HR, 12-07-2013, nr. 12/01990
ECLI:NL:HR:2013:CA1727
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12-07-2013
- Zaaknummer
12/01990
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA1727, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑07‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA1727, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:CA1727, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA1727, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Cassatie. Eisen waaraan cassatiemiddelen dienen te voldoen. Art. 407 lid 2 Rv.
Partij(en)
12 juli 2013
Eerste Kamer
nr. 12/01990
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],wonende te [woonplaats],
2. NATIONAAL EN INTERNATIONAAL BELGICA DISTRIBUTIECENTRUM B.V.,gevestigd te Hedel, gemeente Maasdriel,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
[verweerster],gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
de vonnissen in de zaak 185401/HA ZA 09-993 van de rechtbank Arnhem van 9 december 2009 en 23 juni 2010;
het arrest in de zaak 200.076.470 van het gerechtshof te Arnhem van 8 november 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun beroep.
3. Beoordeling van de middelen
3.1
Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden.
Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding.
Dit alles lijdt slechts dan uitzondering, indien het een rechtsklacht betreft en – zo nodig mede uit de gedingstukken – zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- en/of motiveringsklachten de rechtsstrijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande HR 5 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6196, NJ 2013/124; HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2639, NJ 2013/125; HR 24 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0828)
3.2
De cassatiemiddelen van [eisers] voldoen niet aan de hiervoor genoemde eisen. Nu zich in deze zaak geen van de hiervoor bedoelde uitzonderingen voordoet – [verweerster] heeft in cassatie verstek laten gaan – hebben [eisers] geen middel aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. [eisers] zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 juli 2013.
Conclusie 24‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Cassatie. Eisen waaraan cassatiemiddelen dienen te voldoen. Art. 407 lid 2 Rv.
12/01990
Mr. E.B. Rank-Berenschot
Zitting: 24 mei 2013
CONCLUSIE inzake:
1) [eiser 1],
2) Nationaal en Internationaal Belgica Distributiecentrum B.V.,
eisers tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
tegen:
[verweerster],
verweerster in cassatie,
niet verschenen.
Deze zaak leent zich voor een verkorte conclusie.
1.1 Partijen zijn overeengekomen gezamenlijk het gebied Molendijk/Korenstraat te Hedel in herontwikkeling te brengen. In dat kader hebben zij een overeenkomst gesloten, die op 4 juni 2008 schriftelijk is vastgelegd. Ingevolge de overeenkomst heeft verweerster in cassatie (hierna: [verweerster]), gelden geleend aan eisers tot cassatie (hierna: [eisers]), teneinde [eisers] in staat te stellen gronden te kopen ten behoeve van de bedoelde herontwikkeling.
1.2 In de overeenkomst is in art. 4 bepaald dat voor het welslagen van het ontwikkelingsplan noodzakelijk is dat ook de eigendommen van ene [betrokkene] worden aangekocht en dat daarvoor maximaal een investering van € 3.000.000 nodig zal zijn. In art. 5 onder a van de overeenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen, inhoudende dat de overeenkomst wordt ontbonden als de eigendommen van [betrokkene] niet kunnen worden verworven.
1.3 [verweerster] heeft, kort samengevat, terugbetaling van de aan [eisers] uitgeleende bedragen gevorderd tot een bedrag van € 666.500, vermeerderd met rente en kosten. [verweerster] heeft zich daarbij beroepen op het ontbonden zijn van de overeenkomst, onder meer vanwege het intreden van de ontbindende voorwaarde van art. 5 onder a van de overeenkomst.(1) De rechtbank heeft in haar vonnis van 23 juni 2010 de vordering van [verweerster] toegewezen tot een bedrag in hoofdsom van € 658.000, vermeerderd met rente en kosten en de reconventionele vordering van [eisers] afgewezen.(2)
1.4 Op het hoger beroep van [eisers] heeft het hof in zijn arrest van 8 november 2011 geoordeeld dat de ontbindende voorwaarde van art. 5 onder a zo moet worden uitgelegd dat deze zou intreden als niet 21.000m2 grond van [betrokkene] zou kunnen worden gekocht voor een prijs van (maximaal) € 3.000.000 (rov. 4.9). Voorts heeft het hof geoordeeld dat, anders dan [eisers] stellen, niet kan worden gezegd dat [verweerster] heeft bewerkstelligd dat deze voorwaarde is ingetreden (rov. 4.10). Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
1.5 [eisers] hebben tijdig(3) beroep in cassatie ingesteld. Tegen [verweerster] is verstek verleend. [eisers] hebben hun standpunten nog schriftelijk toegelicht.
1.6 Middel I klaagt over onbegrijpelijkheid van 's hofs oordeel (in rov. 4.9) dat [eisers] onvoldoende gemotiveerd hebben betwist de stellingen van [verweerster] (i) dat partijen in art. 4 van de overeenkomst uitgingen van 21.000m2 grond van [betrokkene] voor een (maximum)prijs van € 3.000.000, en (ii) dat de exploitatiebegroting eveneens van genoemd aantal vierkante meters tegen genoemde prijs uitging. Daaruit volgt, aldus het middel, dat 's hofs uitleg van de ontbindende voorwaarde van art. 5 onder a onbegrijpelijk is. Eveneens onbegrijpelijk is 's hofs oordeel dat [eisers] hebben miskend dat zij de exploitatieopzet als onderdeel van het overeengekomene hebben aanvaard. Middel II klaagt dat het hof ten onrechte het bewijsaanbod van [eisers] heeft gepasseerd, doordat het hof zijn beslissing te dienaangaande heeft doen steunen op onbegrijpelijke feitelijke vaststellingen en/of oordelen en/of doordat het hof die beslissing niet naar behoren heeft gemotiveerd. Middel III klaagt dat het hof zijn oordeel (in rov. 4.11) dat het beroep van [verweerster] op de aldaar bedoelde ontbindende voorwaarde onder c opgaat, op onjuiste gronden heeft doen steunen, althans heeft doen steunen op gronden die het oordeel niet kunnen dragen.
1.7 In deze middelen is verzuimd met bepaaldheid en precisie uiteen te zetten waarom 's hofs aangevallen oordelen onbegrijpelijk of onjuist zijn. De middelen zijn uitsluitend gemotiveerd in de schriftelijke toelichting. De middelen voldoen daarmee niet aan de ingevolge art. 407 lid 2 Rv aan een cassatiemiddel te stellen eisen.(4)
1.8 Middel IV behelst slechts een voortbouwende klacht en kan niet tot cassatie leiden.
1.9 Nu geen middel is aangevoerd dat voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv, strekt de conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun beroep.(5)
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Rov. 4.1 van het arrest van het hof Arnhem van 8 november 2011.
2 Rov. 4.3 van het arrest van het hof Arnhem van 8 november 2011.
3 De cassatiedagvaarding is op 7 februari 2012 uitgebracht.
4 HR 5 november 2010, LJN: BN6196, NJ 2013/124, JBPr 2011/6 m.nt. R.P.J.L. Tjittes; HR 19 februari 1999, LJN: ZC2856, NJ 1999/428 m.nt. ARB. Zie voorts de noot van W.D.H. Asser onder HR 6 juni 2003, LJN:AF5889, NJ 2003/707 (onder 8).
5 HR 8 februari 2013, LJN: BY2639, NJ 2013, 125.