Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/8.5
8.5 Conclusie
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210143:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie hoofdstuk 7 voor het verschil tussen een rationele en gedragsmatig stuurbare consument.
Let wel: ik sluit aan bij het perspectief van de betreffende consument. Er wordt in dit verband gesproken van overkreditering als een, voor de consument, onverantwoorde kredietaanvraag is geaccepteerd door de kredietgever en de consument het betreffende krediet heeft opgenomen. Deze consument zal naar verwachting in een problematische terugbetaalsituatie belanden waarin hij terugbetaaloffers moet maken die hij onacceptabel vindt.
In dit hoofdstuk is onderzocht in hoeverre de gedragsmatig stuurbare consument wordt beschermd tegen overkreditering en de rationele consument wordt belemmerd in zijn toegang tot krediet.1 Er is een vergelijking gemaakt met de denkbeeldige situatie zonder de kredietwaardigheidstoets in het Nederlandse recht. Duidelijk is geworden dat de gedragsmatig stuurbare consument, in de situatie met de door het recht voorgeschreven kredietwaardigheidstoets, nog steeds in een situatie van overkreditering kan belanden. Tegelijkertijd is gebleken dat de rationele consument vooral op een indirecte manier wordt belemmerd in zijn krediettoegang. Omdat de kredietgever, vergeleken met de situatie zonder de door het recht voorgeschreven kredietwaardigheidstoets, een andere en uitgebreidere kredietwaardigheidstoets moet uitvoeren, worden (ook) de rationele consumenten geconfronteerd met langere wachttijden en duurdere kredieten. In een enkel geval wordt de rationele consument ook in een directe zin belemmerd in zijn krediettoegang. De consument wordt dan in juridisch opzicht gezien als niet-kredietwaardig, terwijl hij zichzelf, op rationele gronden, als kredietwaardig heeft bestempeld.
De gedragsmatig stuurbare consument kan, in de situatie met de door het recht voorgeschreven kredietwaardigheidstoets, nog steeds in een situatie van overkreditering belanden.2 De eerste reden hangt samen met het gebruik van aannames over de vaste uitgaven van de consument. Enerzijds is het denkbaar dat de consument ook niet wil bezuinigen op de uitgaven die niet door het recht worden beschermd. Anderzijds is het mogelijk dat de consument een groter bedrag nodig heeft voor de set uitgaven die het recht wel wil beschermen. De eerste vorm van overkreditering is een logisch gevolg van het streven van de kredietwaardigheidstoets om een onaanvaardbare terugbetaalsituatie te voorkomen. Omdat deze toets niet is bedoeld om te garanderen dat de consument de, voor hem, beste kredietbeslissing neemt, wordt tot op zekere hoogte geaccepteerd dat de consument in een situatie terechtkomt waarin alleen hij zal kunnen spreken van overkreditering. De consument die te maken krijgt met de tweede vorm van overkreditering kan eventueel nog worden beschermd door het privaatrecht. De civiele rechter wil, kort gezegd, dezelfde uitgaven beschermen, maar is niet gebonden aan de normen en aannames uit het publiekrecht. De tweede reden hangt samen met de onduidelijkheden over de rol van het vermogen van de consument. De kredietgever zal, vanuit zijn perspectief, eerder rekening willen houden met het vermogen dan verantwoord is voor de consument. Zolang er op dit punt onvoldoende duidelijkheid is, is het dus mogelijk dat de kredietgever te snel rekening houdt met het vermogen. Hij kan bijvoorbeeld onvoldoende rekening houden met de gevolgen van de betreffende terugbetaaloffers voor de consument, of geen aandacht hebben voor de mogelijkheid dat de consument het vermogen niet snel genoeg kan aanspreken om te voldoen aan de periodieke terugbetaalplichten. In beide gevallen kan de consument in een problematische terugbetaalsituatie belanden waarin hij onacceptabele terugbetaaloffers moet maken. De derde reden houdt verband met de onduidelijkheden over de manier waarop de kredietgever met negatieve veranderingen moet omgaan. De kredietgever zal, vanuit zijn perspectief, niet altijd rekening houden met dergelijke veranderingen. Zolang er op dit punt onvoldoende duidelijkheid is, is het dus mogelijk dat de kredietgever de kredietaanvraag accepteert ook al is er een grote kans dat de consument in een situatie belandt waarin hij enkel middels onacceptabele offers kan terugbetalen.
De rationele consument wordt vooral op een indirecte manier gehinderd in zijn krediettoegang. Dit komt omdat de kredietgever verplicht is inspanningen te verrichten die hij anders, in de situatie zonder de door het recht voorgeschreven kredietwaardigheidstoets, niet zou hebben verricht. De kredietgever kan immers niet volstaan met een positief antwoord op de vraag of de consument kan terugbetalen, maar moet ook aannemelijk maken dat de consument dat op een, voor hem, verantwoorde manier zal kunnen doen. Omdat de kredietgever, vergeleken met de situatie zonder het recht, een andere en uitgebreidere kredietwaardigheidstoets moet uitvoeren, zullen ook de uitvoeringskosten daarvan toenemen. Deze uitvoeringskosten zorgen er vervolgens voor dat (ook) de rationele consument wordt geconfronteerd met duurdere kredieten en langere wachttijden. In dit verband is in positieve zin verwezen naar het Engelse recht in welk kader de kredietgever in sommige gevallen kan volstaan met een minder uitvoerig onderzoek naar de kredietwaardigheid van de consument. Tot slot kan de rationele consument ook in een directe zin worden gehinderd in zijn krediettoegang. Dit komt omdat de kredietgever moet uitgaan van een terugbetaalperiode die eventueel kan afwijken van de periode waarvan de consument verwacht te profiteren van het krediet. Enerzijds kan de consument op rationele gronden vragen om een groter bedrag omdat hij verwacht een langere tijd te kunnen profiteren van het krediet. Anderzijds moet de kredietgever deze kredietaanvraag afwijzen voor zover hij moet rekenen met een kortere looptijd en aldus uitkomt op een kleiner krediet.