Einde inhoudsopgave
Alle omstandigheden van het geval (O&R nr. 77) 2013/1.2.7
1.2.7 De verhouding tussen de redelijkheid en billijkheid en andere vormen van ongeschreven recht
mr. P.T.J. Wolters, datum 01-03-2013
- Datum
01-03-2013
- Auteur
mr. P.T.J. Wolters
- JCDI
JCDI:ADS302185:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie behalve de hier behandelde schrijvers ook de literatuur genoemd in Abas 1972, p. 50.
Abas 1972, p. 47-49.
Van der Grinten 1949, p. 435.
Parl. Gesch. Boek 6, p. 71 (Eindverslag I), Vranken 1989, p. 205 en Hartkamp 1992, p. 28. Zie bijvoorbeeld HR 24 september 2004, NJ 2008, 587 (Vleesmeesters/Alog). Dit arrest noemt verschillende factoren die de eisen van de maatschappelijke betamelijkheid beïnvloeden. Deze factoren oefenen ook invloed uit op de werking van de redelijkheid en billijkheid. Vergelijk in de context van verkeersopvattingen Rogmans 2007, p. 12.
§ 4.2.
De literatuur is verdeeld over het eventuele onderscheid tussen misbruik van recht en de redelijkheid en billijkheid. Verschillende auteurs betogen dat misbruik van recht een uitwerking van de redelijkheid en billijkheid is. Zie over de verhouding tussen deze leerstukken Maeijer 1991, p. 14-17, Stolp 1999, p. 504-508, Van der Wiel 2004, p. 189-192, Schrage 2007, p. 6-9 en 24-25, Van den Brink 2012b, p. 23 en noot 53. Art. 3:13 lid 2 BW is overigens, gelet op het woord ‘redelijkheid’, een in § 1.2.3 beschreven precisering van de redelijkheid en billijkheid.
Vergelijk Gras 2003, p. 53-57 en Van der Wiel 2004, p. 181-185 over het eventuele onderscheid tussen de beginselen van een goede procesorde en de redelijkheid en billijkheid.
Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 401. Vergelijk ook Van den Brink 2012b, p. 23.
Sieburgh 2011b, p. 207.
Parl. Gesch. Boek 3, p. 1021 (M.v.T. Inv.). Vergelijk ook Parl. Gesch. Boek 3, p. 1040 (T.M.) en 1049 (M.v.T. Inv.) over de verhouding tussen en de redelijkheid en billijkheid en misbruik van recht en Parl. Gesch. Boek 6, p. 57 (Handelingen II) over de verhouding tussen de redelijkheid en billijkheid en de goede zeden.
Dit artikel is een in § 1.2.4 beschreven kristallisatie van de redelijkheid en billijkheid. Zie § 1.2.4.
HR 16 februari 2007, NJ 2007, 256 (Gebroeders Tuinbeheer) en Asser/Maeijer 1997 (2-II), nr. 46. Zie ook HR 17 mei 1991, NJ 1991, 645 (Lampe/Tonnema) en Huizink (Rechtspersonen), art. 2:8 BW, aantekening 8. De redelijkheid en billijkheid beheerst daarnaast de onderhandelingsfase. Zie noot 11. Het afbreken van de onderhandelingen kan leiden tot een verplichting tot schadevergoeding. De literatuur twist over de grondslag van deze verplichting. Zie bijvoorbeeld Schoordijk & Deelen 1984, p. 61-86, Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 202, Jansen 2012a, p. 28-30, Ruygvoorn 2012, p. 614 en Jansen 2013, p. 61.
Verschillende schrijvers zien een nog grotere rol voor de redelijkheid en/ of billijkheid.1 Zij breiden de toepassing van de redelijkheid en billijkheid uit tot het gehele recht. Abas schrijft dat de billijkheid een rechtsbeginsel is dat alle rechtsbetrekkingen beheerst. Hij verdeelt de rechtsbetrekkingen in vertrouwensrelaties en niet-vertrouwensrelaties. De goede trouw beheerst de vertrouwensrelaties. De ‘maatschappelijk betamende zorgvuldigheid’ beheerst de niet-vertrouwensrelaties. Een verschil tussen deze categorieën is er echter niet. Zij zijn in wezen hetzelfde.2 Van der Grinten vat het gehele buitenwettelijke recht samen in één norm: “Gij zult in het maatschappelijk verkeer handelen, zoals een redelijk mens tegenover zijn medemens betaamt.”3 De redelijkheid of billijkheid is bij deze schrijvers een belangrijke bron. De normen van Abas en Van der Grinten overschrijden het traditionele bereik van de redelijkheid en billijkheid van onder andere art. 6:2 BW. Beide schrijvers formuleren een soort ‘supernorm’, die zowel de redelijkheid en billijkheid als andere vormen van ongeschreven recht omvat.
De ‘supernorm-benadering’ heeft haar waarde. Handelen in strijd met de goede procesorde is niet redelijk. Overeenkomsten die in strijd zijn met de goede zeden zijn ook in strijd met de billijkheid. De omstandigheden die van belang zijn bij het bepalen van de eisen van de redelijkheid en billijkheid spelen ook een rol bij het bepalen van de werking van andere vormen van ongeschreven recht.4 De maatschappelijke positie van een partij beïnvloedt bijvoorbeeld zowel de werking van de redelijkheid en billijkheid als de eisen van de maatschappelijke betamelijkheid.5
Hartkamp en Sieburgh nuanceren deze benadering. Niet de redelijkheid en billijkheid, maar het ongeschreven recht beïnvloedt alle rechtsbetrekkingen. Het ongeschreven recht omvat meer bronnen dan de redelijkheid en billijkheid. Hartkamp en Sieburgh noemen de gewoonte, de goede zeden, misbruik van recht,6 de maatschappelijke betamelijkheid, de beginselen van een goede procesorde7 en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.8 Sieburgh voegt hier in een andere publicatie de verkeersopvattingen, de openbare orde en de goede trouw aan toe.9 Ook de wetgever verwerpt de supernorm-benadering. Er zijn meer bronnen van ongeschreven recht naast de gewoonte en de billijkheid. Het heeft geen zin de billijkheid zo op te rekken dat zij verwijst naar alle vormen van ongeschreven recht.10
Het onderscheid tussen de verschillende bronnen van ongeschreven recht blijkt ook uit de wet. Art. 6:248 lid 1 BW noemt bijvoorbeeld de gewoonte als aanvullende bron van verbintenissen naast de redelijkheid en billijkheid. Ook de rechtsgevolgen van de verschillende bronnen van ongeschreven recht zijn niet hetzelfde. Een rechtshandeling in strijd met de goede zeden is bijvoorbeeld nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW. De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid leidt tot een ander rechtsgevolg. Een regel is op grond van de artt. 6:2 lid 2 en 248 lid 2 BW niet van toepassing als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
De redelijkheid en billijkheid is geen ‘supernorm’. Toch neemt de redelijkheid en billijkheid een bijzondere plaats in. De redelijkheid en billijkheid beheerst het hele vermogensrecht. Zij beheerst hiermee ook de verbintenissen en rechtsbetrekkingen die ontstaan door de toepassing van andere vormen van ongeschreven recht.
De redelijkheid en billijkheid kan de toepassing van regels van andere bronnen van ongeschreven recht beperken. Ik geef enkele voorbeelden. De mogelijkheid om de gevolgen van een gewoonte te beperken op grond van de redelijkheid en billijkheid blijkt uit art. 6:2 lid 2 BW. Een rechtshandeling in strijd met de goede zeden is nietig op grond van art. 3:40 lid 1 BW. Eventuele verrichte prestaties zijn onverschuldigd betaald en dienen te worden terugbetaald. De redelijkheid en billijkheid kan deze restitutievordering beperken op grond van de artt. 6:2 lid 2 en 211 lid 1 BW. Een gedraging in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid is een onrechtmatige daad op grond van art. 6:162 lid 2 BW. De schadevergoeding kan echter worden gematigd op grond van art. 6:109 lid 1 BW.11
Daarnaast kan het handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid een onrechtmatige daad opleveren.12 Misbruik van recht bestaat op grond van art. 3:13 lid 2 BW als de rechthebbende naar redelijkheid niet tot de uitoefening had kunnen komen. Dit artikel is, gelet op het woord ‘redelijkheid’, een in § 1.2.3 beschreven precisering van de redelijkheid en billijkheid.
Het tegenovergestelde geldt ook. Andere open normen, zoals de verkeersopvattingen, de gewoonte en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, beïnvloeden de werking van de redelijkheid en billijkheid. Deze normen kunnen via de redelijkheid en billijkheid invloed uitoefenen op een rechtsbetrekking waarop zij niet direct van toepassing zijn. Ik beschrijf deze invloed in hoofdstuk 2.
De redelijkheid en billijkheid is geen supernorm waaruit alle vormen van ongeschreven recht zijn afgeleid. Wel neemt zij door haar ruime toepassingsgebied een bijzondere plaats in binnen het vermogensrecht. De redelijkheid en billijkheid beïnvloedt, en wordt beïnvloed door, andere vormen van ongeschreven recht.