Einde inhoudsopgave
RvdW 2013/426
Afwijzing verzoek DNA-tegenonderzoek voldoende gemotiveerd
HR 12-03-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3886
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 maart 2013
- Magistraten
W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
11/03617
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- LJN
BZ3886
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ3886, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑03‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑09‑2012
ECLI:NL:PHR:2013:BZ3886, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑01‑2012
- Wetingang
Art. 338-344 Sr; art. 151a lid 3-5 Sv; art. 6 lid 3 EVRM
Essentie
Afwijzing voorwaardelijk verzoek DNA-tegenonderzoek. Mede gelet op de overweging dat het voorhanden bewijsmateriaal meer omvat dan het door de verdediging bestreden DNA-onderzoeksresultaat, is het oordeel dat voor het verrichten van het gevraagde tegenonderzoek de noodzaak niet is gebleken, niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
De eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat aan een verzoek tot het doen verrichten van een tegenonderzoek gevolg behoort te worden gegeven. Of zich zo een geval voordoet is afhankelijk van de omstandigheden van de desbetreffende zaak. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer (a) de gronden waarop het verzoek steunt, (b) het belang van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.