Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.2.3
1.2.3 Wettelijke preciseringen
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS299739:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook Rijken 1994, p. 16.
Zie bijvoorbeeld de artt. 1:159 lid 3, 4:123 lid 1, 5:78 sub a en 97 lid 1 en 6:258 BW. Zie ook het overzicht in Snijders 2012, noot 9 op p. 772.
Zie Rijken 1994, p. 16-17 voor een uitgebreide opsomming. Deze opsomming is, zoals Rijken erkent, niet volledig. Ik noem als voorbeeld ‘een redelijk oordelend mens’ in art. 3:44 lid 2 BW.
Parl. Gesch. Boek 3, p. 1036 (M.v.T. Inv.), Parl. Gesch. Boek 6, p. 66 (M.v.A. II) en 72 (Eindverslag I), Hartkamp 1981, p. 215 en 217, Rijken 1994, p. 16 en Snijders 2012, p. 775. Wel hebben de begrippen een andere ‘gevoelswaarde’. Vergelijk ook Asser/ Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 397 en Bakker 2012, p. 9.
Vergelijk Hartkamp 1981, p. 230-231 en § 2.5.
HR 11 mei 1979, NJ 1979, 441 (Holland-Amerika Lijn/Van Werkhoven), HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 257 (Baijings/H), Parl. Gesch. Boek 6, p. 974 (M.v.A. II), 1596 (Nota II Inv.), 1621 (M.v.A. I Inv.) en 1827 (M.v.T. Inv.), Kamerstukken II 1982/83, 17 779, nr. 3, p. 40 (M.v.T.), Peletier 1999, p. 97-100, Valk 1999a, p. 917 en Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 456-457.
Zie bijvoorbeeld HR 14 juni 2002, NJ 2003, 112 (Bramer/Hofman), HR 17 december 2004, NJ 2005, 271 (Amptill/Weggelaar), HR 3 februari 2012, NJ 2012, 390 (Fujitsu/ Exel), Hof Leeuwarden 8 januari 2013, LJN BY8106 (X/Farmex), Van den Brink 2012b, p. 25-26 en Hartkamp 2012, p. 53.
§ 3.4.
Verschillende van de in de §§ 1.2.1 en 1.2.2 behandelde wettelijke bepalingen verklaren de redelijkheid en billijkheid in algemene termen van toepassing op een bepaalde rechtsbetrekking. Andere bepalingen verwijzen naar een specifieke werking van de redelijkheid en billijkheid. Zij preciseren de algemene norm van de redelijkheid en billijkheid.1 Een deel van de wettelijke bepalingen verwijst hierbij naar ‘de redelijkheid en billijkheid’.2 De wet kan echter ook verwijzen naar begrippen als ‘billijk’, ‘billijkheid’, ‘onredelijk’, ‘onredelijke’, ‘redelijkheid’ of ‘redelijkerwijze’.3 Ook deze termen verwijzen naar de redelijkheid en billijkheid. Er bestaat geen juridisch verschil tussen de verschillende begrippen. Taalkundige overwegingen hebben de keuzes voor één van deze termen beïnvloed.4
De meeste verwijzingen of ‘preciseringen’ breiden het toepassingsgebied van de redelijkheid en billijkheid niet uit. De redelijkheid en billijkheid is op grond van de artt. 6:2, 216 en 248 BW van toepassing op iedere verbintenis, meerzijdige rechtshandeling en overeenkomst. De aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid kan bijvoorbeeld ook zonder art. 7:601 lid 2 BW een ‘redelijk loon’ toekennen aan de professionele bewaarnemer.
Dit betekent niet dat de preciseringen niet van belang zijn. De algemene werking van de redelijkheid en billijkheid beïnvloedt de rechtsgevolgen die voortvloeien uit een wettelijke bepaling. De preciseringen werken anders. Zij geven de redelijkheid en billijkheid een plaats binnen de bepaling waarin zij zijn opgenomen. Zij bepalen dat een specifieke vraag in het bijzonder door de redelijkheid en billijkheid wordt beheerst. De redelijkheid en billijkheid wordt de maatstaf die van toepassing is op een bepaalde vraag binnen de bepaling. De bijzondere invloed van de redelijkheid en billijkheid is beperkt tot deze specifieke vraag. De redelijkheid en billijkheid heeft geen bijzondere invloed op het overige gedeelte van de bepaling. Art. 6:101 lid 1 BW biedt een voorbeeld. Dit artikel geeft een wettelijke regeling voor de verdeling van de schade, de redelijkheid en billijkheid oefent geen invloed uit op deze wettelijke verdeling. Het artikel bevat daarnaast een precisering van de redelijkheid en billijkheid. De schade wordt op een andere manier verdeeld als de billijkheid dit eist. Art. 3:35 BW biedt een ander voorbeeld. Het gerechtvaardigd vertrouwen beïnvloedt de uitleg van een rechtshandeling. De redelijkheid en billijkheid speelt een rol binnen deze bepaling. De vraag of het vertrouwen gerechtvaardigd is, dient te worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid. De vertrouwende partij moet de betekenis redelijkerwijze hebben kunnen toekennen aan de verklaring of gedraging.
De preciseringen schrijven daarnaast een specifiek rechtsgevolg voor. De toepassing van art. 6:94 lid 1 BW leidt bijvoorbeeld tot de matiging van een contractuele boete. Toepassing van art. 6:233 sub a BW leidt tot de vernietigbaarheid van een beding in de algemene voorwaarden. De voorgeschreven werkingen maken de gevolgen van de redelijkheid en billijkheid beter voorspelbaar.5
De preciseringen kunnen de invloed van de ‘algemene’ werking van de redelijkheid en billijkheid beperken. Zij zien op specifieke problemen. Deze problemen lenen zich slechts in uitzonderlijke gevallen voor een toepassing van de artt. 6:2 en 248 BW. De werking van de redelijkheid en billijkheid komt in een dergelijk geval tot uitdrukking in de precisering.6 Dergelijke beperkingen hebben echter slechts een geringe omvang. Zij zijn beperkt tot de specifieke vraag en het specifieke gevolg van de precisering. De algemene werking van de redelijkheid en billijkheid kan tot andere rechtsgevolgen leiden.7 Een toepassing van art. 6:258 BW leidt bijvoorbeeld tot de ontbinding of wijziging van een overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden. Deze precisering sluit echter niet uit dat de algemene werking van de redelijkheid en billijkheid een opzeggingsbevoegdheid in het leven roept.8