Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/194
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Bevoegdheid tot instellen rechtsmiddel. Kan materiële procespartij in eerste aanleg die niet formele procespartij was, als procespartij in zin van art. 332 Rv worden aangemerkt? Bevoegdheid tot instellen reconventionele vordering; sprake van uitzondering in art. 136 Rv? Lastgeving met volmacht. Beëindiging lastgevingsovereenkomst. Privatieve werking. Uitzondering twee-conclusie-regel.
HR 03-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:140
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 februari 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/04853
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:140, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2022
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht. Bevoegdheid tot instellen rechtsmiddel. Kan materiële procespartij in eerste aanleg die niet formele procespartij was, als procespartij in zin van art. 332 Rv worden aangemerkt? Bevoegdheid tot instellen reconventionele vordering; sprake van uitzondering in art. 136 Rv? Lastgeving met volmacht. Beëindiging lastgevingsovereenkomst. Privatieve werking. Uitzondering twee-conclusie-regel.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/04853
Datum 3 februari 2023
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaten: F.I. van Dorsser en J. den Hoed, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.