Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 6c
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Indien een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar, die nog niet het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal geniet, naar het oordeel van het in artikel 4 bedoelde gezag zijn ambt uitstekend vervult, kan zijn salaris worden verhoogd tot een in die salarisschaal vermeld hoger bedrag.
2.
Indien een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar, die het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal geniet, naar het oordeel van het in artikel 4 bedoelde gezag zijn ambt uitstekend vervult, kan zijn salaris worden verhoogd tot een bedrag vermeld in de salarisschaal behorende bij het ambt waarvan het maximum salaris het naast hogere is van dat van het ambt waarin hij is benoemd.
3.
Het oordeel over de wijze waarop een ambt wordt vervuld, bedoeld in het eerste en tweede lid, komt tot stand op basis van het verslag van een met de rechterlijk ambtenaar gehouden functioneringsgesprek of een vastgestelde beoordeling van het functioneren van de rechterlijk ambtenaar.
4.
Verhoging van het salaris als bedoeld in het eerste en tweede lid geschiedt met ingang van een door het in artikel 4 bedoelde gezag te bepalen dag. In geval van verhoging van het salaris als bedoeld in het eerste lid, blijft de jaarlijkse verhoging tot het daarna in de schaal vermelde salaris geschieden op dezelfde dag van het jaar als waarop die overeenkomstig artikel 5a plaatsvond.
5.
Een salarisverhoging als bedoeld in het tweede lid kan worden ingetrokken indien de rechterlijk ambtenaar zijn ambt naar het oordeel van het in artikel 4 bedoelde gezag niet meer uitstekend vervult. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.
6.
Aan de niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die naar het oordeel van het in artikel 4 bedoelde gezag zijn ambt uitstekend vervult, kan een eenmalige toeslag worden toegekend. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.