De overeenkomst in het insolventierecht
Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.4.2.2.4:4.4.2.2.4 Andere dan obligatoire overeenkomsten
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/4.4.2.2.4
4.4.2.2.4 Andere dan obligatoire overeenkomsten
Documentgegevens:
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS385580:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Een bijzondere overeenkomst die ik op deze plaats slechts kort aanstip, is de publiekrechtelijke overeenkomst. Publiekrechtelijke overeenkomsten kennen geen vastomlijnde definitie. Indien sprake is van een contract tussen een overheidslichaam en een failliete wederpartij dat als publiekrechtelijk dient te worden gekwalificeerd en waaruit mede over en weer verbintenissen voortvloeien, kan art. 37 Fw mijns inziens in zoverre een ml spelen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de voorafgaande paragrafen is steeds uitgegaan van de situatie dat de gefailleerde partij is bij een obligatoire overeenkomst. Het is echter eveneens mogelijk dat hij is gebonden aan contracten waaruit géén verbintenissen voortvloeien, maar die op andere wijze zijn rechtsverhouding tot de wederpartij vormgeven. Voorbeelden zijn contracten van procesrechtelijke, goederenrechtelijke en liberatoire aard en overeenkomsten van schuld- en contractsoverneming.1 Op dergelijke contracten zijn in beginsel op grond van art. 6:216 BW de bepalingen van de afdelingen 6.5.1-6.5.4 van overeenkomstige toepassing, maar dat geldt niet voor de regeling van de wederkerige overeenkomsten in afdeling 6.5.5. De in die afdeling neergelegde bepalingen zijn op grond van art. 6:261 lid 2 BW alleen van overeenkomstige toepassing op andere rechtsbetrekkingen dan wederkerige overeenkomsten indien zij strekken tot het wederzijds verrichten van prestaties en bovendien de aard van die rechtsbetrekkingen zich daartegen niet verzet. Van het wederzijds verrichten van prestaties is bij de hier aan de orde zijnde contracten echter geen sprake.
Hiermee is tevens het lot van art. 37 Fw bezegeld. Evenals de overige bepalingen omtrent wederkerige overeenkomsten werkt de regeling van art. 37 Fw alleen in het geval dat over en weer prestaties moeten worden verricht. Nu dit bij niet-obligatoire contracten niet het geval is, doet bovendien ook de onzekerheid waartegen art. 37 Fw beoogt te beschermen, zich niet voor. Voor toepassing van art. 37 Fw op andere dan obligatoire overeenkomsten bestaat dan ook geen ruimte.2