Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/133
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; vereiste dat betrokkene ‘kort tevoren’ moet zijn onderzocht en dat geneeskundige verklaring inzicht geeft in actuele situatie.
HR 22-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3251
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 december 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/04515
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3251, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1400, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑09‑2017
- Wetingang
Art. 5 Wet Bopz
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging; vereiste dat betrokkene ‘kort tevoren’ moet zijn onderzocht en dat geneeskundige verklaring inzicht geeft in actuele situatie.
Art. 5 lid 1 Wet Bopz houdt onder meer in dat de betrokkene ‘kort tevoren’ moet zijn onderzocht en dat de geneeskundige verklaring inzicht verschaft in de actuele situatie van de betrokkene. De rechter dient derhalve te oordelen op basis van de feiten en omstandigheden die zich voordoen ten tijde van zijn beslissing.
Samenvatting
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een voorlopige machtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene. Bij het verzoekschrift was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.