NJ 2017/265
Onrechtmatige stankhinder bij exploitatie pluimveebedrijf?; maatstaf; toetsing aan ten tijde van hinder geldend publiekrechtelijke regelgeving?
HR 16-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1106
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 juni 2017
- Magistraten
Mrs. A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/01840
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124365:1
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Goederenrecht / Burenrecht en mandeligheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1106, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:227, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑03‑2016
- Wetingang
Art. 5:37, art. 6:162 BW
Essentie
Onrechtmatige stankhinder bij exploitatie pluimveebedrijf?; maatstaf; toetsing aan ten tijde van hinder geldend publiekrechtelijke regelgeving?
Art. 5:37 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens art. 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen, zoals door het verspreiden van stank. Of het veroorzaken van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.