Warenwetregeling Diepgevroren levensmiddelen
Bijlage Analysemethode voor meting van de temperatuur van diepgevroren levensmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 10-01-1993
- Bronpublicatie:
04-01-1993, Stcrt. 1993, 2 (uitgifte: 05-01-1993, regelingnummer: DGVGZ/VVP/L923154)
- Inwerkingtreding
10-01-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-01-1993, Stcrt. 1993, 2 (uitgifte: 05-01-1993, regelingnummer: DGVGZ/VVP/L923154)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1. Toepassingsgebied
De in artikel 4 voorgeschreven temperaturen van diepgevroren levensmiddelen.
2. Principe
Meting van de temperatuur van diepgevroren levensmiddelen bestaat uit een registratie van de temperatuur van een in overeenstemming met de Warenwetregeling Monsterneming genomen monster met behulp van adequate apparatuur.
3. Definitie van temperatuur
Onder ‘temperatuur’ wordt verstaan de temperatuur die wordt gemeten op de plaats van het temperatuurgevoelige onderdeel van het meetinstrument of de meetapparatuur.
4. Apparatuur
- 4.1.
Thermometrische meetapparatuur
- 4.2.
Instrumenten om een holte in het produkt te maken
Er wordt gebruik gemaakt van een gepunt metalen instrument, zoals een ijspriem, een handboor of een fretboor, dat gemakkelijk is schoon te maken.
5. Algemene specificatie voor de instrumenten voor temperatuurmeting
De meetinstrumenten voldoen aan de volgende specificaties:
- a)
de responstijd is zodanig dat binnen drie minuten 90% van het traject van de aanvankelijke naar de uiteindelijke afgelezen waarde is afgelegd;
- b)
het instrument heeft op het temperatuurtraject van −20 °C tot +30 °C een nauwkeurigheid van ± 0,5 °C;
- c)
de juistheid van de meting verandert door fluctuaties in de omgevingstemperatuur binnen het traject van −20 °C tot +30 °C met niet meer dan 0,3 °C;
- d)
het instrument kan ten minste op 0,1 °C nauwkeurig worden afgelezen;
- e)
de juistheid van het instrument wordt op gezette tijden gecontroleerd;
- f)
het instrument heeft een geldig kalibratiecertificaat;
- g)
het instrument kan gemakkelijk worden schoongemaakt;
- h)
het temperatuurgevoelige deel van het meetinstrument is zodanig ontworpen dat een goed thermisch contact met het produkt wordt gegarandeerd;
- i)
de elektrische apparatuur wordt beschermd tegen ongewenste effecten ten gevolge van de condensatie van vocht.
6. Werkwijze
- 6.1.
Voorkoeling van de instrumenten
Alvorens de temperatuur van het produkt te meten, worden het warmtegevoelige element en het instrument om een holte in het produkt te maken voorgekoeld.
De voorkoelingsmethode houdt in dat de apparatuur thermisch wordt gestabiliseerd op een temperatuur die zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de temperatuur van het produkt.
- 6.2.
Voorbereiding van het monster
Warmtegevoelige elementen zijn meestal niet ontworpen om door te kunnen dringen in een diepvriesprodukt. Er wordt dus vooraf met het daarvoor bedoelde instrument een holte in het produkt gemaakt, waarin het warmtegevoelige element kan worden gestoken. De diameter van de holte mag niet groter zijn dan die van het warmtegevoelige element en de diepte is afhankelijk van het te controleren produkt (zie punt 6.3).
- 6.3.
Meeting van de inwendige temperatuur van het produkt
Het monster en de apparatuur blijven in de voor de controle gekozen gekoelde omgeving.
De werkwijze is als volgt:
- a)
wanneer de afmetingen van het produkt dit mogelijk maken, wordt het warmtegevoelige element tot een diepte van 2,5 cm vanaf het oppervlak van het produkt in het produkt gestoken;
- b)
wanneer dit vanwege de afmetingen van het produkt niet mogelijk is, wordt het warmtegevoelige element in het produkt gestoken tot een diepte die overeenkomt met drie- tot vier maal de diameter van het warmtegevoelige element;
- c)
in bepaalde voedingsmiddelen (bij voorbeeld groene erwten) kan vanwege hun omvang of aard geen holte worden gemaakt om op die manier hun inwendige temperatuur te bepalen. In dat geval wordt de inwendige temperatuur bepaald van de verpakking waarin deze produkten zicht bevinden, door een geschikt en voorgekoeld warmtegevoelig element tot in het midden van de verpakking te steken om de ‘contact-temperatuur’ van het diepvriesprodukt te meten;
- d)
de temperatuur wordt afgelezen, zodra deze eens stabiele waarde heeft bereikt.