De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.6:12.6 Proeftijd bij voortgezet dienstverband na faillissement
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/12.6
12.6 Proeftijd bij voortgezet dienstverband na faillissement
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS383566:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
P. Willems, Voortgezet dienstverband ook na faillissement; een pyrrusoverwinning?',ArbeidsRecht 2007/2, p. 28.
EJ. Molemans en Cl Loonstra, 'Proeftijdbeding, stand van zaken 2003-2008(1) formele aspecten', ArbeidsRecht 2008/10, p. 18.
Ktr. 's-Hertogenbosch (voorzieningenrechter) 10 augustus 2004, JAR 2004/213. Zie in dezelfde zin Ktr. Deventer 11 december 2003, JAR 2004/5.
HR 14 september 1984, NJ 1985, 244 (Hardchroom/Yigit). Zie ook Ktr. Lelystad 25 november 2009, LIN: BK6649.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In geval van een voortgezet dienstverband na een faillissement zullen de te verrichten werkzaamheden in de regel dezelfde vaardigheden of verantwoordelijkheden vereisen als voor het faillissement. Dit neemt niet weg dat de opvolgende werkgever daarmee ook altijd op de hoogte is of behoort te zijn van het functioneren van de werknemer. Met Willems1 ben ik van mening dat het zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval of kennis van de failliete werkgever aan de opvolgende werkgever kan worden toegerekend. Het door Molemans en Loonstra2 ingenomen standpunt dat opvolgende werkgevers bij een voortgezet dienstverband na faillissement worden geacht de wijze te kennen waarop werknemers hun werkzaamheden uitoefenen, is naar mijn mening dan ook te weinig genuanceerd.
Een proeftijdbeding dat door een werkgever na de doorstart van zijn onderneming vanuit een faillissementssituatie in een nieuwe arbeidsovereenkomst was opgenomen, haalde bakzeil. De werkneemster in dit geval had steeds dezelfde werkzaamheden verricht en de directeur was in beide bedrijven één en dezelfde persoon. Ook werden de werkzaamheden in het hetzelfde pand met dezelfde collega's verricht. De kantonrechter was van oordeel dat hier sprake was van een voortgezette arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:676 lid 5 BW en bepaalde dat het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen proeftijdbeding nietig was.3
Als kennis van de failliete werkgever niet aan de opvolgende werkgever kan worden toegerekend, moet naar mijn mening ook na het verrichten van soortgelijke werkzaamheden als voor het faillissement, rechtsgeldig een nieuwe proeftijd kunnen worden aangegaan.4