Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/592
Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Art. 18 lid 1 Wet Bopz. Vraag of betrokkene verblijft in psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 Wet Bopz. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3254.
HR 24-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:805
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 april 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
20/00655
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:805, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:297, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑03‑2020
Essentie
Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Art. 18 lid 1 Wet Bopz. Vraag of betrokkene verblijft in psychiatrisch ziekenhuis in de zin van art. 1 Wet Bopz. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3254.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00655
Datum 24 april 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.L.C.C. Lückers:
In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.