De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.7.2:7.7.2 Vereiste duidelijkheid van afspraken
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.7.2
7.7.2 Vereiste duidelijkheid van afspraken
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS378295:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Brink 2009, p. 437.
HR 10 april 2009, LJN BG9470, r.o. 3.3 (X/Y).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Brink, die terecht onderschrijft dat afspraken gemaakt kunnen worden over de vraag of bescheiden opgevraagd kunnen worden, tekent daarbij evenzeer terecht aan, dat uit de gemaakte afspraken dan wel voldoende duidelijk moet blijken, dat zij inderdaad de uitsluiting van een bewijsmiddel beogen.1 Niet lang na het verschijnen van zijn proefschrift werd die observatie bevestigd toen de Hoge Raad overwoog:
"Of sprake is van een bewijsovereenkomst als hiervoor bedoeld, staat ter beoordeling van de rechter die over de feiten oordeelt. Het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt ten dienste van een goede rechtsbedeling, welk belang mede ten grondslag ligt aan de in art. 165 lid 1 neergelegde getuigplicht, brengt mee dat niet spoedig mag worden aangenomen dat een overeenkomst zonder een uitdrukkelijk daarop gerichte bepaling, een bewijsovereenkomst is die ertoe strekt de verklaring van de mediator als getuige in een rechtsgeding als bewijsmiddel uit te sluiten."2
Die redengeving is begrijpelijk: de redengeving sluit immers aan bij de rechtspraak over de wettelijke geheimhoudingsplicht. Daar is immers uitgemaakt dat een verschoningsrecht slechts kan worden aangenomen, als de wettelijke regeling of de parlementaire geschiedenis daarvan er blijk van geeft dat een uitdrukkelijke afweging heeft plaatsgevonden tussen de belangen bij weigering en de belangen bij verstrekking van gegevens.