Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/3.2.1
3.2.1 Inleiding
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS209937:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Ov. 7 – 9 van de considerans. Overigens wordt deze richtlijn thans op Europees niveau geëvalueerd.
Ov. 3 – 4 van de considerans.
Ov. 5 van de considerans.
Ov. 9 van de considerans.
Zie in dezelfde zin Cherednychenko & Meindertsma 2019.
Zie ook Cherednychenko & Meindertsma 2019. Zie over het beeld van de ‘gemiddelde consument’ in het EU-recht bijvoorbeeld Stănescu 2019, Domurath 2013 en Mak 2011.
Art. 5 van de richtlijn.
Overigens hebben niet alle verdergaande verplichtingen de definitieve versie van de richtlijn gehaald. Zo bevatte het voorstel voor de Richtlijn consumentenkrediet bijvoorbeeld een verplichting tot ‘verantwoorde kredietverlening’. Zie hierover ook Ferretti & Vandone 2019, p. 95.
Art. 13 en 14 van de richtlijn. Deze bepalingen lijken oog te hebben voor de doorgaans zwakke onderhandelingspositie van consumenten. Domurath spreekt in dat verband van een reasonably circumspect but weak consumer. Zie Dorumath 2017, p. 79 – 81.
Art. 8 van de richtlijn.
Zie HvJ EU 5 maart 2020, ECLI:EU:C:2020:167, r.o. 20 en 21, HvJ EU 6 juni 2019, ECLI:EU:C:2019:467, r.o. 40 en 41 en HvJ EU 9 november 2016, ECLI:EU:C:2016:842, r.o. 65.
Het is daarom niet vreemd dat deze verplichting in de literatuur is gekoppeld aan de bescherming van de meer kwetsbare consument met weinig draagkracht. Zie Mak & Braspenning 2012, p. 327 en Domurath 2017, p. 116 e.v.
De Richtlijn consumentenkrediet komt uit 2008 en werkt toe naar een goed functionerende kredietmarkt met een hoog niveau van consumentenbescherming.1 Volgens de richtlijnopstellers is de voorloper van deze richtlijn er onvoldoende in geslaagd om dat laatste te realiseren. Met name het minimumharmoniserende karakter van de oude richtlijn heeft bijgedragen aan het gegeven dat de wetgeving en het niveau van consumentenbescherming binnen de Europese Unie uit elkaar liepen.2 Bovendien is gebleken dat de oude richtlijn niet flexibel genoeg was om de ontwikkelingen op het gebied van financiële producten bij te houden.3 De opstellers benadrukken in dat verband de groei van de kredietmarkten en de opkomst van nieuwe kredietproducten. Als een reactie op de voormelde tekortkomingen is de nieuwe Richtlijn consumentenkrediet voorzien van maximumharmonisatie en hebben de richtlijnopstellers sterker ingezet op een interne markt met een hoog niveau van consumentenbescherming.4
De richtlijn is in belangrijke mate gestoeld op het informatiemodel van consumentenbescherming.5 Dit model gaat ervan uit dat de consument het meest is gebaat bij informatie en steunt daarmee op het beeld van de (gemiddelde) consument die met een zekere zorgvuldigheid beslissingen neemt en in staat is de ontvangen informatie daarin te verwerken.6 In deze lijn bevat de richtlijn meerdere informatieplichten die betrekking hebben op verschillende fases van de kredietrelatie. Een voorbeeld daarvan is de precontractuele verplichting van de kredietgever om essentiële productinformatie te verstrekken overeenkomstig het Europees standaard informatieformulier.7 Naast informatieplichten, bevat de richtlijn een beperkt aantal bepalingen welke de consument in een iets verdergaande mate beschermt.8 Zo zijn er bepalingen die voorschrijven dat de consument onder omstandigheden het recht moet hebben om een kredietovereenkomst te herroepen of te beëindigen,9 en is er een bepaling waaruit volgt dat de kredietwaardigheid van de consument moet worden getoetst voordat kan worden overgegaan tot kredietverstrekking.10 Hoewel de laatstgenoemde verplichting in de richtlijn ruim is vormgegeven, heeft het Europese Hof bevestigd dat deze de consument beoogt te beschermen tegen de gevolgen van onverantwoorde kredietverstrekking.11 Hiermee bevestigt het hof dat de richtlijn ook een zekere aandacht heeft voor de (meer kwetsbare) consument die, ondanks de ontvangen productinformatie, een onverantwoorde kredietaanvraag kan indienen.12
In het vervolg wordt stilgestaan bij de, in de Richtlijn consumentenkrediet te vinden, verplichting tot het verrichten van een kredietwaardigheidstoets. Nadat het juridische kader is geschetst (par. 3.2.2), wordt ingegaan op de drie aspecten van de kredietwaardigheidstoets, te weten de benadering (par. 3.2.3), de beoogde terugbetaalsituatie (par. 3.2.4) en de drie stappen (par. 3.2.5).