RvdW 2023/203:Tussenarrest HR. Art. 416 lid 2 Sv na veroordeling t.z.v. rijden terwijl rijbewijs is ingevorderd, art. 9 lid 7 WVW 1994. Dubbel verstek. Betekening oproeping nadere tz. in hoger beroep, 5-dagentermijn van art. 36e lid 2 sub b Sv. Kan uit informatiestaat SKDB-persoon, die aan oproeping is gehecht, worden afgeleid dat verdachte t.t.v. vergeefse aanbieding van oproeping aan BRP-adres en 5 dagen nadien op dat adres was ingeschreven in BRP? Oproeping nadere tz. in h.b. is tevergeefs aangeboden op BRP-adres van verdachte en vervolgens uitgereikt aan medewerker OM met verzending van afschrift van oproeping naar BRP-adres. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2002/317, m.b.t. betekening van oproeping als verdachte als ingezetene is ingeschreven in BRP en bij aanbieding van oproeping aan BRP-adres geen uitreiking heeft kunnen geschieden. ’s Hofs kennelijke oordeel dat uit (aan oproeping gehechte) informatiestaat SKDB-persoon van 12 mei 2021 volgt dat verdachte t.t.v. poging tot uitreiking van oproeping voor tz. in h.b. op 8 mei 2021 en 5 dagen nadien in BRP stond ingeschreven op adres A, is niet begrijpelijk, in aanmerking genomen dat uit die informatiestaat SKDB-persoon enkel blijkt dat verdachte t.t.v. vergeefse aanbieding van oproeping aan BRP-adres en 4 dagen nadien op dat adres was ingeschreven in BRP. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden, omdat uit informatiestaten SKDB-persoon van 28 september 2021 en 14 september 2021, die aan aanzegging cassatie zijn gehecht, kan worden afgeleid dat verdachte vanaf 31 augustus 2020 tot 12 juli 2021 in BRP was ingeschreven op adres A. ’s Hofs oordeel dat oproeping voor tz. in h.b. rechtsgeldig is betekend, geeft gelet op art. 36e lid 2 sub b Sv niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk (vgl. NJ 1998/175). Volgt verwijzing naar rolzitting teneinde A-G in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over ander middel. CAG: anders.