Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/570
Bewijsklacht dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van een personenauto wist dat deze een door misdrijf verkregen goed betrof. Het oordeel van het hof, dat het niet anders kan dan dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de auto ‘wist’ dat de Audi van misdrijf afkomstig was, is niet onbegrijpelijk gelet.
HR 19-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:678
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 april 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/01748
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:678, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:266, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑02‑2016
Essentie
Bewijsklacht dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van een personenauto wist dat deze een door misdrijf verkregen goed betrof. Het oordeel van het hof, dat het niet anders kan dan dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de auto ‘wist’ dat de Audi van misdrijf afkomstig was, is niet onbegrijpelijk gelet.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 1 april 2015, nummer 21/003861-14, in de strafzaak tegen: [verdachte]. Adv.: mr. M. Berndsen, te Amsterdam.