Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 19.01 Algemene bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De volgende bepalingen zijn niet van toepassing:
- a)
artikel 3.02, eerste lid, onderdeel b;
- b)
- c)
artikel 8.08, tweede lid, tweede zin, en zevende lid;
- d)
artikel 10.14, derde lid, tweede zin, bij nominale spanningen van meer dan 50 V.
2.
De volgende installaties zijn op passagiersschepen verboden:
- a)
lampen die werken op vloeibaar gas en vloeibare brandstof als bedoeld in artikel 15.07, derde lid, tweede zin;
- b)
met pitbranders uitgeruste installaties als bedoeld in artikel 16.02, tweede en derde lid;
- c)
oliekachels met verdampingsbranders als bedoeld in artikel 16.04;
- d)
verwarmingsapparaten en verwarmingsketels als bedoeld in artikel 16.07;
- e)
vloeibaargasinstallaties als bedoeld in hoofdstuk 17.
3.
Schepen, die niet van eigen mechanische middelen tot voortbeweging zijn voorzien, kunnen niet tot het vervoer van passagiers worden toegelaten.
4.
Op passagiersschepen moeten ruimten beschikbaar zijn voor mensen met een beperkte mobiliteit, die aan de in dit hoofdstuk genoemde bepalingen voldoen.
5.
In afwijking van artikel 7.02, tweede lid, eerste volzin, mag de dode hoek voor de boeg van het lege schip met halve voorraden en zonder ballast voor de roerganger niet meer zijn dan twee maal de scheepslengte of 250 m, al naargelang welke afstand het kortste is.
6.
In afwijking van artikel 7.02, derde lid, derde alinea, moet een passagiersschip met geschikte hulpmiddelen zijn uitgerust wanneer een vrij zicht naar achteren niet gewaarborgd is. Ingeval met deze hulpmiddelen bij het varen des nachts vrij zicht niet gewaarborgd is, moet de dienovereenkomstige beperking in het binnenschipcertificaat onder nummer 52 worden aangetekend.