Einde inhoudsopgave
Relativiteit, causaliteit en toerekening van schade (R&P nr. CA21) 2019/6.2.2
6.2.2 Causaliteit in het aansprakelijkheidsrecht: vier casus
D.A. van der Kooij, datum 01-08-2019
- Datum
01-08-2019
- Auteur
D.A. van der Kooij
- JCDI
JCDI:ADS587421:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Voetnoten
Voetnoten
Met welke mate van detail de schade dient te worden beschreven is tamelijk helder: details die van invloed zijn op de hoogte van het schadebedrag zijn relevant, andere details niet. Het causale verband dient hierom te bestaan met die aspecten van het gevolg die tot begroting van de schade op een bepaalde omvang leiden.
Het voorbeeld is gebaseerd op Hof 's-Hertogenbosch 6 juni 1944, NJ 1944/45/623. Zie over het probleem van de ‘availability of non-infringing substitues’ ook Deurvorst 1994, p. 55.
Zie over de benadering van de Hoge Raad nader § 9.2.1.
HR 25 mei 1928,NJ 1928/1688 m.nt. E.M. Meijers (De Marchant et d’Ansembourg/Staat). Het hof oordeelde dat dezelfde schade zou zijn ontstaan indien het besluit wel op de voorgeschreven wijze ter inzage zou zijn gelegd en dus geen causaal verband aanwezig is. De Hoge Raad oordeelde dat de causaliteitseis zo niet mag worden gesteld. In HR 6 januari 2017,NJ 2017/62 (UWV/X) is de Hoge Raad hierop teruggekomen, zie nader nr. 328 en 336.
291. Waartussen wordt in het aansprakelijkheidsrecht causaal verband verlangd? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen: tussen de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis – de onrechtmatige daad, de gebeurtenis waarvoor kwalitatieve aansprakelijkheid bestaat, of de wanprestatie – en de schade. Bij nadere beschouwing blijkt zich hier een complicatie voor te doen; vooral aan de oorzakenkant – bij de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis – en niet zozeer aan de gevolgenkant – bij de schade.1 Ik geef vier voorbeelden.
(1) Een automobilist trekt op tot 60 km/u, op een weg waar een maximumsnelheid van 50 km/u geldt. Wanneer een boom omwaait en op de weg belandt, rijdt de automobilist tegen deze boom aan met als gevolg dat de passagier die in de auto meereed schade lijdt. Vaststaat dat als de automobilist maximaal 50 km/u zou hebben gereden, de aanrijding met de boom ook zou hebben plaatsgevonden en tot dezelfde schade voor de passagier zou hebben geleid.
Welk causaal verband is in het aansprakelijkheidsrecht relevant: het causaal verband tussen dat rijden met 60 km/u als geheel en de aanrijding, of het causaal verband tussen het 10 km/u te hard rijden en de aanrijding? Dient, met andere woorden, bij de toetsing of causaal verband aanwezig is, het rijden geheel te worden weggedacht en de vraag te worden gesteld of de aanrijding ook dan zou hebben plaatsgevonden (het antwoord is dan nee), of dient het te harde rijden vervangen te worden door het rijden met de toegestane snelheid van 50 km/u, en dan de vraag te worden gesteld of de aanrijding zou hebben plaatsgevonden (het antwoord is dan ja)? Ook rijst de vraag wat de onrechtmatige daad precies is: het in strijd met een verbod autorijden met 60 km/u, of slechts het rijden voor zover het te hard is?
(2) Een fabrikant brengt een smartphone op de markt met daarin een onderdeel waarop een concurrerende fabrikant een octrooirecht heeft. Het in het verkeer brengen van deze smartphone is vanwege dat octrooirecht in strijd met art. 53 Rijksoctrooiwet. De fabrikant die beschikt over het octrooirecht verkoopt hierdoor minder smartphones en lijdt schade. In de door de inbreukmakende fabrikant in het verkeer gebrachte smartphones had in plaats van het onderdeel waarop een octrooirecht bestond, evengoed een ander, niet beschermd, onderdeel gebruikt kunnen worden. De fabrikant met het octrooirecht zou dan dezelfde schade hebben geleden.2
Dezelfde drie vragen spelen in deze casus. Dient causaal verband te bestaan tussen het op de markt brengen van de smartphone als geheel en de schade, of is nodig dat causaal verband bestaat tussen het gebruiken van het door een octrooirecht beschermde onderdeel in de in het verkeer gebrachte smartphones? Dient bij de constructie van de hypothetische situatie zonder normschending het gehele in het verkeer brengen van de smartphones te worden weggedacht, of dient dit handelen vervangen te worden door het op de markt brengen van de smartphones waarin een onderdeel is vervangen? Wat is de onrechtmatige daad precies: het in het verkeer brengen van de smartphones, of slechts het, zij het middels die smartphones, in het verkeer brengen van het door het octrooi beschermde onderdeel?
(3) Een verbrandingsinstallatie wordt geëxploiteerd zonder de daarvoor benodigde milieuvergunning. Op grond van art. 2.1 lid 1 onder e onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is dat verboden. Nabijgelegen bedrijven lijden door de exploitatie schade. De exploitatie vindt zodanig plaats dat daar een vergunning voor gegeven had kunnen worden en de exploitatie dan zou voldoen aan de vergunningsvoorwaarden. De exploitatie zou dan tot dezelfde schade hebben geleid.3
Dient causaal verband te bestaan tussen het exploiteren van de installatie als geheel en de schade, of tussen het zonder vergunning exploiteren van deze installatie en de schade? Dient bij de constructie van de hypothetische situatie zonder normschending het gehele exploiteren van de installatie te worden weggedacht, of dient er een vergunning bij te worden gedacht? Wat is hier de onrechtmatige daad: het exploiteren van de verbrandingsinstallatie, of het niet beschikken over een vergunning?4
(4) De Staat wijst bij besluit percelen ter onteigening aan. Het besluit is niet op de voorgeschreven wijze ter inzage gelegd en is daarom nietig en onrechtmatig. Ten gevolge van het besluit konden de percelen niet door de eigenaar ervan worden verkocht terwijl ondertussen de waarde van de percelen daalde. Vaststaat dat de eigenaar van de percelen deze zou hebben verkocht indien de Staat de percelen niet ter onteigening zou hebben aangewezen en de waardevermindering dan voor rekening van een ander zou zijn gekomen.5
Dient causaal verband te bestaan tussen het nemen van het besluit als geheel en de schade, of gaat het erom dat causaal verband aanwezig is tussen het niet op de voorgeschreven wijze ter inzage leggen van het ontwerpbesluit en de schade? Dient bij de constructie van de hypothetische situatie zonder normschending het besluit als geheel te worden weggedacht, of dient te worden nagegaan wat zou zijn gebeurd indien het besluit ter inzage was gelegd? Is het besluit als geheel onrechtmatig, of alleen het niet ter inzage leggen van het ontwerpbesluit?
292. Men zou overigens kunnen denken dat in deze vier voorbeelden van belang is wat de laedens zou hebben gedaan in plaats van zijn normschendende gedraging. Of bij de constructie van de hypothetische situatie een normschendend doen mag worden vervangen door hetgeen de laedens in plaats daarvan zou hebben gedaan, behandel ik in § 6.3. Hier is van belang dat de in deze vier voorbeelden aan de orde gestelde problematiek losstaat van en voorafgaat aan de vraag wat de laedens in plaats van zijn onrechtmatige gedraging zou hebben gedaan. Als bijvoorbeeld in de eerste hiervoor besproken casus tot uitgangspunt wordt genomen dat de onrechtmatige daad slechts het 10 km/u te hard rijden is (en niet het autorijden met 60 km/u) dan dient bij de constructie van de hypothetische situatie het 10 km/u te hard rijden (en niet het gehele autorijden met 60 km/u) te worden weggedacht. In de hypothetische situatie rijdt de laedens dan met een snelheid van 50 km/u. Niet meer aan de orde komt dan hoe hard de laedens zou hebben gereden indien hij geen 60 km/u zou hebben gereden.