Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/8.4.2.2
8.4.2.2 Verificatieplichten
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210149:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Paragraaf 4.2.5.2 en 4.2.6.2.
Ibid. Over de juridische status van de verplichting om het inkomen te verifiëren is overigens enige duidelijkheid.
Paragraaf 7.4.2.2.
Zie ook paragraaf 8.2 en 7.3.3.3.
Paragraaf 7.2.3.2.
Zie ook paragraaf 8.3.
Zie AFM maart 2018.
Paragraaf 7.3.2.
Ik ga er dus van uit dat de kredietgever in de situatie zonder het recht minder zou verifiëren. Het is vanzelfsprekend niet zo dat de kredietgever van nature nooit zou verifiëren.
De kredietwaardigheidstoets in het Nederlandse publiekrecht bevat twee soorten van verificatieplichten.1 Ten eerste geldt er een aantal standaard-verificatieplichten. Zo moet de kredietgever bij de kredietaanvragen vanaf € 250 een BKR-toets uitvoeren om inzicht te krijgen in de geregistreerde gegevens over de lopende kredieten van de consument. Daarnaast moet de kredietgever het inkomen verifiëren bij de kredietaanvragen vanaf € 1000.2 Ten tweede geldt er een aanvullende verificatieplicht als er in het concrete geval een goede reden is om te twijfelen aan de juistheid van de relevante gegevens. Deze twijfel kan bijvoorbeeld voortvloeien uit een tegenstrijdigheid tussen bepaalde gegevens.
(i) De gedragsmatig stuurbare consument
In de situatie dat het recht een kredietwaardigheidstoets voorschrijft, wordt de gedragsmatig stuurbare consument beter beschermd tegen overkreditering dan in de situatie dat het recht geen kredietwaardigheidstoets voorschrijft. Ten eerste kunnen de verificatieplichten voorkomen dat de consument in een situatie van overkreditering belandt omdat hij zijn kredietaanvraag heeft laten steunen op een te rooskleurig onderscheid tussen de bestendige en niet-bestendige onderdelen van zijn inkomen.3 In de situatie zonder de door het recht voorgeschreven kredietwaardigheidstoets, zal de kredietgever deze kredietaanvraag desondanks accepteren als er een goede kans is dat er volledig wordt terugbetaald.4 Het feit dat de consument te positief denkt over zijn inkomen, betekent immers niet automatisch dat hij het krediet niet kan terugbetalen. Ten tweede kunnen verificatieplichten het minder aantrekkelijk maken voor de kredietgever om de consument proberen te sturen richting een kredietaanvraag die steunt op onjuiste gegevens.5 Zo kan het voor kredietgevers winstgevend zijn om een krediet te verstrekken aan iemand met een (te) laag inkomen. Denk bijvoorbeeld aan de consument die een payday loan alleen kan terugbetalen door opnieuw een dergelijk krediet te nemen. Ook kan worden gedacht aan de consument die op een zeker moment zijn woning moet verkopen omdat hij – door bijvoorbeeld het aflopen van een tijdelijke rentekorting – niet meer kan voldoen aan de maandlasten van de hypotheek. Omdat een krediettransactie winstgevend kan zijn voor de kredietgever ondanks (of zelfs: omdat) de consument onvoldoende inkomen heeft om tijdig te kunnen terugbetalen, kan de kredietgever de consument dus stimuleren een te hoog inkomen op te geven.6 Dat zulke praktijken zich ook in Nederland kunnen voordoen, volgt uit het optreden van de AFM tegen de kredietgevers die hun online-aanvraagformulieren ‘alvast’ hadden voorzien van een specifiek inkomstenbedrag.7 Omdat een gedragsmatig stuurbare consument de neiging kan hebben om zulke standaarden te volgen, kan hij een te hoog inkomen laten staan en aldus een kredietaanvraag indienen die (alleen) voor hem onverantwoord is.
(ii) De rationele consument
In de situatie dat het recht een kredietwaardigheidstoets voorschrijft, wordt de rationele consument meer belemmerd in zijn krediettoegang dan in de situatie dat het recht geen kredietwaardigheidstoets voorschrijft. Er kan immers worden aangenomen dat deze consument een, voor hem, verantwoorde kredietaanvraag indient waardoor het niet nodig is dat de kredietgever, in het belang van de consument, controleert of de kredietaanvraag steunt op de juiste gegevens over de consument.8 Omdat de kredietgever deze inspanningen anders, dus in de situatie dat het recht geen kredietwaardigheidstoets voorschrijft, niet zou hebben verricht, krijgt de rationele consument te maken met langere wachttijden en duurdere kredieten.9