgen dat die derde landen systematisch voldoen aan de internationaalrechtelijke verplichting om eigen onderdanen over te nemen. Door de Unie of de lidstaten gesloten of in onderhandeling zijnde overnameovereenkomsten die passende waarborgen bieden met betrekking tot persoonsgegevens, hebben slechts betrekking op een beperkt aantal van deze derde landen. Wanneer dergelijke overeenkomsten nog niet bestaan moeten de persoonsgegevens door het Agentschap worden doorgegeven om de terugkeeroperaties van de Unie te vergemakkelijken, mits aan de voorwaarden van artikel 50, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2018/1725 is voldaan.
- (102)
Elke overdracht van persoonsgegevens door lidstaten aan derde landen moet gebeuren in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, naargelang het geval. Bij gebrek aan overnameovereenkomsten, en als uitzondering op het vereiste dat adequaatheidsbesluiten zijn aangenomen of er voorzien is in passende waarborgen, moet de doorgifte van persoonsgegevens door lidstaten aan de autoriteiten van derde landen mogelijk zijn met het oog op de uitvoering van het terugkeerbeleid van de Unie. Het moet mogelijk zijn om de afwijking te gebruiken voor specifieke situaties die zijn bepaald in artikel 49 van Verordening 2016/679 en in artikel 38 van Richtlijn 2016/680, naargelang het geval, onder voorbehoud van de in deze artikelen vastgelegde voorwaarden.
- (103)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in de artikelen 2 en 6 VEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘het Handvest’) worden erkend, in het bijzonder de eerbiediging van de menselijke waardigheid, het recht op leven, het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het verbod op mensenhandel, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op toegang tot documenten, het recht op asiel en op bescherming tegen verwijdering en uitzetting, het beginsel van non-refoulement, het beginsel van non-discriminatie, en de rechten van het kind.
- (104)
Bij deze verordening moet een klachtenregeling voor het Agentschap worden ingesteld, in samenwerking met de grondrechtenfunctionaris, teneinde de eerbiediging van de grondrechten bij alle activiteiten van het Agentschap te vrijwaren. Deze regeling dient te bestaan uit een bestuurlijk mechanisme waarbij de grondrechtenfunctionaris wordt belast met de behandeling van door het Agentschap ontvangen klachten, overeenkomstig het recht op behoorlijk bestuur. De grondrechtenfunctionaris dient de ontvankelijkheid van een klacht te onderzoeken, ontvankelijke klachten te registreren, alle geregistreerde klachten door te zenden aan de uitvoerend directeur, klachten betreffende teamleden door te zenden aan de lidstaat van herkomst en het gevolg dat het Agentschap of die lidstaat aan de klacht geeft, te registreren. Het mechanisme moet doeltreffend zijn en een degelijke follow-up van klachten waarborgen. Het klachtenmechanisme moet de mogelijkheid om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen onverlet laten, en vormt geen verplichte tussenstap om een dergelijke vorm van beroep te kunnen instellen. Strafrechtelijke onderzoeken dienen te worden uitgevoerd door de lidstaten. Om de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, neemt het Agentschap in zijn jaarverslag informatie op over het klachtenmechanisme. Met name bevat het verslag het aantal ontvangen klachten, de soorten schendingen van de grondrechten, de betrokken operaties en, waar mogelijk, de follow-upmaatregelen die het Agentschap en de lidstaten hebben genomen. De grondrechtenfunctionaris heeft toegang tot alle informatie inzake de eerbiediging van de grondrechten in verband met alle activiteiten van het Agentschap. De grondrechtenfunctionaris moet de noodzakelijke financiële en personele middelen ontvangen, zodat hij alle taken in overeenstemming met deze verordening doeltreffend kan uitvoeren. Het aan de grondrechtenfunctionaris toegewezen personeel moet beschikken over de vaardigheden en anciënniteit die nodig zijn voor de uitbreiding van de activiteiten en bevoegdheden van het Agentschap.
- (105)
Het Agentschap moet met betrekking tot technische en operationele aangelegenheden onafhankelijk zijn en juridisch, bestuurlijk en financieel autonoom zijn. Daartoe is het noodzakelijk en gepast dat het Agentschap een orgaan van de Unie is dat rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die hem bij deze verordening worden toegekend.
- (106)
De Commissie en de lidstaten moeten in een raad van bestuur vertegenwoordigd zijn met het oog op de uitoefening van toezicht op het Agentschap. Voor zover mogelijk moet de raad van bestuur bestaan uit de operationele hoofden van de nationale diensten die belast zijn met het grensbeheer, of hun vertegenwoordigers. Alle in de raad van bestuur vertegenwoordigde partijen moeten proberen het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken om de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te verzekeren. De raad van bestuur moet de nodige bevoegdheden krijgen om de begroting van het Agentschap vast te stellen, de uitvoering ervan te verifiëren, passende financiële regels op te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het Agentschap tot stand te brengen en de uitvoerend directeur aan te stellen, alsook drie plaatsvervangende uitvoerend directeurs die elk verantwoordelijk moeten zijn voor een bepaald deel van de bevoegdheden van het Agentschap, zoals het beheer van het permanente korps, het toezicht op de taken van het Agentschap met betrekking tot terugkeeroperaties of het beheer van de betrokkenheid van het Agentschap bij grootschalige IT-systemen. Bij het bestuur en de werking van het Agentschap moet rekening worden gehouden met de beginselen van de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen van de Europese Unie, die op 19 juli 2012 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is goedgekeurd.
- (107)
Gezien de betrokkenheid van het Europees Parlement bij zaken die onder deze verordening vallen, moet de voorzitter van de raad van bestuur een deskundige van het Europees Parlement kunnen uitnodigen om de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen.
- (108)
Elk jaar moet de raad van bestuur een enkelvoudig programmeringsdocument opstellen. Bij de opstelling van dat programmeringsdocument dient de raad van bestuur rekening te houden met de aanbevelingen van de interinstitutionele werkgroep over de middelen van de gedecentraliseerde agentschappen.
- (109)
Om de autonomie van het Agentschap te waarborgen, moet aan het Agentschap een aparte begroting worden toegekend die hoofdzakelijk wordt bekostigd met een bijdrage van de Unie. Bij het opstellen van de begroting van het Agentschap moet het beginsel van resultaatgericht begroten in acht worden genomen, met oog voor de doelstellingen en de verwachte resultaten van het werk van het Agentschap. Op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie, moet de begrotingsprocedure van de Unie van toepassing zijn. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer. In uitzonderlijke situaties, wanneer de ontvangen begroting ontoereikend wordt geacht en de begrotingsprocedure niet volstaat om een passend antwoord te bieden op snel ontwikkelende situaties, moet het Agentschap de mogelijkheid hebben om subsidies uit Uniefondsen te ontvangen om zijn taken te vervullen.
- (110)
De uitvoerend directeur moet, in zijn hoedanigheid van ordonnateur, regelmatig de financiële risico's in verband met de activiteiten van het Agentschap beoordelen en de noodzakelijke risicobeperkende maatregelen nemen in overeenstemming met het voor het Agentschap toepasselijke financieel kader, en de raad van bestuur hier dienovereenkomstig van op de hoogte stellen.
- (111)
Verwacht wordt dat het Agentschap de komende jaren het hoofd moet bieden aan uitdagende omstandigheden wat betreft het invullen van de uitzonderlijke behoeften om gekwalificeerd personeel met een zo breed mogelijke geografische spreiding aan te werven en te behouden.
- (112)
In de geest van gedeelde verantwoordelijkheid moet het Agentschap aan zijn personeelsleden, met name het statutair personeel van het permanente korps, met inbegrip van statutair personeel dat bij operationele activiteiten wordt ingezet, voorschrijven dat zij over hetzelfde opleidingsniveau en dezelfde specifieke deskundigheid en vakbekwaamheid beschikken als personeelsleden die door de lidstaten gedetacheerd zijn of bij de lidstaten in dienst zijn. Bijgevolg moet het Agentschap nagaan en beoordelen of zijn statutaire personeel zich bij de uitvoering van operationele activiteiten op het gebied van grenstoezicht en terugkeer naar behoren gedraagt.
- (113)
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17) moet zonder beperkingen van toepassing zijn op het Agentschap, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (18).
- (114)
Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (19) moet het Europees Openbaar Ministerie kunnen overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (20).
- (115)
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (21) moet op het Agentschap van toepassing zijn. Het Agentschap moet met betrekking tot zijn activiteiten de grootst mogelijke transparantie betrachten, zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijking van de doelstelling van zijn werkzaamheden. Het moet de informatie over al zijn activiteiten openbaar maken. Het moet er tevens op toezien dat het publiek en alle belanghebbenden snel over zijn werkzaamheden worden geïnformeerd.
- (116)
Het Agentschap moet ook integraal verslag uitbrengen over zijn activiteiten aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
- (117)
De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. In die evaluatie moet ook de aantrekkelijkheid van het Agentschap als werknemer voor de aanwerving van statutair personeel worden beoordeeld met het oog op het garanderen van de kwaliteit van de kandidaten en geografisch evenwicht.
- (118)
De in deze verordening bedoelde buitengrenzen zijn die waarop de bepalingen van titel II van Verordening (EU) 2016/399 van toepassing zijn, inclusief de buitengrenzen van Schengenlanden overeenkomstig Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, dat is gehecht aan het VEU en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
- (119)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (22).
- (120)
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een stelsel van geïntegreerd beheer van de buitengrenzen om te zorgen voor de goede werking van het Schengengebied, niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de zonder coördinatie optredende lidstaten, maar vanwege de afwezigheid van toezicht aan de binnengrenzen, de aanzienlijke uitdagingen aan de buitengrenzen op het gebied van migratie en de noodzaak om het overschrijden van de buitengrenzen op efficiënte wijze te bewaken en de noodzaak bij te dragen aan een hoog niveau van interne veiligheid binnen de Unie, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (121)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(23), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (24). De regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie(25) voorziet in regels betreffende de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.
- (122)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(26), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (27).
- (123)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (28), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (29).
- (124)
De regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (30) voorziet in regels betreffende de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.
- (125)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over de verordening of het deze in zijn nationale recht zal omzetten.
- (126)
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (31); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.
- (127)
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (32); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.
- (128)
Het Agentschap dient de organisatie te vergemakkelijken van specifieke activiteiten waarbij de lidstaten gebruik kunnen maken van de expertise en faciliteiten die Ierland en het Verenigd Koninkrijk eventueel bereid zijn aan te bieden, overeenkomstig nadere voorwaarden die per geval door de raad van bestuur worden vastgelegd. Daartoe kunnen vertegenwoordigers van Ierland voor vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd, zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de voorbereiding van dergelijke specifieke activiteiten. Vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk kunnen voor vergaderingen van de raad van bestuur worden uitgenodigd tot de dag waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 50, lid 3, VEU.
- (129)
Hoewel het Verenigd Koninkrijk niet aan deze verordening deelneemt, heeft het de mogelijkheid gekregen om met de Europese grens- en kustwacht samen te werken op grond van zijn status als lidstaat van de Unie. Aangezien het Verenigd Koninkrijk kennis heeft gegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 VEU, dienen bijzondere afspraken voor de operationele samenwerking met het Verenigd Koninkrijk op grond van deze verordening van toepassing te zijn tot de dag waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 50, lid 3, VEU of op voorwaarde dat een terugtrekkingsakkoord gesloten met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50 VEU die dergelijke bijzondere afspraken regelt, van kracht is geworden.
- (130)
Er bestaat een controverse tussen het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk over de afbakening van de grenzen van Gibraltar.
- (131)
De opschorting van de toepasselijkheid van deze verordening op de grenzen van Gibraltar betekent niet dat de respectieve standpunten van de betrokken staten gewijzigd zijn.
- (132)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is op 7 november 2018 geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (33) en heeft op 30 november 2018 een advies uitgebracht.
- (133)
Deze verordening strekt tot wijziging en uitbreiding van de bepalingen van Verordeningen (EU) 2016/1624 en (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, moeten die rechtshandelingen omwille van de duidelijkheid worden vervangen en ingetrokken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 110 van 22.3.2019, blz. 62.
PB C 168 van 16.5.2019, blz. 74.
Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 november 2019.
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93).
Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).
Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17).
Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van 3 december 1998 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de invoering van een Europees beeldopslagsysteem (FADO) (PB L 333 van 9.12.1998, blz. 4).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
PB L 188 van 20.7.2007, blz. 19.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
PB L 243 van 16.9.2010, blz. 4.
Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).