Hof Arnhem, 20-12-2010, nr. 21-003055-08
ECLI:NL:GHARN:2010:BO8383
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
20-12-2010
- Magistraten
Mrs. J.A.W. Lensing, J.I.M.W. Bartelds, P.H.A.J. Cremers
- Zaaknummer
21-003055-08
- LJN
BO8383
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BO8383, Uitspraak, Hof Arnhem, 20‑12‑2010
Uitspraak 20‑12‑2010
Mrs. J.A.W. Lensing, J.I.M.W. Bartelds, P.H.A.J. Cremers
Partij(en)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht,
nevenzittingsplaats Almelo, van 11 juli 2008 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken,
parketnummers 08-963016-07 en 08-963004-08, tegen
[verdachte],
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Voor zover verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen de vrijspraak voor het onder parketnummer 08-963004-08 ten laste gelegde feit (hierna vernummerd tot feit 5), zal hij in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 23 maart 2009, 6 oktober 2009, 2 november 2009, 8 april 2010 en 25 mei 2010, 1 oktober 2010, 19 november 2010, 22 november 2010 en 6 december 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof nummert het onder parketnummer 08-963004-08 tenlastegelegde feit als feit 5.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadslieden mr G. Spong en mr J.H. van Dijk, beiden advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis van de rechtbank vernietigen, omdat het tot een andere beslissing over de bewezenverklaring en de strafoplegging komt en opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals deze tenlastelegging in eerste aanleg en in hoger beroep is gewijzigd, dat:
- R.1A.
hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Utrecht en/of te Vinkeveen en/of te Assendelft en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- —
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft/hebben bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n),
en/of
- —
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) werd(en) gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen,
en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding heeft/hebben bewogen, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5], uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5], met of voor een derde verdachte en/of zijn mededader(s) te bevoordelen,
terwijl dat feit/die feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben gehad;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 1] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 1] de huur van de woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 1] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
(al dan niet woordelijk) gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan en/of die [slachtoffer 1] aan de oren te trekken en/of (al dan niet woordelijk) gedreigd die [slachtoffer 1] kapot te neuken en/of
- —
die [slachtoffer 1] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 1] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (een) tatoeage(s) (met de initialen/naam van verdachte) op haar lichaam (te weten in haar nek) te (laten) zetten en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de prostitutie naar Turkije te brengen en/of
- —
die [slachtoffer 1] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen een abortus te ondergaan, (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 2] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 2] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 2] één- of meerdere malen geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 2] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen een neuscorrigerende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de prostitutie naar Turkije te brengen en/of
- —
die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 3] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 3] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- —
die [slachtoffer 3] voor 10.000 euro, althans voor een geldbedrag, overgenomen / gekocht van een Albanese pooier, althans van een andere persoon en/of
- —
die [slachtoffer 3] niet liet(en) beschikken over haar paspoort / identiteitsdocumenten en/of
- —
voor die [slachtoffer 3] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 3] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 3] de huur van de woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 3] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 3] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- —
het hoofd van die [slachtoffer 3] tussen de deur gehouden en vervolgend de deur dichtgeslagen (waardoor die [slachtoffer 3] ondermeer haar neus heeft gebroken) en/of
- —
trachtten die [slachtoffer 3] onder dwang op het vliegtuig te zetten en/of
- —
trachtten die [slachtoffer 3] onder dwang mee te nemen, vanaf de luchthaven Schiphol (toen bleek dat het niet mogelijk was die [slachtoffer 3] naar Polen te laten vliegen) en/of
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] in Polen te doden en/of
- —
dreigde(n) de woning van de moeder van die [slachtoffer 3] met explosieven op te blazen / tot ontploffing te brengen (als de moeder van die [slachtoffer 3] geen contact zou opnemen met verdachte en/of als die [slachtoffer 3] haar aangifte niet zou intrekken) en/of
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] iets aan te doen als die [slachtoffer 3] niet zou zeggen waar zij verbleef en/of
- —
dreigde(n) die [slachtoffer 3] kapot te slaan als zij niet zou doen wat verdachte zei en/of
- —
dreigde(n) die [slachtoffer 3] te vermoorden en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om in het koude (buiten)water te springen / staan / liggen en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (ongeveer) 30 minuten, althans enige minuten in het koude (buiten)water te blijven liggen / staan en/of
- —
die [slachtoffer 3] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 3] verkracht en/of
- —
die [slachtoffer 3] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- —
die [slachtoffer 3] heeft gedwongen, althans bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte, te verrichten en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 3] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalden hoe groot de borstomvang moest worden) en/of
- —
die [slachtoffer 3] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 4]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 4] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 4] verkracht en/of
- —
die [slachtoffer 4] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- —
die [slachtoffer 4] heeft gedwongen, althans bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte, te verrichten en/of
- —
die [slachtoffer 4] verkracht en/of
- —
die [slachtoffer 4] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- —
die [slachtoffer 4] heeft gedwongen, althans bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte, te verrichten en/of
- —
die [slachtoffer 4] (voortdurend) gecontroleerd en/of die [slachtoffer 4] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 4] bedreigd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 5]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 5] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 5] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 5] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 5] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
die [slachtoffer 5] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 5] geregeld en/of laten regelen en/of
- —
die [slachtoffer 5] de huur van de woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 5] één- of meerdere malen (met een ijzeren / metalen honkbalknuppel / slagwapen) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 5] te slaan en/of een vinger te breken en/of de baby/het kind uit de buik te schoppen en/of
- —
die [slachtoffer 5] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 5] verkracht en/of
- —
die [slachtoffer 5] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- —
die [slachtoffer 5] heeft gedwongen, althans bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte, te verrichten en/of
- —
die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 5] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalden hoe groot de borstomvang moest worden) en/of
- —
die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen (een) tatoeage(s) (met de initialen/naam van verdachte) op haar lichaam (te weten in haar nek) te (laten) zetten en/of
- —
die [slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen een abortus te ondergaan (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen) en/of
- —
die [slachtoffer 5] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- —
(al dan niet woordelijk) gedreigd het kind van die [slachtoffer 5] af te nemen;
en
- 1B.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 in de gemeente Utrecht en/of te Vinkeveen en/of te Assendelft en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- —
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11];
en/of
- —
[slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
en/of
- —
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 8] en/of die Ziukiate en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan door voornoemde middlen wel enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11], zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten;
en/of
- —
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11];
en/of
- —
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11] heeft/hebben gedwongen danwel bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) met of voor een derde van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 8] en/of die die [slachtoffer 9] en/of die [slachtoffer 10] en/of die [slachtoffer 11];
terwijl dat feit/die feiten zwaar lichamelijk letsel tengevolge heeft /hebben gehad;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 1] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 1] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 1] de huur van de woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 1] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan en/of een vinger af te snijden en/of te wurgen en/of aan de oren te trekken en/of kapot te neuken en/of
- —
die [slachtoffer 1] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 1] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (een) tatoeage(s) (met de initialen/naam van verdachte) op haar lichaam (te weten in haar nek) te (laten) zetten en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de prostitutie naar Turkije te brengen en/of
- —
die [slachtoffer 1] (voortdurend) en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen een abortus te ondergaan, (teneinde het prostitutiewerk te kunnen (blijven) vervullen;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 2] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 2] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 2] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 2] één- of meerdere malen geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 2] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen een neuscorrigerende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 2] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees en/of
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen (grote) geldbedragen afkomstig uit de prostitutie naar Turkije te brengen en/of
- —
die [slachtoffer 2] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 3] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 3] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en/of
- —
die [slachtoffer 3] voor 10.000 euro, althans voor een geldbedrag, overgenomen / gekocht van een Albanese pooier, althans van een andere persoon en/of
- —
die [slachtoffer 3] niet liet(en) beschikken over haar paspoort / identiteitsdocumenten en/of
- —
voor die [slachtoffer 3] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 3] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 3] de huur van de woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 3] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 3] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- —
het hoofd van die [slachtoffer 3] tussen de deur gehouden en vervolgend de deur dichtgeslagen (waardoor die [slachtoffer 3] ondermeer haar neus heeft gebroken) en/of
- —
trachtten die [slachtoffer 3] onder dwang op het vliegtuig te zetten en/of
- —
trachtten die [slachtoffer 3] onder dwang mee te nemen, vanaf de luchthaven Schiphol (toen bleek dat het niet mogelijk was die [slachtoffer 3] naar Polen te laten vliegen) en/of
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] in Polen te doden en/of
- —
dreigde(n) de woning van de moeder van die [slachtoffer 3] met explosieven op te blazen / tot ontploffing te brengen (als de moeder van die [slachtoffer 3] geen contact zou opnemen met verdachte en/of als die [slachtoffer 3] haar aangifte niet zou intrekken) en/of
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] iets aan te doen als die [slachtoffer 3] niet zou zeggen waar zij verbleef en/of
- —
dreigde(n) die [slachtoffer 3] kapot te slaan als zij niet zou doen wat verdachte zei en/of
- —
dreigde(n) die [slachtoffer 3] te vermoorden en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om in het koude (buiten)water te springen / staan / liggen en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (ongeveer) 30 minuten, althans enige minuten in het koude (buiten)water te blijven liggen / staan en/of
- —
die [slachtoffer 3] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 3] verkracht en/of
- —
die [slachtoffer 3] tegen haar wil, anaal en/of vaginaal gepenetreerd en/of
- —
die [slachtoffer 3] heeft gedwongen, althans bewogen tegen haar wil seksuele handelingen met hem, verdachte, te verrichten en/of
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 3] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalden hoe groot de borstomvang moest worden) en/of
- —
die [slachtoffer 3] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 6]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 6] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 6] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/of
- —
die [slachtoffer 6] niet liet(en) beschikken over haar paspoort / identiteitsdocumenten en/of
- —
voor die [slachtoffer 6] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 6] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 6] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 6] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 6] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om in het koude (buiten)water te springen / staan / liggen en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om (ongeveer) 5 minuten, althans enige minuten in het koude (buiten)water te blijven liggen / staan en/of
- —
die [slachtoffer 6] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen een borstvergrotende operatie te ondergaan (zodat die [slachtoffer 6] als prostituee meer geld zou gaan verdienen) (terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalden hoe groot de borstomvang moest worden) en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen (een) tatoeage(s) (met de initialen/naam van verdachte) op haar lichaam (te weten in haar nek) te (laten) zetten en/of
- —
die [slachtoffer 6] gezegd dat als zij vrij wilde zijn en/of bij hem, verdachte, wegwilde, die [slachtoffer 6] dan 50.000 euro, althans een (aanzienlijk) geldbedrag, aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) moest betalen en/of
- —
gedreigd de familie van die [slachtoffer 6] in Duitsland op te zoeken, als die [slachtoffer 6] niet zou betalen en/of
- —
gedreigd alle botten van die [slachtoffer 6] te breken / laten breken en/of
- —
die [slachtoffer 6] (voortdurend) gecontroleerd;
en/ of
(met betrekking tot die [slachtoffer 7]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 7] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 7] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 7] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 7] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 7] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 7] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 7] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 7] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 7] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 7] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- —
die [slachtoffer 7] meegenomen / mee laten nemen vanuit België en/of Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 7] vanuit België en/of Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 7] in Nederland als prostituee te laten werken;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 8]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 8] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 8] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 8] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 8] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 8] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 8] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 8] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 8] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 8] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 8] te slaan en/of (woordelijk) gedreigd die [slachtoffer 8] af te maken en/of
- —
die [slachtoffer 8] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 8] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- —
die [slachtoffer 8] meegenomen / mee laten nemen vanuit België en/of Duitsland naar Nederland en/of die [slachtoffer 8] vanuit België en/of Duitsland naar Nederland laten komen teneinde die [slachtoffer 8] in Nederland als prostituee te laten werken;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 9]) (in voornoemde periode)
- —
met die [slachtoffer 9] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [slachtoffer 9] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau's en/of van alles voor haar te betalen en/of
- —
die [slachtoffer 9] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 9] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 9] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 9] geregeld en/of
- —
die [slachtoffer 9] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en/of
- —
die [slachtoffer 9] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 9] één- of meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 9] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 9] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 9] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 10]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 10] als prostituee laten werken en/of
- —
die [slachtoffer 10] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 10] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
die [slachtoffer 10] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 10] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 10] (voortdurend) gecontroleerd;
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 11]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 11] als prostituee laten werken en/of
- —
voor die [slachtoffer 11] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 11] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 11] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- —
die [slachtoffer 11] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- —
die [slachtoffer 11] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
gedreigd die [slachtoffer 11] te slaan en/of
- —
die [slachtoffer 11] angst ingeboezemd (waardoor zij geen hulp zocht en/of aangifte deed) en/of
- —
die [slachtoffer 11] (voortdurend) gecontroleerd;
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 7 februari 2007, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) en/of Assendelft en/of Amsterdam en/of elders in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 9], met voorbedachten rade en/of opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een vuist en/of hand tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 7 februari 2007, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) en/of Assendelft en/of Amsterdam en/of elders in Nederland met voorbedachten rade en/of opzettelijk mishandelend [slachtoffer 9] met een vuist en/of hand tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of Zandvoort en/of Scheveningen en/of elders in Nederland in het bezit was van een of meer reisdocument(en), te weten een (Duits) en/of een (Turks) paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het/de reisdocument(en) vals of vervalst was/waren, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat het/de betreffende paspoort(en) ten name was/waren gesteld van [valse naam 1], geboren op 18 oktober 1976 en/of [valse naam 2], geboren op 07 januari 1976, althans een ander of anderen dan verdachte, welk(e) paspoort(en) was/waren voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte [verdachte] voornoemd
en/of
dat hij op of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of Zandvoort en/of Scheveningen en/of Amstelveen en/of elders in Nederland opzettelijk in het bezit heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een of meer niet op zijn naam gesteld(e) reisdocument(en), te weten een (Duits) paspoort (voorzien van nummer 568354522 ten name van [valse naam 1]) en/of een (Turks) paspoort (voorzien van nummer TR H 746382 ten name van [valse naam 2]), welk gebruik hierin bestond dat verdachte op of omstreeks genoemde periode zich legitimeerde met genoemd(e) paspoort(en) bij een of meerdere medewerker(s) bij een of meerdere vestigingen van Holland Casino en/of dat verdachte zich op of omstreeks 1 juni 2004 legitimeerde met genoemd(e) paspoort(en) bij een medewerker van ‘Amstel Housing’en/of dat verdachte zich in genoemde periode legitimeerde met genoemd(e) paspoort(en) bij een medewerker(s) van de politie en/of justitie.
- 4A.
hij in of omstreeks de periode van van 1 januari 2002 tot en met april 2006 te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- —
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- —
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en/of het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages en/of
- —
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- —
afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
(‘CSV [verdachte]-[medeverdachte 5]’genoemd in order 47 — zaaksdossier B Criminele Organisatie)
en/of
- 4B.
hij in of omstreeks de periode van van april 2006 tot en met 7 februari 2007
te Amsterdam en/of te Utrecht en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- —
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- —
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en/of het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages en/of
- —
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- —
afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
(‘CSV [verdachte]’ genoemd in ordner 47 — zaaksdossier B Criminele Organisatie)
- 5.
hij op of omstreeks enig tijdstip gelegen binnen de periode van half november 2003 tot half januari 2004,te Amsterdam en/of elders in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] geboren op 31 december 1981, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte en/of de mededader(s) de penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 4] gestopt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- —
[slachtoffer 4] begon te kussen en/of haar BH uittrok terwijl die [slachtoffer 4] dat niet wilde en/of
- —
het hoofd van die [slachtoffer 4] pakte en zei dat die [slachtoffer 4] hem moest pijpen en/of
- —
een condoom uit de hand(en) van die [slachtoffer 4] sloeg omdat verdachte niet wilde dat die [slachtoffer 4] hem pijpte zonder condoom en/of
- —
zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 4] heeft gebracht terwijl die [slachtoffer 4] dat niet wilde en/of
(aldus) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in verband met het niet-naleven van voorschriften met betrekking tot het vernietigen van geheimhoudersgesprekken
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Zakelijk weergegeven bepleit de verdediging primair die niet-ontvankelijkheid vanwege de omstandigheid dat de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren, door te handelen met betrekking tot de afgeluisterde geheimhoudersgesprekken zoals hier is gedaan, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak te kort is gedaan. Subsidiair betoogt de verdediging dat het openbaar ministerie zodanig heeft gehandeld, dat daarmee het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt en dat om die reden niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte dient te volgen.
Het openbaar ministerie heeft zich —zakelijk weergegeven— op het standpunt gesteld dat er weliswaar sprake is van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, maar dit noch tot niet-ontvankelijkheid noch tot strafvermindering hoeft te leiden. Niet gebleken is dat de met vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Evenmin is er sprake van dat het openbaar ministerie dusdanig zou hebben gehandeld dat het wettelijk systeem in de kern zou zijn geraakt.
Het hof gaat bij de beoordeling van het verweer van de verdediging van de volgende feiten en omstandigheden uit:
- —
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal nr. 28-824675 (getiteld: proces-verbaal geheimhoudersgesprekken op audiobestanden Caravan), gedateerd 6 maart 2009, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], inspecteur van politie, respectievelijk tactisch coördinator en dossiervormer onderzoek Sneep, beiden werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Noord- en Oost-Nederland. In het proces-verbaal wordt —zakelijk weergegeven— vermeld dat binnen het deelonderzoek Caravan verdachten waren die ook verdachten waren in het Sneep-onderzoek en dat in het Caravan-onderzoek ingevolge artikelen 126m en 126t Sv telecommunicatie is opgenomen. Op 12 februari 2009 ontving de recherche in het Sneep-onderzoek van de politiedienst die het Caravan-onderzoek had uitgevoerd de audiobestanden van alle bekende taplijnen uit dat deelonderzoek. Op last van de officier van justitie is onderzocht hoe binnen het Sneep-onderzoek gehandeld was ten aanzien van geheimhoudersgesprekken en is onderzocht of er in het bezit van het Sneep-team nog dergelijke gesprekken aanwezig waren. Dit onderzoek had tot resultaat dat 125 geheimhoudersgesprekken werden aangetroffen, waarvan werd aangenomen dat die niet waren uitgewerkt of waarvan de uitwerking al vernietigd was. Bij een steekproef bleek vervolgens dat de gesprekken nog wel op de audiobestanden aanwezig waren. In opdracht van voormelde officier van justitie zijn alle 125 audiobestanden vervolgens vernietigd. Bij nader onderzoek werden vervolgens nog eens 95 gespreksnummers van geheimhoudersgesprekken gevonden. In zeven gevallen was de inhoud van de gesprekken kort uitgewerkt. Alle 95 bestanden zijn vervolgens vernietigd.
- —
Het openbaar ministerie heeft aan de stukken toegevoegd een proces-verbaal met bijlage, genummerd 29-122234 (getiteld: proces-verbaal van bevindingen gesprekken geheimhouders), gedateerd 29 september 2009, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 3], respectievelijk inspecteur en hoofdinspecteur van politie, beiden werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Noord- en Oost-Nederland. In dit proces-verbaal wordt, zakelijk weergegeven, vermeld dat binnen het onderzoek Sneep tapgesprekken zijn gebruikt van de deelonderzoeken Caravan, Maris, Sneep, Duitsland, Hemrik en Monarda. Binnen het onderzoek Sneep, dat vanaf 1 april 2006 werd uitgevoerd, werd zoveel mogelijk gehandeld overeenkomstig de op dat moment geldende Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken geheimhouders van het College van Procureurs-Generaal. Er werd geen informatie uit gesprekken met mogelijke geheimhouders gebruikt ter sturing van het onderzoek. Wel werd één van de gesprekken gebruikt in het slachtofferdossier van [slachtoffer 2] (pagina 22242, dossier A-30, ordner 46D). In opdracht van de officier van justitie werd onderzocht hoe binnen het Sneep-onderzoek met geheimhoudersgesprekken is gehandeld. In totaal werden 56 gesprekken, sms-berichten en voicemailberichten van mogelijke geheimhouders aangetroffen. Een nadere zoekslag in het Sneep-1-onderzoek leverde nog eens 93 van dergelijke gesprekken/berichten op. Vervolgens is met behulp van de zogenaamde ‘Utrechtse scanmethode’ ten aanzien van alle deelonderzoeken nogmaals gezocht. Dit leverde op dat voor wat betreft het deelonderzoek Maris 6 geheimhoudersgesprekken werden aangetroffen (waaraan geen van de in Sneep-1 betrokken verdachten deelnam). In onderzoek Monarda werden vervolgens zeven van dergelijke gesprekken aangetroffen. Deze gesprekken zijn in opdracht van de officier van justitie vernietigd.
- —
Het openbaar ministerie heeft op 5 februari 2010 een brief gezonden aan het hof en de verdediging, met als bijlage een proces-verbaal genummerd 29-193356, gedateerd 4 februari 2010, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], respectievelijk dossiervormer en tactisch coördinator van het onderzoek Sneep. Aan het proces-verbaal is een bijlage gehecht met een overzicht van alle eerder in de processen-verbaal beschreven en aangetroffen geheimhoudersgesprekken. Het totaal aangetroffen aantal gesprekken is vastgesteld op 106. Naast deze gesprekken zijn op audio-cd's van het Caravan-onderzoek 220 geheimhoudersgesprekken aangetroffen. Die cd's zijn geheel vernietigd. Hierop zijn nieuwe cd's gemaakt en aan het dossier toegevoegd. Van de 220 vernietigde gesprekken op audiobestanden zijn 27 gesprekken nog teruggevonden op een tekst cd-rom. De overige 193 gesprekken hebben nooit op schrift deel uitgemaakt van het procesdossier Sneep. Uit het als bijlage gevoegde proces-verbaal blijkt, dat uiteindelijk 106 geheimhouders-gesprekken zijn teruggevonden, waarvan 93 binnen Sneep-1. Aangegeven wordt welke hoedanigheid de geheimhouders hadden en wat de aard van het bericht (voicemailbericht, sms-bericht, inhoudelijk bericht) was. Wat er aan nadien in het onderzoek Caravan aan geheimhoudersgesprekken is gevonden (220 stuks) dient niet meegeteld te worden, omdat hetgeen er aan Caravan-geheimhoudersgesprekken op de tekst-cd's stond al meegeteld is bij de eerder genoemde 93 gesprekken.
- —
Op 10 februari 2010 heeft de rechter-commissaris in strafzaken bij de rechtbank Almelo de heer [verbalisant 4], projectleider bij de Nationale Recherche, als getuige gehoord in onder meer de zaak van verdachte. De getuige heeft, voor zover hier van belang, verklaard dat hij tot eind juli 2006 tactisch coördinator was in het Sneep-onderzoek en daarna tot mei 2007 teamleider. De getuige geeft aan wel verantwoordelijk te zijn geweest voor, maar niet betrokken te zijn geweest bij de vastlegging van de tapgesprekken. In briefings is aan de orde gekomen dat er geheimhoudersgesprekken waren, maar is niet de inhoud besproken. Volgens de getuige zijn er geen geheimhoudersgesprekken geweest die naar de officier van justitie zijn doorgestuurd, waarvoor uiteindelijk niet een bevel vernietiging werd gegeven. Alle bevelen vernietiging zijn bij de Unit Landelijke Interceptie, die voor de daadwerkelijke verwijdering van de geheimhoudersgesprekken zorg draagt, aangekomen. De getuige weet zeker dat gesprekken, waarvan pas later duidelijk werd dat het geheimhoudersgesprekken waren, niet ten grondslag hebben gelegen aan tactische beslissingen. De getuige meent van degenen die de zoekslagen naar geheimhoudersgesprekken hebben uitgevoerd gehoord te hebben dat de BOB-aanvragen niet gebaseerd zijn op gesprekken, waarvan achteraf kwam vast te staan dat het geheimhoudersgesprekken waren.
- —
Op 22 februari 2010 heeft bij de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Almelo in de zaak van onder meer verdachte een verhoor plaats gevonden van de getuige [verbalisant 5], gepensioneerd politieambtenaar en voormalig leider van meergenoemd Caravan-onderzoek. Hij heeft, voor zover in deze relevant, verklaard dat het tappen onder zijn verantwoordelijkheid heeft plaats gevonden in de periode dat hij onderzoeksleider was. Hij zegt geen weet te hebben van vernietiging van getapte gesprekken. Er werden volgens hem geen gesprekken vernietigd. De getuige verklaart verder dat de teamleden geen geheimhoudersgesprekken uitluisterden. De procedure bij geheimhoudersgesprekken was dat men die niet uitluisterde. De getuige was niet bekend met een instructie Vernietiging Geïntercepteerde Geheimhoudersgesprekken van 12 maart 2002, in werking getreden 1 april 2002. De getuige weet niet wat er destijds in het gebruikte systeem precies werd vastgelegd. Hij kan zich niet herinneren kennis genomen te hebben van de inhoud van geheimhoudersgesprekken. Die gesprekken werden, zodra men in de gaten had dat het om een geheimhoudersgesprek ging, niet verder beluisterd. De opname zelf kon niet worden gestopt. Op een vraag van de verdediging waarom de 125 op audiobestanden van het Caravan-onderzoek aangetroffen geheimhoudersgesprekken niet zijn vernietigd, antwoordt de getuige dat hij niet wist dat die gesprekken vernietigd moesten worden. Hij herinnert zich niet een bevel tot vernietiging van geheimhoudersgesprekken te hebben ontvangen.
- —
Inmiddels zijn alle aangetroffen geheimhoudersgesprekken vernietigd.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat in het Sneep-onderzoek en de daarvan deel uitmakende of daarin geïncorporeerde deelonderzoeken in elk geval ten aanzien van 106 geheimhoudersgesprekken in strijd met de wettelijke regelingen is gehandeld, door geheimhoudersgesprekken op te nemen en geheimhoudersgesprekken niet terstond te vernietigen. Op grond hiervan staat vast dat er sprake is van vormverzuimen die niet meer kunnen worden hersteld. Het hof acht het een zeer ernstig verzuim dat het belang, gelegen in het kunnen onderhouden door bijvoorbeeld een patiënt of verdachte van vertrouwelijke communicatie met een arts of advocaat, zoveel malen en zo langdurig is geschonden.
Anders dan de verdediging heeft bepleit is het hof van oordeel dat dit ernstige verzuim in de onderhavige zaak niet dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte. Daarbij is allereerst van belang dat niet aannemelijk is geworden dat het schenden van de regels ten aanzien van het opnemen en de vernietiging van de geheimhoudersgesprekken doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gebeurd. De verklaring van de getuige [verbalisant 5] wijst er veeleer op dat men in een aantal gevallen door een (zeer te betreuren en afkeurenswaardig) gebrek aan kennis van de procedures foutief heeft gehandeld. Dat dit niet mag voorkomen en bestreden moet worden is duidelijk, maar het is iets anders dan het met opzet/doelbewust schenden van de regels en van het belang van verdachte.
Verder is van belang dat het hof niet heeft kunnen vaststellen en het, mede gelet op de verklaring van [verbalisant 4] en bij gebrek aan concrete informatie of feiten daaromtrent, ook niet aannemelijk acht, dat in de gevallen dat een geheimhoudersgesprek ook daadwerkelijk inhoud had (hetgeen blijkens de bijlage bij het proces-verbaal van 4 februari 2010 lang niet bij alle geheimhoudersgesprekken het geval was omdat veel gesprekken alleen maar het maken van een afspraak inhielden), die inhoud voor de sturing van het onderzoek of een BOB-aanvraag is gebruikt. Het gegeven dat het voor het hof door het alsnog vernietigen van de gevonden geheimhoudersgesprekken niet meer mogelijk was te controleren of inderdaad deze gesprekken niet voor de sturing van het onderzoek of een BOB-aanvraag zijn gebruikt, maakt dit, hoewel het hof de gang van zaken wel betreurt en ook in de wijze/mate van compensatie van het verzuim betrekt, niet anders. Hierbij overweegt het hof dat in elk geval enige controle op het beweerde gebruik van geheimhoudersgesprekken mogelijk is geweest door het horen van de beide hiervoor genoemde teamleiders.
In dit verband overweegt het hof nog dat de door de verdediging onder nummers 14 tot en met 17 aangehaalde geheimhoudersgesprekken alle betrekking hebben op bij de feiten 1A en 1B ten laste gelegde feitelijkheden, waarvan het hof van oordeel is dat die niet bewezen c.q. voor de beoordeling van het ten laste gelegde niet relevant (bijvoorbeeld de gesprekken van verdachte met zijn Duitse advocaat over de pogingen om het kind bij de moeder [slachtoffer 5] weg te halen, hebben plaats gehad buiten de ten laste gelegde periode) zijn.
Het hof betrekt bij zijn beoordeling bovendien het gegeven dat niet telkens meteen duidelijk is/kan zijn geweest dat een getapt gesprek betrekking had op een gesprek met een geheimhouder (bijvoorbeeld omdat de gespreksdeelnemers zich niet als geheimhouder presenteerden in het gesprek en niet aanstonds uit namen of andere gegevens duidelijk kon/moest worden dat een van de gespreksdeelnemers de hoedanigheid van geheimhouder had, zeker als de geheimhouder in het gesprek enkel zijn/haar voornaam noemt en/of daarmee aangesproken wordt). Aannemelijk is dat die hoedanigheid in een aantal gevallen pas op een later tijdstip helder werd.
Ten slotte neemt het hof in ogenschouw dat er in dit dossier sprake is van een bijzonder groot aantal getapte gesprekken. Het dossier spreekt van 85.000 getapte gesprekken. Ook bij een dergelijk grootschalig onderzoek waarbij telefoongesprekken worden getapt mag het niet voorkomen dat geheimhoudersgesprekken niet meteen worden vernietigd en zijn 106 van dergelijke gesprekken er 106 teveel. Er kan echter dan niet gesproken worden van het grootschalig en stelselmatig inbreuk maken op het recht om vertrouwelijk met een geheimhouder te kunnen communiceren, althans een dergelijke (relatief beperkte) inbreuk kan naar het oordeel van het hof dan niet de door de verdediging bepleite gevolgtrekkingen rechtvaardigen.
De conclusie luidt daarom dat het hof van oordeel is dat er geen sprake van is dat de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren, door te handelen met betrekking tot de afgeluisterde geheimhoudersgesprekken zoals weergegeven in de stukken, ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak te kort is gedaan. Evenmin is er, gelet op het voorgaande, sprake van dat het openbaar ministerie zodanig heeft gehandeld, dat daarmee het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt en dat om die reden niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte dient te volgen.
Het hof is daarentegen, zoals hierboven weergegeven, wel van oordeel dat de vormverzuimen zo ernstig zijn dat zij gecompenseerd kunnen en dienen te worden door verlaging van de op te leggen en hierna te vermelden straf in verhouding tot die ernst van het verzuim.
Bewijsoverwegingen algemeen
Tapgesprekken en machtigingen
Door de verdediging is — kort gezegd — aangevoerd dat de schriftelijke tapmachtigingen waarbij door het kabinet rechter-commissaris gebruik is gemaakt van stempels niet voldoen aan de eisen; de rechters-commissarissen zouden zich hebben opgesteld als ‘stempelautomaat’; de machtigingen zouden niet zijn gemotiveerd. Door het openbaar ministerie is daarentegen betoogd — kort gezegd — dat de betreffende machtigingen wel aan de eisen voor schriftelijke vastlegging voldoen; de rechters-commissarissen hebben de overwegingen op de schriftelijke vorderingen van de officieren van justitie tot de hunne gemaakt.
Voor de beoordeling is van belang hetgeen door verschillende rechters-commissarissen van de desbetreffende rechtbanken op een vraag van de kant van het hof is geantwoord. Door de rechters die ten tijde van het verlenen van de tapmachtigingen rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht waren, is in een brief van 9 juli 2009 als volgt opgemerkt:
‘Aan de procedure van toetsing van aanvragen tot machtigingen tot het opnemen van telecommunicatie is in deze zaak — en wordt in het algemeen — als volgt vorm gegeven. De rechter-commissaris toetst de mondelinge (spoed-)vordering van het afluisteren van telefoons op grond van de mondelinge onderbouwing van die vordering door de officier van justitie. De rechter-commissaris noteert de telefoon- en imeinummers, overige gegevens en de gronden waarop de machtiging is verstrekt in de eigen administratie. Na de mondelinge machtiging wordt de vordering schriftelijk ingediend door de officier van justitie. Op grond van het proces-verbaal dat aan die schriftelijke vordering ten grondslag ligt en de inhoud van de vordering toetst de rechter-commissaris nogmaals of aan de wettelijke voorschriften is voldaan. Daarnaast controleert de rechter-commissaris de schriftelijke aanvraag aan de hand van de eigen aantekeningen. De schriftelijke bevestiging van de reeds mondeling gegeven wordt verleend door middel van een stempel die op de vordering wordt gezet, waarbij de datum en de naam van de rechter-commissaris worden vermeld en de handtekening van de rechter-commissaris wordt geplaatst.’
Door een van de rechters die ten tijde van het verlenen van de tapmachtigingen rechter-commissaris in de rechtbank Groningen was, is in een brief van 24 juni 2009 mede namens haar collega opgemerkt dat zij slechts in haar algemeenheid kan zeggen dat de vorderingen van de officier van justitie ieder afzonderlijk en op basis van de onderliggende stukken en de daarin verstrekte informatie zijn beoordeeld.
Op basis hiervan acht het hof niet aannemelijk dat de rechters-commissarissen bij de beoordeling van de vordering tot het verlenen van de tapmachtigingen anders te werk zijn gegaan dan zij op grond van de toepasselijke regelgeving zouden hebben moeten doen, in het bijzonder niet dat zij zich zouden hebben opgesteld als ‘stempelautomaat’.
Het hof acht voorts niet aannemelijk dat de beslissingen van de rechters-commissarissen tot het verlenen van tapmachtigingen niet zijn gemotiveerd. De enkele omstandigheid dat door het openbaar ministerie kennelijk een formulier wordt gebruikt bij de vordering maakt dat niet anders. Het hof stelt vast dat op de formulieren onder meer
- —
wordt verwezen naar een kennelijk bij de vordering gevoegd proces-verbaal van politie waarin relevant geachte feiten en omstandigheden zijn vermeld,
- —
de naam van verdachte, indien bekend,
- —
het feit ten aanzien waarvan een verdenking bestaat,
- —
de mate waarin het onderzoeksbelang afluisteren en opnemen van gesprekken vordert,
- —
de telefoonnummers van de tappen lijnen,
- —
de persoon of personen bij wie de telefoonnummers in gebruik zijn,
- —
de beoogde duur van een te geven bevel.
De ‘stempeltekst’ luidt als volgt: ‘Toegestaan zoals gevorderd d.d. …, De rechter-commissaris mr. …’;. Door het invullen van de desbetreffende gegevens en door ondertekening maakt de rechter-commissaris de geschreven tekst tot de zijne of hare, met uitzondering van eventueel doorgehaalde passages en inclusief door hem of haar gemaakte toevoegingen (zoals de gemaakte toevoeging dat niet voldaan is aan het voorschrift dat de rechter-commissaris een eerder gegeven mondelinge machtiging binnen drie dagen op schrift dient te stellen). Het hof vermag niet in te zien dat een dergelijke wijze van motiveren in strijd zou zijn met eisen die voortvloeien uit de beginselen van de externe en interne openbaarheid dan wel (anderszins) uit art. 6 en art. 8 EVRM. Het hof verwerpt het verweer.
Samenvattingen en taps
Door de verdediging is — kort gezegd — aangevoerd dat samenvattingen van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken op grond van art. 344, eerste en tweede lid, Sv niet voor het bewijs gebezigd zouden mogen worden omdat deze een mening, gevolgtrekking of conclusie van de gesprekken behelzen dan wel niet objectief zouden zijn. Door het openbaar ministerie is daartegenover gesteld dat het gebruik voor het bewijs van een schriftelijke uitwerking van afgeluisterde en opgenomen gesprekken niet in strijd is met het recht, ook als het gaat om samenvattingen en ook als de opnames niet meer beschikbaar zijn.
Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van een verklaring waarin een samenvatting van waarnemingen van feiten of omstandigheden is gegeven. Dat betekent evenwel niet dat samenvattingen in alle gevallen gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Een en ander is afhankelijk van het oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de weergave, al dan niet in samengevatte vorm. De verdediging heeft op een aantal punten de juistheid van de weergave betwist. Het hof heeft zich hiervan rekenschap gegeven.
Waar bandopnamen van relevante gesprekken die schriftelijk zijn uitgewerkt ontbreken — kennelijk omdat zij per abuis gewist zijn-, heeft het hof — afgezien van de beoordeling van de betrouwbaarheid op basis van andere factoren — een schriftelijke uitwerking niet voor het bewijs gebruikt als het niet aannemelijk acht dat de in het proces-verbaal vermelde persoon inderdaad aan het gesprek heeft deelgenomen. Voor het overige geldt dat de bewezenverklaring in belangrijke mate dient te steunen op ander bewijsmateriaal (vgl. HR 8 maart 1994, NJ 1994, 418).
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feiten 1A en 1B: mensenhandel algemeen
Mensenhandel en vrijwilligheid
Door de verdediging is — kort gezegd — aangevoerd dat bij de vraag of verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft begaan in aanmerking dient te worden genomen dat als een prostituee willens en wetens instemt met één of meer vormen van misbruik er sprake is van ‘calculerende prostitutie’ en geen strafbaarheid kan worden aangenomen alsmede dat het bestaan van een aanvankelijk vrijwillige relatie een zwaarwegende aanwijzing zou opleveren dat de prostituee misleiding etc. op de koop toe neemt (een soort van risicoaanvaarding).
Door het openbaar ministerie is hier — kort gezegd — onder meer tegenover gesteld dat het antwoord op de vraag of iemand zich in een uitbuitingssituatie bevindt zou worden bepaald door wat — naar het hof begrijpt — heden in het maatschappelijk verkeer en volgens het huidige recht als te doen gebruikelijk binnen een relatie geldt, welk standpunt het openbaar ministerie terug vindt in de huidige jurisprudentie.
Het hof zal de in de tenlastelegging gebruikte, aan de delictsomschrijving ontleende termen zo uitleggen als zij door de wetgever zijn bedoeld. Van belang in verband met de stellingen van de verdediging is hetgeen hieromtrent — met citaten en verwijzingen naar andere bronnen — wordt overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2009 (NJ 2010, 598 m.nt. Y. Buruma). De overwegingen zijn toegespitst op art. 273a (oud) Sr. Met Advocaat-Genaraal Knigge gaat het hof ervan uit dat een en ander niet anders is na vernummering van die bepaling tot art. 273f Sr.
‘2.3.2.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 2004, Stb. 645, waarbij art. 273a Sr is ingevoerd, houdt onder meer in:
‘Algemeen
1. Inleiding
Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot uitvoering van aantal mondiale en regionale rechtsinstrumenten ter bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel, uitbuiting van kinderen en kinderpornografie.
Dat zijn:
- (1)
het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, prostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 2001, 63),
- (2)
het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 68),
- (3)
het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 69),
- (4)
het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 70),
- (5)
het op 19 juli 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad inzake bestrijding van mensenhandel (PbEG L 203),
- (6)
de op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen richtlijn van de Raad tot omschrijving van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328),
- (7)
het op 28 november 2002 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van de hulp bij illegale binnenkomst, illegale doorreis en illegaal verblijf (PbEG L 328),
- (8)
en het op … . 2003 te Brussel totstandgekomen kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (…).
(…)
Mensenhandel is kort gezegd het dwingen — in ruime zin — van mensen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen.
(…)
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting van het recht op die integriteit en vrijheid.
(…)
Mensenhandel is vaak grensoverschrijdend van karakter, maar behoeft dat niet te zijn. Ook binnen de landsgrenzen kunnen mensen worden verhandeld. Slachtoffers van mensenhandel in Europa zijn meestal vreemdeling, vaak illegaal. Mensensmokkel en mensenhandel zijn meestal vormen van georganiseerde criminaliteit. Maar mensensmokkelaars en mensenhandelaren kunnen ook buiten het verband van een criminele organisatie opereren. Zowel met mensensmokkel als met mensenhandel wordt veel geld verdiend.
(…)
De belangrijkste wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel zijn uitbreiding van het toepassingsbereik van de strafbaarstelling van mensensmokkel en mensenhandel. Door deze wijzigingen zal de wetgeving op het terrein van mensensmokkel en mensenhandel zijn geactualiseerd en aangescherpt. Met deze wijzigingen in onze strafwetgeving en in de wetgeving van de landen die partij zijn of worden bij deze instrumenten, zal een belangrijk fundament zijn gelegd voor een effectieve strafrechtelijke aanpak — nationaal en internationaal — van deze ernstige vormen van (grensoverschrijdende) (en) (georganiseerde) criminaliteit.
(…)
4. Mensenhandel
4.1. Nationaal
In onze wetgeving is de strafbaarstelling van mensenhandel neergelegd in artikel 250a Sr. Was de strafbaarstelling van mensenhandel in artikel 250ter (oud) Sr. vóór 1994 nog beperkt tot vrouwenhandel en handel in minderjarigen van het mannelijk geslacht zonder een nadere delictsomschrijving en bestraft met een gevangenisstraf van vijf jaar, in 1994 is deze strafbepaling gemoderniseerd, voorzien van een delictsomschrijving en aangescherpt. Het begrip mensenhandel is als kwalificatie in de wettekst geïntroduceerd en de maximum gevangenisstraf is verhoogd tot zes jaar; onder strafverzwarende omstandigheden geldt een maximum van acht resp. tien jaar (artikel 250ter Sr.).
Sinds 1 oktober 2000 is bij gelegenheid van de wetgeving inzake de opheffing van het algemeen bordeelverbod artikel 250ter Sr. omgezet in artikel 250a Sr. De term mensenhandel is uit het artikel geschrapt. Artikel 250a beoogt alle vormen van uitbuiting voor prostitutie en — sinds 1 oktober 2002 — andere vormen van seksuele uitbuiting strafbaar te stellen.
Kenmerkend voor uitbuiting is de aanwezigheid van dwang in ruime zin of misleiding, in de uitgebreide formulering in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1o: een persoon door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging daarmee dwingen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, dan wel onder deze omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die persoon zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt.
(…)
4.2. Internationaal
(…)
Het belangrijkste onderdeel van het reeds genoemde VN Protocol inzake mensenhandel is de definitie van mensenhandel in artikel 3. Deze luidt als volgt: het werven, vervoeren, overbrengen van en het bieden van onderdak aan of het opnemen van personen — door dreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, van afpersing, fraude, misleiding, machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het verstrekken of ontvangen van betalingen of voordelen teneinde de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap heeft over een andere persoon — met het oogmerk van uitbuiting. Uitbuiting omvat ten minste de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of praktijken die vergelijkbaar zijn met slavernij of dienstbaarheid of de verwijdering van organen. Voor de vervulling van de delictsomschrijving is niet nodig dat de verhandelde persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit of diens orgaan wordt verwijderd.
Het meest in het oog springende punt is de uitbreiding van het bereik van mensenhandel. Het oogmerk van mensenhandel omvat niet slechts alle vormen van seksuele uitbuiting, maar ook alle andere vormen van moderne slavernij en op de verwijdering van organen. Daarnaast worden een groot aantal handelingen (werven etc.) en een groot aantal middelen (dwang etc.) uitgeschreven.
(…)
Artikelsgewijs
In het algemeen gedeelte van deze memorie is reeds ingegaan op de belangrijkste voorgestelde wijzigingen. Daarom kan deze artikelsgewijze toelichting beknopt zijn.
(…)
Onderdelen H en J
Artikel 250a Sr. ziet op alle vormen van uitbuiting van een ander in de prostitutie, waaronder hetgeen in artikel 250ter (oud) expliciet werd aangemerkt als mensenhandel. Reeds is vermeld dat de partiele herziening van de zedelijkheidswetgeving artikel 250a Sr. heeft uitgebreid tot andere vormen van seksuele dienstverlening.
Het protocol en het kaderbesluit inzake de bestrijding van mensenhandel hebben betrekking op de bestrijding van mensenhandel met het oogmerk personen uit te buiten. Vanwege deze wijde en algemene strekking wordt voorgesteld om de ingevolge deze instrumenten strafbaar te stellen gedragingen te vatten in één nieuwe bepaling in titel XVIII van het Tweede Boek, gewijd aan misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. Voorgesteld wordt om alle strafbaar te stellen gedragingen op te nemen in de nieuwe bepaling, en deze gedragingen — op advies van de NRM, de NVvR en de RvdR — te kwalificeren als mensenhandel. Nu deze nieuwe bepaling ook mensenhandel, gericht op seksuele uitbuiting, omvat, heeft artikel 250a geen zelfstandige betekenis meer.
Het OM heeft gewezen op de grote voordelen van een dergelijke samenvoeging.
Het voorgestelde artikel 273a, eerste lid, ziet op mensenhandel in het algemeen, daaraan gerelateerde vormen van uitbuiting en het trekken van profijt daaruit. Deze bepaling geeft binnen de strafmaxima van 6 jaar en geldboete van de vijfde categorie voldoende ruimte om rekening te houden met de in aard en ernst verschillende strafbaar gestelde gedragingen. Tot de meest ernstige vormen van uitbuiting behoort uitbuiting waarbij de lichamelijke integriteit in het geding is, zoals bij seksuele uitbuiting en de verwijdering van organen.
De omschrijving van mensenhandel in het protocol en het kaderbesluit is anders opgebouwd dan de omschrijving van seksuele uitbuiting in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 1o. Dit onderdeel ziet op het met bepaalde middelen dwingen of bewegen van een persoon tot het zich beschikbaar stellen tot seksuele dienstverlening. De redactie van deze bepaling heeft primair het oog op de uitbuiting. De omschrijving van mensenhandel in de beide instrumenten heeft primair betrekking op de activiteit van de mensenhandel. Deze activiteiten zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel, de uitbuiting of de verwijdering van organen. Het gaat om een aantal gedragingen — werven, vervoeren etc. — , gepaard met middelen — dwang, geweld etc. — en gericht op uitbuiting. Uitbuiting bestaat ten minste uit een aantal met name genoemde vormen van uitbuiting: de uitbuiting van een ander in de prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld kan worden genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. In dit verband verdient vermelding dat het WODC onderzoek zal doen naar de omvang en de verschijningsvormen van moderne vormen van slavernij in Nederland.
Voorgesteld wordt om in artikel 273a, eerste lid, onderdeel 1o, de systematiek die in de beide instrumenten is gehanteerd, over te nemen.
(…)
In het tweede lid is uitbuiting nader omschreven. Daaronder vallen in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij of op slavernij of dienstbaarheid gelijkende praktijken.
Opmerking verdient dat in artikel 3, onderdeel b, van het Protocol en artikel 1, tweede lid, van het Kaderbesluit — ten overvloede — is bepaald dat de instemming van het slachtoffer van mensenhandel met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant is, indien een van de dwangmiddelen is gebruikt. Deze bepalingen behoeven niet tot uitdrukkelijke wetgeving te leiden.
Voorts verdient vermelding dat het Protocol spreekt van ‘gedwongen arbeid of diensten’, terwijl het Kaderbesluit spreekt van ‘gedwongen of verplichte arbeid of diensten’. In de Engelse versie wordt gesproken van ‘forced or compulsory’. ‘Compulsory’ betekent onder meer verplicht, (af)gedwongen of opgelegd, en zit dus dicht tegen ‘forced’ aan. Nu het kaderbesluit beide begrippen naast elkaar gebruikt, verdient het aanbeveling beide begrippen op te nemen in de omschrijving van uitbuiting.’
(Kamerstukken II, 2003–2004, 29 291, nr. 3)
2.4.1.
Zoals uit de hiervoor weergegeven wetshistorie volgt, heeft de wetgever ervoor gekozen art. 250a (oud) Sr te incorporeren in art. 273a (oud) Sr. Daarom hebben de totstandkomingsgeschiedenis van en de rechtspraak met betrekking tot die bepaling en art. 250ter (oud) Sr, waarin de strafbaarstelling van art. 250a (oud) Sr was opgenomen voordat deze bij wet van 28 oktober 1999, Stb. 264, werd vernummerd tot art. 250a (oud) Sr, niet hun belang verloren.
2.4.2.
Wat betreft die totstandkomingsgeschiedenis moet worden gewezen op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 9 december 1993, Stb. 679:
‘misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen’ kan worden verondersteld: ‘indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Met deze objectivering van het bestanddeel inzake misbruik wordt in artikel 250bis Sr (nieuw) bescherming geboden aan personen die in een seksinrichting in een uitbuitingssituatie werkzaam zijn en wordt zowel bestuurlijk als justitieel optreden mogelijk gemaakt tegen personen die iemand in een dergelijke situatie houden. Voorts wordt door deze objectivering van het bestanddeel misbruik justitieel optreden in het geldend recht mogelijk gemaakt tegen personen die, gebruik makend van een uitbuitingssituatie, iemand in de prostitutie brengen dan wel gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen met het oogmerk iemand in de prostitutie te brengen. Onder de toepassing van het nu voorgestelde artikel 250ter Sr zullen bovendien ook diegenen vallen die gebruik makend van een uitbuitingssituatie enige handeling ondernemen waarvan zij weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat de ander daardoor in de prostitutie belandt. De hier bedoelde uitbuitingssituaties zullen zich onder meer nogal eens voordoen ten aanzien van personen, die uit het buitenland komen, personen die verslaafd zijn aan verdovende middelen en zeer jonge personen.’
en:
‘De in dit verband verboden gedragingen, bestaande in het aanwenden van dwang door geweld of een andere feitelijkheid, het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, beïnvloeden de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. De omstandigheid dat het slachtoffer reeds eerder bij prostitutie betrokken was, vormt op zich geen aanwijzing inzake vrijwilligheid.’
(Kamerstukken II, 1988–1989, 21 207, nr. 3, p. 3 e.v.)
alsmede de memorie van antwoord:
‘Het woord ‘uitbuitingssituatie’ (…) wordt in de memorie van toelichting gebruikt ter verduidelijking van het begrip ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ (…). In die memorie wordt gesteld dat van een zodanige uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren.
Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de zich prostituerende gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie.
Misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. Een uit een ontwikkelingsland afkomstig persoon of een aan verdovende middelen verslaafde verkeert meestal niet in een situatie waarin een onafhankelijke zelfstandige opstelling mogelijk is, vergelijkbaar met de opstelling van een mondige Nederlandse prostitué(e).’
en:
‘Ten aanzien van meerderjarigen geldt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant. Dit is niet anders indien de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan (…).’
(Kamerstukken II, 1988–1989, 21 027, nr. 5, p. 3 en 7)
2.4.3.
Wat betreft de rechtspraak moet worden gewezen op HR 5 februari 2002, LJN AD5235, NJ 2002, 546 met betrekking tot art. 250ter (oud) Sr, waarin ook de hiervoor weergegeven onderdelen van de totstandkomingsgeschiedenis grotendeels zijn geciteerd.
In dat arrest heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
‘5.5.
Uit deze wetsgeschiedenis moet worden afgeleid dat, indien zich een situatie voordoet — door de wetgever als uitbuitingssituatie aangeduid — waarin de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een vrije keuze te maken met betrekking tot het al dan niet aangaan of voortzetten van zijn of haar relatie tot de exploitant — waarbij als een geval waarin een uitbuitingssituatie kan worden verondersteld onder meer wordt genoemd dat de prostitué(e) illegaal in Nederland verblijft — degene die de betrokkene tot prostitutie heeft gebracht niet een beroep erop kan doen dat zijn opzet niet erop gericht was dat de betrokkene zich heeft overgegeven aan prostitutie als gevolg van (het gebruik van) het overwicht dat uit de desbetreffende feitelijke verhoudingen voortvloeide.
5.6.
Anderzijds zal, naar moet worden aangenomen, de dader zich wel bewust moeten zijn van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Anders zouden ook de verdachte niet bekende en ook niet kenbare hoogstpersoonlijke omstandigheden van de betrokkene in het kader van dit misdrijf relevant zijn. Anders dan in art. 250ter, eerste lid onder 3o, Sr, waarin het bestanddeel van de minderjarigheid geheel is geobjectiveerd, gaat de dader hier dus niet slechts vrijuit indien afwezigheid van alle schuld ten aanzien van zodanige omstandigheden moet worden aangenomen, doch zal het bovenbedoelde opzet uit de bewijsmiddelen moeten kunnen worden afgeleid.’
Voorts is in dat arrest geoordeeld dat uit de omstandigheid dat het slachtoffer illegaal in Nederland verbleef, volgt dat een afhankelijke positie — door de wetgever als een uitbuitingssituatie aangemerkt — mag worden verondersteld en dat niet van belang is of het juist die situatie is geweest die de poging van de verdachte om de betrokkene tot prostitutie te brengen succesvol heeft doen zijn en of deze zich daarvan bewust is geweest. Evenmin is van belang dat wellicht ook andere, de verdachte niet bekende factoren aan die afhankelijkheid van de betrokkene hebben bijgedragen.
(…)
2.6.1.
De vraag of —en zo ja, wanneer- sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in het geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.’
Bij de beoordeling van de aan verdachte en zijn medeverdachten ten laste gelegde feiten zal het hof telkens de in de hiervoor aangehaalde uitspraak vermelde wetsgeschiedenis en jurisprudentie als uitgangspunt nemen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de afzonderlijke feiten
Feiten 1A en 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1]
Aan verdachte is — kort gezegd — ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 1].
De rechtbank heeft verdachte voor dit feit veroordeeld. In hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, terwijl het openbaar ministerie tot veroordeling van verdachte heeft gerequireerd.
Het hof zal, net als de rechtbank, verdachte voor dit feit veroordelen en overweegt daartoe het volgende.
De verdediging heeft in het algemeen en in het bijzonder ook ten aanzien van [slachtoffer 1] betoogd dat er geen sprake was van mensenhandel of uitbuiting. Het gaat hier, aldus de verdediging, om een volwassen vrouw, die uit vrije wil en al voordat zij verdachte kende geruime tijd werkzaam was in de prostitutie. Er is sprake van een calculerende prostituee, die het harde bestaan in de prostitutie en een hardhandig opererende ‘beschermheer’, met wie zij een relatie had/heeft en met wie zij inmiddels een kind heeft, op de koop toe of voor lief nam.
Dat verdachte en [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode een relatie onderhielden en dat zij nadien, terwijl verdachte zich in voorlopige hechtenis voor deze zaak bevond, met elkaar zijn getrouwd acht het hof voor de uiteindelijke beoordeling niet van doorslaggevend belang. Het gegeven dat verdachte en [slachtoffer 1] kennelijk nog steeds bij elkaar zijn en zij inmiddels samen één of meer kinderen hebben gekregen brengt eveneens nog niet mee dat er in de ten laste gelegde periode geen sprake kan zijn geweest van mensenhandel door verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1]. Dat [slachtoffer 1] voordat zij een relatie kreeg met verdachte al op vrijwillige basis in de prostitutie werkzaam was is evenmin van belang voor de vraag of verdachte [slachtoffer 1] heeft uitgebuit. Waar het om gaat, zoals hiervoor al is overwogen bij de overwegingen aangaande ‘mensenhandel en vrijwilligheid’, is of er sprake is geweest van uitbuiting door verdachte van [slachtoffer 1], waarbij verdachte geweld, dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gebruikt en of misbruik van uit feitelijk overwicht voortvloeiende verhoudingen heeft gemaakt. Als dat het geval is doet de eventuele vrijwilligheid van [slachtoffer 1] ten aanzien van het werken in de prostitutie en de uitbuiting er niet toe. Het belang van [slachtoffer 1] bij behoud van haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid staat voorop. Als die lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid door verdachte met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] als prostituee is geschonden op de manier zoals verwoord in de tenlastelegging, staat daarmee vast dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, wat [slachtoffer 1] achteraf ook zelf zegt over haar beleving van haar ervaringen in de prostitutie met verdachte.
[slachtoffer 1] zelf is zowel meermalen bij de politie als bij de rechter-commissaris (op 9 januari 2008) en de raadsheer-commissaris (op 2 februari 2010) gehoord. Van dat laatste verhoor zijn beeld- en geluidsopnamen gemaakt die zich bij de stukken bevinden. [slachtoffer 1] heeft, zakelijk weergegeven, in laatst genoemd verhoor en eerder bij de rechter-commissaris verklaard dat zij 18 jaar oud was toen zij in de prostitutie is gaan werken. Begin 2003 heeft zij verdachte leren kennen en na een maand of drie hebben zij een relatie gekregen. Naast [slachtoffer 1] had verdachte ook andere vriendinnen. [slachtoffer 1] werkte als prostituee vervolgens in Utrecht (op het Zandpad) en in Amsterdam (op De Wallen). [slachtoffer 1] en verdachte hebben samen gewoond in Amsterdam, Vinkeveen en Assendelft. Zij bepaalde zelf haar werktijden. Ze werd niet door verdachte gedwongen om te werken en ze hoefde ook het door haar in de prostitutie verdiende geld niet af te staan aan verdachte. Er was geen sprake van dat zij per dag van verdachte een bepaald bedrag moest verdienen. Ze maakte op De Wallen uit zelfbescherming uit vrije wil gebruik van bodyguards, die zij zelf betaalde. Verder gebruikte zij vaak taxi's , onder meer van ‘snorders’, om van en naar het werk te gaan. Het klopt niet dat zij 30.000 euro zou hebben moeten betalen als ze had willen stoppen met het werken als prostituee.[slachtoffer 1] verklaart niet te zijn geslagen door verdachte en ook niet te zijn bedreigd door hem. Er is noch van gedwongen abortus, noch van gedwongen borstvergroting of laten plaatsen van tatoeages sprake geweest, aldus [slachtoffer 1].
Het hof is zich er van bewust dat het mogelijk is dat de vrouwen, onder wie [slachtoffer 1], die in dit dossier voorkomen en die zich als het ware in het prostitutiesysteem/-milieu bevonden waarvan verdachte ook deel uitmaakte, uit angst of om andere redenen (bijvoorbeeld omdat zij op het moment van verklaren een relatie met een van de verdachten hadden) in strijd met de waarheid gunstig hebben verklaard over de rol van verdachte en zijn medeverdachten. Dit kan echter niet op voorhand worden aangenomen en zal moeten blijken uit andere zich in dit dossier bevindende bewijsmiddelen, die voldoende duidelijkheid bieden over de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de ten laste gelegde uitbuiting aangenomen zou kunnen worden.
Naar het oordeel van het hof zijn die bewijsmiddelen aanwezig. Daarbij gaat het onder meer om de volgende bewijsmiddelen:
- —
De moeder van [slachtoffer 1], mevrouw [getuige 3], heeft tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 1] van 2003 tot de dag van de aanhouding van verdachte in de prostitutie heeft gewerkt en samen met verdachte was. [slachtoffer 1], aldus de getuige, mocht een heleboel niet van verdachte. Ze mocht op vakantie niet alleen weg, maar slechts als verdachte met haar meeging. Ze mocht geen contact hebben met haar familie. [slachtoffer 1] zei dat ze er toch niet meer uit kon en wierp de vraag op of de getuige dacht dat ze er zomaar mee kon stoppen (waarmee met ‘ermee’ kennelijk het werken in de prostitutie wordt bedoeld/hof). [slachtoffer 1] vertelde volgens [getuige 3] dat ze 7 dagen per week werkte en dat ze € 1000,00 per dag wilde of moest verdienen.
- —
De getuige [slachtoffer 9] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 1] (lees: [slachtoffer 1]/hof) de vriendin was van verdachte. Ze was ook wel bang gemaakt. Op de dag voordat de politie [slachtoffer 9] uit de woning haalde had [slachtoffer 1] ruzie met verdachte. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen geslagen. [slachtoffer 9] hoorde geschreeuw en geluid van iemand die slaat. Later kwam [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 9] uithuilen. Ze durfde er niet over te praten, want dan zou verdachte woedend worden. [slachtoffer 9] heeft bij gelegenheid van het verhoor door de raadsheer-commissaris op 11 februari 2010 verklaard dat ze zich niet meer kan herinneren of [slachtoffer 1] gezegd heeft dat verdachte haar had geslagen, maar dat ze bij de politie de waarheid heeft verklaard. Het hof heeft geen reden aan de juistheid van de bij de politie afgelegde verklaring te twijfelen, te minder nu [slachtoffer 1] bij de politie zelf, op de vraag of het klopte dat ze de avond voor de aanhouding door verdachte was geslagen, bevestigend heeft gereageerd (door ‘ja’ te knikken).
- —
De getuige [slachtoffer 5] heeft bij de rechter-commissaris op 22 april 2008 verklaard dat ze gezien heeft hoe andere vrouwen er uit zagen nadat verdachte ze had geslagen. Dat hij ze geslagen had, vernam ze van verdachte zelf. Verdachte heeft haar, aldus de getuige, regelmatig opdracht gegeven om ijs te brengen. Hij belde dan wel eens op om te zeggen dat hij [slachtoffer 1] een blauw oog geslagen had en dat hij ijs nodig had. Bij gelegenheid van het verhoor door de raadsheer-commissaris op 8 februari 2010 heeft [slachtoffer 5] verklaard dat [slachtoffer 1] veel klappen kreeg van verdachte. Ze was helemaal afhankelijk van hem, aldus de getuige. Hij kon doen wat hij wilde.
- —
[getuige 5] heeft tegenover de politie verklaard dat verklaard dat [slachtoffer 1] ‘van’ verdachte was en dat zij voor hem werkte als prostituee. [getuige 5] heeft een tijd met [slachtoffer 1] een werkkamer gedeeld en zag bij [slachtoffer 1] wel eens blauwe plekken.
- —
[slachtoffer 4] heeft in haar verklaring bij de rechter-comissaris op 10 januari 2008 verklaard, dat zij weet dat [slachtoffer 1] de vriendin van verdachte is. [slachtoffer 4] kent haar uit de prostitutie en heeft één dag naast [slachtoffer 1] gewerkt. [slachtoffer 1] had in de tijd dat ze met verdachte was regelmatig blauwe plekken en wondjes, zoals een tand door de lip. [slachtoffer 1] heeft nooit gezegd hoe zij hieraan kwam.
- —
[slachtoffer 1] heeft zelf bij de politie verklaard dat zij samenwoonde met verdachte en dat zij de huur ad € 1.300,00 betaalde.
- —
[getuige 6] heeft als getuige bij de politie verklaard dat hij als boodschappenjongen voor een groep pooiers, waaronder verdachte, heeft gewerkt op De Wallen. De groep heeft meisjes voor zich werken. Een daarvan is [slachtoffer 1]. Zij is door verdachte geslagen, had een blauw oog en kon twee weken niet werken. Ze vertelde dat ze al haar geld aan verdachte moest afstaan. Het hof heeft zich er rekenschap van gegeven dat deze getuige bij gelegenheid van zijn verhoren bij de rechter-commissaris op 28 november 2008 respectievelijk 13 oktober 2009 heeft verklaard zich als gevolg van post traumatische stress stoornis niets te kunnen herinneren en/of zich te beroepen op zijn verschoningsrecht. Aan [getuige]'s latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 28 november 2008 hecht het hof in zoverre geloof dat hij verklaart dat hij zijn verklaringen bij de politie naar waarheid heeft afgelegd. Voor het overige acht het hof aannemelijk dat zijn verklaring in belangrijke mate bepaald wordt door zijn wens over bepaalde personen niet (opnieuw) te verklaren, mogelijk uit angst voor hen. Het hof acht niet aannemelijk dat de getuige op de hier relevante punten aan geheugenverlies leed. Zijn latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 13 oktober 2009 acht het hof eveneens ongeloofwaardig; het hof acht niet aannemelijk dat — voor zover hij zich niet op zijn verschoningsrecht heeft beroepen — zijn antwoord dat hij zich bepaalde gebeurtenissen, waaronder verhoren door de politie, niet meer kon herinneren, juist was. Nu zijn bij de politie afgelegde verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de hiervoor weergegeven verklaring wel voor het bewijs gebruikt mag en kan worden.
- —
De getuige [getuige 4] heeft bij de politie als getuige voor verdachte belastende verklaringen afgelegd. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is het niet zo, dat de getuige bij gelegenheid van haar verhoor door de rechter-commissaris op 18 augustus 2009 geheel is teruggekomen op de eerder door haar bij de politie afgelegde verklaringen.
Bij de rechter-commissaris houdt zij immers overeind dat het zo kan zijn geweest dat [slachtoffer 1] het met haar er over heeft gehad dat zij klappen kreeg. De getuige verklaart bij de rechter-commissaris verder: ‘(…) U houdt mij een deel van mijn verklaring voor. Het gaat hier om het vierde tekstblok, vijfde regel en verder van bladzijde 3 van mijn verklaring, bladzijde 213000 van het dossier. U vraagt mij of wat hier staat klopt. Het klopt wat daar staat (…)’ en ‘(…) U houdt mij de op twee na laatste regel van hetzelfde tekstblok voor. Het klopt dat ik dat verklaard heb. [slachtoffer 1] heeft mij dat verteld. Ik heb zelf nooit een blauw oog gezien (…).’ In bedoelde, voorgehouden tekstblokken van de verklaring van [getuige 4] bij de politie verklaart [getuige 4] onder meer dat [slachtoffer 1] geslagen is met een knuppel, dat [slachtoffer 1] zelf telefonisch aangaf mishandeld te zijn en dat [slachtoffer 1] wel eens niet heeft kunnen werken omdat ze blauwe ogen had en dat ze dus wel vaker geslagen was. [getuige 4] verklaart voorts bij de rechter-commissaris dat [slachtoffer 1] haar wel gezegd heeft dat zij door haar verdiend geld aan verdachte afgaf. [slachtoffer 1] had het er met haar, aldus [getuige 4] bij de rechter-commissaris, wel eens over dat ze moe was en wilde stoppen met werken. [getuige 4] had haar toen gevraagd waarom ze niet stopte en [slachtoffer 1] had gezegd dat ze niet zomaar kon stoppen. [getuige 4] zegt dat ze daarover ook verklaard heeft bij de politie en dat zij toen de waarheid heeft gesproken. Het hof heeft geen reden om aan deze bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen van [getuige 4] te twijfelen. Hieraan doet niet af dat [getuige 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij vindt dat de agenten bij gelegenheid van het verhoor bij de politie haar van alles hebben gesuggereerd en voorgehouden en dat zij in een roerige privé-situatie verkeerde toen de agenten haar thuis kwamen verhoren, nu [getuige 4] bepaalde passages uit haar verklaringen bij de politie ten overstaan van de rechter-commissaris in het bijzijn van de verdediging heeft herhaald en bevestigd.
- —
Bij de stukken bevindt zich een telefoongesprek waarin verdachte tegen [getuige 7] (een zogenaamde ‘snorder’/illegale taxichauffeur) zegt dat [getuige 7] ‘de onze’ moet komen halen. Met ‘de onze’, zo bevestigt verdachte in dat gesprek, wordt [slachtoffer 1] bedoeld. Bij de politie heeft [getuige 7] verklaard dat hij [slachtoffer 1] van een aan hem getoonde foto herkende van het ophalen en wegbrengen gedurende zeven of acht maanden. Hij kent haar als [slachtoffer 1]. Hij bracht haar (en andere meisjes) van Assendelft en Vinkeveen naar het centrum van Amsterdam.
Bij de stukken bevinden zich voorts weergaven van opgenomen telefoongesprekken uit de inhoud waarvan het hof afleidt dat verdacht zich bemoeide met de werktijden van [slachtoffer 1], dat hij op de hoogte wilde blijven van hoeveel zij verdiend had, dat verdachte [slachtoffer 1] dreigt te zullen slaan en aan haar oren te zullen trekken. In verband met dit laatste gesprek overweegt het hof dat de uitleg die [slachtoffer 1] bij gelegenheid van het verhoor bij de raadsheer-commissaris op 2 februari 2010 aan dit telefoongesprek geeft, daar waar [slachtoffer 1] verklaart: ‘(…) Dat met die oren zit zo. Hij trok een keer aan mijn oren toen ik hem aan het pijpen was en toen kreeg hij hem wel omhoog. Misschien dat dat daar dan over gaat (…)’ het hof volkomen onaannemelijk en onwaarschijnlijk voorkomt. Het hof neemt daarom aan dat verdachte in dit gesprek [slachtoffer 1] wel degelijk bedreigde met geweld.
- —
Tevens zijn er in het dossier weergaven van opgenomen telefoongesprekken, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] een minimumbedrag per dag moest verdienen (waarover ook de hiervoor genoemde getuige [getuige 3] heeft verklaard) en waaruit blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] bewogen heeft om protectiegelden bij andere prostituees te innen.
- —
Uit andere opgenomen telefoongesprekken leidt het hof af dat verdachte [slachtoffer 1] bij/in het kader van haar werkzaamheden controleerde of liet controleren door anderen (bijvoorbeeld door [medeverdachte 7] alias Toni).
Het voorgaande leidt tot het oordeel van het hof dat met betrekking tot verdachte mensenhandel (zoals hierna bij de bewezenverklaring weer te geven) bewezen zal worden verklaard. Verdachte heeft [slachtoffer 1] voor zich in de prostitutie laten werken waarbij zij lange werkweken moest maken, heeft haar gedwongen het door haar in de prostitutie verdiende geld af te staan, heeft haar geslagen en gecontroleerd. [slachtoffer 1] was als het ware gevangen in een systeem, waar zij niet alleen niet uit kon komen (zie op dit punt onder andere de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4]; ze kon niet ‘zomaar’ stoppen), maar waaraan zij onder invloed en dwang van verdachte ook een bijdrage moest leveren (door bij andere meisjes protectiegelden te innen). Zo haar werken in de prostitutie voor/onder verdachte al vrijwillig zou zijn geweest, van vrijwilligheid ten aanzien van de omstandigheden (onder meer mede inhoudende het moeten ondergaan van mishandelingen, intimidatie, controle en bedreiging met mishandeling) waaronder zij moest werken en leven is naar het oordeel van het hof geen sprake, gezien de inhoud van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen.
De feitelijke gedragingen, op grond waarvan de mensenhandel wordt aangenomen door het hof betreffen de gedragingen, inhoudende dat verdachte:
- —
[slachtoffer 1] als prostituee heeft laten werken;
- —
Voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid heeft geregeld en of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren;
- —
[slachtoffer 1] naar/van de werkplek heeft gebracht en of laten brengen;
- —
[slachtoffer 1] heeft bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie;
- —
[slachtoffer 1] heeft gewdongen althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en af te staan en af te dragen;
- —
Woonruimte voor [slachtoffer 1] heeft geregeld;
- —
[slachtoffer 1] de huur voor de woonruimte heeft laten betalen;
- —
[slachtoffer 1] meerdere malen heeft geslagen;
- —
[slachtoffer 1] gedreigd heeft te slaan;
- —
[slachtoffer 1] angst heeft ingeboezemd;
- —
[slachtoffer 1] gedwongen/bewogen heeft (beschermings)gelden te innen bij meerdere prostituees;
- —
[slachtoffer 1] heeft gecontroleerd.
Feiten 1A en 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] [slachtoffer 2]
Aan verdachte is — kort gezegd — ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 2].
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
Nadat [slachtoffer 2] eerder door de politie en de rechter-commissaris als getuige is verhoord, is zij in hoger beroep door de raadsheer-commissaris als getuige verhoord. [slachtoffer 2] heeft — kort gezegd — telkens voor verdachte ontlastend verklaard.
Het hof is zich er van bewust dat het mogelijk is dat de vrouwen, onder wie [slachtoffer 2], die in dit dossier voorkomen en die zich als het ware in het prostitutiesysteem/-milieu bevonden waarvan verdachte ook deel uitmaakte, uit angst of om andere redenen (bijvoorbeeld omdat zij een op het moment van verklaren een relatie met een van de verdachten hadden) in strijd met de waarheid gunstig hebben verklaard over de rol van verdachte en zijn medeverdachten. Dit kan echter niet op voorhand worden aangenomen en zal moeten blijken uit andere zich in dit dossier bevindende bewijsmiddelen, die voldoende duidelijkheid bieden over de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de ten laste gelegde uitbuiting aangenomen zou kunnen worden.
Het hof acht de verklaringen van [slachtoffer 2] niet geloofwaardig voor zover zij in strijd zijn met hetgeen uit de navolgende verklaringen blijkt.
Het hof acht de verklaring van [slachtoffer 5] geloofwaardig, voor zover deze heeft verklaard dat [slachtoffer 2] al haar geld aan verdachte moest afstaan. ‘Ze moest evenveel als ik verdienen’, zo heeft [slachtoffer 5] tegenover de politie verklaard. ‘[slachtoffer 2] is meermalen door [verdachte] in elkaar geslagen. Ik moest dan met ijs komen voor de blauwe plekken’. [slachtoffer 5] heeft ook verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] vaak bedreigde met geweld. Bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris heeft zij in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte verklaringen van gelijke strekking afgelegd. [slachtoffer 5]'s verklaringen hebben betrekking op de periode waarin — naar het hof uit de verklaringen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] afleidt — beiden in Utrecht werkzaam waren. De verklaringen van [slachtoffer 5] vinden voldoende ondersteuning in — naast de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte over hun onderlinge contacten — enkele andere verklaringen.
Het hof acht de verklaring die [getuige 6] heeft afgelegd tegenover de politie op 21 februari 2004 geloofwaardig. Hierin verklaart hij onder meer dat hij sinds twee maanden als boodschappenjongen voor een groep pooiers op De Wallen in Amsterdam werkt, Turkse mannen, genaamd [verdachte], [medeverdachte 2], Monti, Chiko en Rici, dat die groep meisjes voor zich laat werken, dat [slachtoffer 2] voor [verdachte] werkt, dat zij al haar geld moet afstaan, dat als zij dat niet doet zij een pak slaag krijgt (het maakt niet uit door wie), dat zij ook wordt geslagen door [verdachte], dat [verdachte] dan naar binnen gaat, het gordijn dicht doet en haar slaat, dat als zij slecht draait zij een probleem heeft, dat ze dan moet blijven werken, dat zij elke dag rond 1 uur in de nacht bij alle meisjes langs gaan en hun verdiende geld afpakken. Het hof acht deze verklaring mede geloofwaardig omdat een aanzienlijk aantal gegevens overeenkomt met hetgeen uit andere bronnen is gebleken. Over het ophalen van geld door verdachte bij [slachtoffer 2] spreekt ook [slachtoffer 4] (verklaring van 10 januari 2008 tegenover de rechter-commissaris); het hof hecht geloof aan haar verklaring op dit punt in verband met de verklaringen van [slachtoffer 5] en [getuige 10]. Aan [getuige 10]'s latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 28 november 2008 hecht het hof in zoverre geloof dat hij verklaart dat hij zijn verklaringen bij de politie naar waarheid heeft afgelegd. Voor het overige acht het hof aannemelijk dat zijn verklaring in belangrijke mate bepaald wordt door zijn wens over bepaalde personen niet (opnieuw) te verklaren, mogelijk uit angst voor hen. Het hof acht niet aannemelijk dat de getuige op de hier relevante punten aan geheugenverlies leed. Zijn latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 13 oktober 2009 acht het hof eveneens ongeloofwaardig; het hof acht niet aannemelijk dat — voor zover hij zich niet op zijn verschoningsrecht heeft beroepen — zijn antwoord dat hij zich bepaalde gebeurtenissen, waaronder verhoren door de politie, niet meer kon herinneren, juist was. De inhoud van telefoongesprekken waarnaar door het openbaar ministerie in eerste aanleg en in hoger beroep wordt verwezen acht het hof overigens hetzij niet dan wel onvoldoende redengevend hetzij voor meer dan één uitleg vatbaar zonder dat uit de context blijkt van voldoende steun voor de uitleg die het openbaar ministerie kennelijk kiest hetzij niet duidelijk in de persoon op wie de inhoud betrekking heeft.
Het hof merkt op dat het voldoende bewijs aanwezig acht voor het ten laste gelegde ook al hebben de verklaringen van [slachtoffer 5] en [getuige 6] kennelijk niet betrekking op dezelfde periode binnen de periode die in de tenlastelegging is vermeld.
Het hof acht bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- —
die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen althans bewogen om (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan en/of af te dragen
- —
die [slachtoffer 2] meermalen geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan.
Het hof acht niet bewezen de overige in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen omdat het daarvoor onvoldoende bewijsmiddelen aanwezig acht.
Feiten 1A en 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 3] (Nicky)
In de tenlastelegging is onder 1A en 1B (zakelijk weergegeven) aan verdachte verweten dat hij zich ten opzichte van [slachtoffer 3] schuldig heeft gemaakt aan —kort gezegd— mensenhandel en wel in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 en in de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht, Vinkeveen, Assendelft, Amsterdam, Den Haag, Alkmaar of elders in Nederland, België, Duitsland of Turkije.
Verdachte heeft het feit ontkend en de verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het openbaar ministerie heeft tot bewezenverklaring gerequireerd.
De verdediging heeft bij pleidooi een proces-verbaal van verhoor van de moeder van [slachtoffer 3] door de rechter-commissaris van 5 november 2009 overgelegd. Dit verhoor heeft in Polen plaats gevonden en is afgenomen in het kader van de Sneep-2-zaak in de zaak tegen de verdachte [medeverdachte 8]. Voor het geval het hof dit stuk niet bij de processtukken wil voegen verzoekt de verdediging het hof deze getuige te (doen) horen.
Het openbaar ministerie heeft zich verzet tegen deze in zijn visie ontijdige, want te late voeging van het bewuste processtuk. In de visie van het openbaar ministerie is deze handelwijze in strijd met de beginselen van goede procesorde. Verwezen wordt naar de beslissing van het hof van 22 april 2010, waarbij bepaald is dat de vordering tot voeging van een bundel processen-verbaal uit het Sneep-2-onderzoek werd afgewezen, juist vanwege strijd met voormelde beginselen. De verdediging heeft zich destijds ook verzet tegen de voeging van die bundel processen-verbaal en kan nu naar het oordeel van het openbaar ministerie niet alsnog om voeging van een processtuk uit die bewuste bundel stukken van de Sneep-2-zaak verzoeken. Het openbaar ministerie verzoekt, nu de verdediging zich kennelijk niet meer verzet tegen voeging van verklaringen uit het Sneep-2-onderzoek bij het dossier in de Sneep-1-zaak, heroverweging door het hof van de beslissing van 22 april 2010 en verzoekt voeging van de eerder al overgelegde bundel processen-verbaal uit de Sneep-2-zaak.
Het hof ziet zowel in de door de verdediging als de door het openbaar ministerie aangevoerde argumenten geen grond voor heroverweging van zijn beslissing van 22 april 2010 over het niet voegen van (een bundel) processen-verbaal uit de Sneep-2-zaak. De overwegingen die destijds tot bedoelde beslissing hebben geleid, hebben naar het oordeel van het hof nog steeds gelding. Dit betekent dat het aan de pleitnota gehechte stuk niet bij het strafdossier van verdachte in de Sneep-1-zaak zal worden gevoegd, dat het hof van dat stuk geen kennis zal nemen en dat het verzoek van het openbaar ministerie om eerder genoemde overige processen-verbaal uit de Sneep-2-zaak alsnog aan het dossier in de Sneep-1-zaak te voegen wordt afgewezen.
Het subsidiaire verzoek tot het horen van de getuige [getuige 1] zal eveneens worden afgewezen, omdat daartoe naar het oordeel van het hof geen noodzaak bestaat. [getuige 1] is in eerste aanleg op verzoek van de verdediging als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Het hof acht zich voor het overige voldoende voorgelicht.
[slachtoffer 3] (werknaam: Nicky) heeft in de zaak tegen verdachte op diverse momenten en plaatsen verklaringen afgelegd. Zo heeft [slachtoffer 3] op 28 en 29 juli 2005, 2 augustus 2005 en 29 september 2005 verklaringen afgelegd tegenover de politie. [slachtoffer 3] heeft daarna nog bij de politie verklaringen afgelegd op 4 tot en met 7 juni 2007. De rechter-commissaris strafzaken heeft [slachtoffer 3] verhoord op 27 juni 2007. In hoger beroep is [slachtoffer 3] in Polen gehoord door de raadsheer-commissaris op 15 februari 2010, van welk verhoor beeld- en geluidsopnamen zijn gemaakt die zich bij de stukken bevinden.
Door de toenmalig raadsman van verdachte, is op 23 september 2005 een in de Engelse taal getypte brief, ondertekend door [slachtoffer 3], naar de officier van justitie gestuurd, welke brief zich bij de stukken bevindt.
Het hof constateert dat er voor wat betreft de vóór en na juli 2005 door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen een verschil bestaat voor zover het de inhoud van de verklaringen over de ten laste gelegde strafbare feiten betreft. Is die inhoud van de in juli 2005 afgelegde verklaringen op tal van punten bijzonder belastend voor verdachte, in de hiervoor genoemde schriftelijke verklaring (overgelegd door de toenmalige raadsman) en de nadien afgelegde verklaringen ten overstaan van politie en rechter-commissaris en raadsheer-commissaris komt zij ten dele terug op een aantal voor verdachte belastende verklaringen (bijvoorbeeld over het geslagen zijn door verdachte met een honkbalknuppel).
Aan die delen van de eerdere belastende verklaringen waarvoor er in het dossier voldoende ondersteunende bewijsmiddelen zijn, hecht het hof geloof, ondanks het feit dat [slachtoffer 3] die beschuldigende verklaringen nadien niet heeft herhaald of zelfs al dan niet gedeeltelijk heeft ingetrokken. Daarbij overweegt het hof het volgende.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] evenals de verklaringen van de getuige [getuige 2] en [getuige 1], de moeder van [slachtoffer 3], wordt duidelijk dat [slachtoffer 3] bang is. Bang voor verdachte en bang om wat haar en haar familie zou kunnen overkomen. Zelfs bij gelegenheid van het verhoor bij de raadsheer-commissaris op 15 februari 2010 geeft zij blijk van haar angst (pagina 4 van het proces-verbaal, eerste alinea) daar waar zij verklaart: ‘(…) ik zou wel willen dat ik deze verklaringen niet hoefde te doen en dat mijn moeder daarin niet betrokken hoefde te zijn. Ik denk dat ik nog steeds bang kan zijn (…)’. Diezelfde angst spreekt uit haar verklaringen in juli 2005. Zij verklaart daarin over de bedreigingen die verdachte tegenover haar uitsprak aan het adres van haar familie. Op 29 juli 2005 geeft [slachtoffer 3] tegenover de politie aan dat zij haar familie niet in gevaar wil brengen en dat ze daarom, uit angst voor verdachte, geen aangifte durft te doen.
In dit verband is verder van belang dat de moeder van [slachtoffer 3], [getuige 1], op 1 september 2005 aangifte heeft gedaan bij de politie in Polen van bedreiging (zie ordner 38, pagina 17506–17518). [getuige 1] heeft verklaard dat medio juli (naar het hof begrijpt: 2005) [slachtoffer 3] haar belde. Haar dochter begon tijdens het gesprek te huilen en wilde niet zeggen wat er aan de hand was. [slachtoffer 3] liet daarna een tijd niets meer van zich horen. Een paar dagen later belde [getuige 2], een vriendin van [slachtoffer 3] die ook in Nederland verbleef. Zij zei dat [slachtoffer 3] aangifte had gedaan ‘tegen de Turk’ omdat hij haar had geslagen. Ze zei dat ze belde om te zeggen dat [slachtoffer 3] de aangifte in moest trekken. Ze moest dat voor zaterdag doen. [getuige 2] begon tijdens het telefoongesprek te huilen. Er waren vrienden van de Turk bij haar en die hadden haar geslagen, zo zou [getuige 2] hebben gezegd tegen [getuige 1]. [getuige 2] vroeg haar om [slachtoffer 3] te beïnvloeden haar verklaring in te trekken. Ze zei dat ze, [getuige 1], op zich zelf en haar zoon moest letten omdat ze naar Polen konden komen om haar iets aan te doen. De Turk die [valse naam 2] zou heten en ‘Szabat’ werd genoemd (zo had [slachtoffer 3] haar eerder al verteld) zou mensen hebben die alles regelden. Ze werd duidelijk bedreigd. Op 29 augustus 2005 belde [slachtoffer 3] weer. Ze zei tegen [getuige 1] dat ze goed op zich zelf en haar zoontje moest passen en dat zij haar zoontje niet alleen naar buiten mocht laten gaan. [slachtoffer 3] zei dat ze gevlucht was. Op 1 september 2005, zo vertelt [getuige 1], stonden er drie haar onbekende mannen op het erf. Ze zeiden tegen haar dat ze er achter moesten komen of [slachtoffer 3] in Polen was. Toen [getuige 1] zei dat ze de politie zou inschakelen, zeiden de mannen dat zij haar zouden opblazen. Een van de mannen zei dat als [slachtoffer 3] de aangifte in zou trekken ze veel geld zou krijgen. [getuige 1] heeft die dag naar [slachtoffer 3] gebeld en haar verteld wat er was gebeurd en wat er van haar werd verwacht, namelijk dat ze voor 22.00 uur haar verklaring zou intrekken.
[getuige 2] heeft in haar verklaring van 26 april 2007 de verklaring van [getuige 1] bevestigd. Zij heeft verklaard dat verdachte bij haar kwam en dat zij van hem de moeder van [slachtoffer 3] moest bellen. Ze moest zeggen dat [slachtoffer 3] weg was en dat zij contact met hem moest opnemen. Als [slachtoffer 3] contact zou opnemen met de moeder, moest de moeder zeggen dat [slachtoffer 3] contact met verdachte op moest nemen, anders zouden er problemen komen.
Het hof constateert dat [slachtoffer 3] na het gebeuren in Polen, waarbij onbekend gebleven mannen de moeder van [slachtoffer 3] zouden hebben bedreigd, en na het telefonisch onderhoud tussen [getuige 1] en [getuige 2] (met de inhoud en strekking als hiervoor weergegeven), een deel van haar eerdere verklaringen heeft ingetrokken. Het hof acht, gelet op het voorgaande, aannemelijk dat dat voor een deel met voormelde angst en het voorval bij haar moeders huis in Polen te maken heeft gehad en niet het gevolg is van het herstellen van eerdere gedane onjuiste uitlatingen. Dit laat onverlet dat ten aanzien van alle onderdelen van haar verklaringen in het licht van de ten laste gelegde feiten kritisch bekeken zal worden of er ondersteunend bewijs voor die verklaringen is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt onder meer het volgende.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij in 2004 naar Nederland is gekomen om in de prostitutie te werken. Ze heeft eerst in Alkmaar gewerkt op de Achterdam. Daar leerde ze verdachte (die ook de naam [valse naam 2] gebruikte), die klant van haar was, kennen. Ze kreeg een relatie met hem, ging bij hem wonen in Vinkeveen en is voor hem in de prostitutie gaan werken in Amsterdam en Utrecht. Dat [slachtoffer 3] voor verdachte als prostituee heeft gewerkt wordt bevestigd door de getuigen [slachtoffer 5], [getuige 2] en [betrokkene 1]. Ze werkte tot wel 12 uur per dag. Ze werd naar het werk gebracht. Het geld dat ze verdiende moest ze aan verdachte afstaan. Ook dit wordt bevestigd door de drie hiervoor genoemde getuigen. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ze werd geslagen door verdachte en dat ze daardoor blauwe ogen en blauwe plekken opliep. De moeder van [slachtoffer 3] heeft verklaard te hebben gezien dat [slachtoffer 3] blauwe plekken op haar lijf had. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij gezien heeft dat [slachtoffer 3] blauwe plekken en een blauw oog had. [slachtoffer 3] had haar verteld dat zij door verdachte geslagen was. Ze heeft ook zelf gezien dat verdachte [slachtoffer 3] sloeg. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 3] haar belde en vertelde dat verdachte haar sloeg. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat ze weet dat verdachte [slachtoffer 3] sloeg en dat zij, [slachtoffer 5] haar moest schminken om de blauwe plekken te verhullen. Ook de getuige [slachtoffer 6] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 3] sloeg. Dat had verdachte haar zelf verteld, aldus de getuige.
Zowel [slachtoffer 3] zelf als [slachtoffer 5] en [getuige 5] hebben verklaard dat verdachte [slachtoffer 3] dwong om in het ijskoude water nabij de woning in Vinkeveen te gaan staan.
Op 27 juli 2005 wilde [slachtoffer 3] vanaf Schiphol vertrekken naar Polen. Op Schiphol hebben verdachte en een aantal andere mannen geprobeerd haar te beletten weg te gaan. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 3] zich los weten te rukken en is zij naar de Marechaussee gegaan. Verdachte en of een van de andere mannen hebben haar tas (waarin onder andere een deel van haar papieren aanwezig was) meegenomen/afgepakt, aldus [slachtoffer 3]. Deze verklaring wordt ondersteund door de in het proces-verbaal opgenomen prints van camerabeelden en de beschrijving daarvan van het gebeuren op 27 juli 2005 op Schiphol. Voorts is gebleken dat bij de huiszoeking op 3 april 2007 in de woning van [medeverdachte 5] een sporttas is aangetroffen met goederen en officiële bescheiden van [slachtoffer 3].
Het hof acht, onder meer op grond van het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte :
- (1A)
[slachtoffer 3] door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijk verhouding voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer 3] met een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist dat [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht werd bewogen zich beschikbaar te stelen tot het plegen van die seksuele handelingen en die [slachtoffer 3] door geweld en/of bedreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 3] met een derde verdachte te bevoordelen, waarbij het hof voor wat betreft de feitelijke gedragingen bewezen acht dat verdachte:
- —
[slachtoffer 3] als prostituee heeft laten werken;
- —
[slachtoffer 3] naar/van de werkplek heeft gebracht of heeft laten brengen;
- —
[slachtoffer 3] heeft gedwongen althans bewogen om een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte te staan;
- —
Woonruimte voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld;
- —
[slachtoffer 3] meermalen heeft geslagen
- —
Gedreigd heeft die [slachtoffer 3] te slaan;
- —
[slachtoffer 3] gedwongen heeft/hebben in het koude buitenwater te staan;
- —
[slachtoffer 3] angst heeft/hebben ingeboezemd.
en:
- (1B)
dat verdachte [slachtoffer 3] door dwang en/of geweld en/of dreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven en/of vervoerd en/of gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 3] door dwang en/of geweld en/of dreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten van seksuele aard en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 3] en door dwang en/of geweld en/of dreiging met geweld en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer 3] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 3] met een derde,waarbij het hof voor wat betreft de feitelijke gedragingen bewezen acht dat verdachte:
- —
[slachtoffer 3] als prostituee heeft laten werken;
- —
[slachtoffer 3] naar/van de werkplek heeft gebracht of heeft laten brengen;
- —
[slachtoffer 3] heeft gedwongen althans bewogen om een deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan;
- —
Woonruimte voor die [slachtoffer 3] heeft geregeld;
- —
[slachtoffer 3] meermalen heeft geslagen
- —
Gedreigd heeft die [slachtoffer 3] te slaan;
- —
Gedreigd heeft de familie van [slachtoffer 3] in Polen wat aan te doen;
- —
Getracht heeft [slachtoffer 3] onder dwang vanaf vliegveld Schiphol mee te nemen;
- —
[slachtoffer 3] gedwongen heeft in het koude buitenwater te staan;
- —
[slachtoffer 3] angst heeft ingeboezemd.
Feiten 1A en 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 4]
Aan verdachte is onder feit 1A onder meer ten laste gelegd het medeplegen van mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 4] (werknamen Kelly, Marina of Sheena) in de periode 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 in Vinkeveen en/of Assendelft en/of Amsterdam en/of Den Haag en of Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije. De rechtbank heeft verdachte van dit feit vrijgesproken.
De verdediging heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent zich aan dit feit schuldig te hebben gemaakt. Er is geen wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte. De verdediging wijst in dit verband op de onbetrouwbaarheid van [slachtoffer 4]s verklaringen. Van belang daarbij is, aldus de verdediging, hetgeen [deskundige] in eerste aanleg als getuige-deskundige heeft verklaard over de invloed van het borderline syndroom waar [slachtoffer 4] aan lijdt op de betrouwbaarheid van haar verklaringen en op de wijze waarop het verhoor van [slachtoffer 4] had moeten worden afgenomen. De verhoren hebben, zo betoogt de verdediging, niet op een —gelet op haar aandoening- adequate en/of verantwoorde wijze plaats gevonden. Haar verklaringen zijn dan ook niet bruikbaar voor het bewijs. Subsidiair, voor het geval het hof haar verklaringen wel bruikbaar acht, verzoekt de verdediging het hof opdracht te geven tot het doen verrichten door [deskundige] van een psychologisch onderzoek bij [slachtoffer 4].
Het openbaar ministerie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit, waarbij de pleegperiode wat het openbaar ministerie betreft loopt van 1 november 2003 tot en met 15 januari 2004. Naar het oordeel van het openbaar ministerie is er voldoende wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte. Naast de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 4] is gewezen op de vele andere verklaringen van vrouwen/getuigen, die overeenkomen qua werving, werkwijze, afdracht van geld en behandeling van vrouwen, alle in onderling verband en samenhang bezien.
Het hof zal verdachte van dit feit vrijspreken en overweegt daartoe het volgende.
Los van de vraag of de verklaringen van [slachtoffer 4] over dit concrete feit al dan niet als betrouwbaar zouden moeten worden gekenschetst, is het hof van oordeel dat haar verklaringen in onvoldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. Hoge Raad 26 januari 2010, NJ 2010, 512 en de hierna door het hof met betrekking tot mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 5] vermelde overwegingen). De door het openbaar ministerie aangehaalde verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg ondersteunt naar het oordeel van het hof de in de verklaringen van [slachtoffer 4] vervatte aantijgingen ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel (en van de in dit verband in de tenlastelegging opgenomen feitelijk omschreven gedragingen) niet. Dat de verklaring van [slachtoffer 4] op bepaalde punten overeenkomt met de verklaringen van andere aangeefsters in de Sneep-1-zaak maakt het voorgaande niet anders.
Feit 1A: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 5]
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
Het hof overweegt als volgt. Nadat [slachtoffer 5] eerder door de politie en de rechter-commissaris in aanwezigheid van de raadsman van verdachte als getuige is verhoord, is zij in hoger beroep door de raadsheer-commissaris in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte als getuige verhoord. [slachtoffer 5] heeft — kort gezegd — telkens voor verdachte belastend verklaard. Het hof heeft op zich geen redenen om aan de geloofwaardigheid van haar verklaring te twijfelen. De vraag is evenwel of de lezing van [slachtoffer 5] voldoende ondersteuning vindt door bewijsmiddelen uit een andere bron dan de getuige zelf, een en ander in de zin van de tegenwoordige rechtspraak van de Hoge Raad over art. 342, tweede lid Sv. Door het openbaar ministerie is op deze kwestie niet ingegaan.
In zijn arrest van 26 januari 2010 heeft de Hoge Raad als volgt overwogen:
‘Volgens het tweede lid van art. 342 Sv — dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan — kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen.’
In zijn arrest van 13 juli 2010 wordt hieraan toegevoegd:
‘Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.’
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad tot nu toe lijkt in ieder geval te moeten worden afgeleid dat onvoldoende is als er naast de verklaring van de getuige slechts verklaringen zijn van anderen aan wie de desbetreffende getuige hetzelfde heeft verklaard als tegenover politie en rechter-commissaris of raadsheer-commissaris. Hetzelfde zal als regel gelden met betrekking tot verklaringen van de verdachte die niet méér inhouden dan dat hij de getuige kent. Het hof begrijpt de rechtspraak van de Hoge Raad aldus dat niet vereist is dat er ten aanzien van alle onderdelen twee bewijsmiddelen uit verschillende bron zijn en dat het voldoende kan zijn dat de ondersteuning betrekking heeft op andere onderdelen dan de ‘kern’ van het ten laste gelegde.
Niet alleen door het openbaar ministerie maar ook door de rechtbank is niet op ander voldoende ondersteunend bewijsmateriaal gewezen dat aan de eisen voldoet. Het onderzoek van het hof leidt niet tot een ander resultaat. Er zijn geen telefoongesprekken opgenomen waarvan de inhoud als ondersteuning kan of moet worden gezien. De verdachte — die de beschuldiging ontkent — heeft, voor zover relevant, niet méér verklaard dan dat hij [slachtoffer 5] kent sinds 2001, hij en [slachtoffer 5] een relatie hebben gehad, dat zij enige tijd in de prostitutie heeft gewerkt, dat hij haar geld heeft geleend voor het betalen van de eerste huurtermijn maar [slachtoffer 5] zelf de volgende termijnen heeft betaald, dat zij haar schuld aan hem in termijnen betaalde, dat zij gevlucht zou zijn omdat ze het niet eens waren over een abortus en dat zij samen een kind hebben.
Het hof constateert weliswaar dat de modus operandi van verdachte zoals deze naar voren komt uit de verklaringen van [slachtoffer 5] overeenkomsten vertoont met die met betrekking tot enkele andere personen die in de bewezenverklaring worden vermeld, maar is van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen zeggen dat voldoende ondersteuning van de verklaringen van [slachtoffer 5] aanwezig is in zogenaamd ‘schakelbewijs’.
Het hof komt daarmee in dit verband niet toe aan het — opnieuw gedane — verzoek van de raadsman van verdachte om een onderzoek naar de echtheid van de handtekening van mevrouw [slachtoffer 5] met betrekking tot de huurovereenkomst van het pand Monnikenstraat 15 te Amsterdam te doen.
Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat het verzoek om een door haar zo genoemd ‘meineedonderzoek’ met betrekking tot [slachtoffer 5] om de betrouwbaarheid van haar verklaringen te toetsen ook betrekking heeft op andere onderdelen van de tenlastelegging dan het verwijt van mensenhandel met betrekking tot haar zelf, wijst het hof het verzoek af.
Het hof heeft eerder in afwijzende zin gemotiveerd op het verzoek beslist. Er worden geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen. Het hof verwijst naar de eerder gegeven motivering. Voor het overige geldt dat het hof de betrouwbaarheid van haar verklaringen heeft getoetst in verband met het overige op die andere onderdelen van de tenlastelegging betrekking hebbend bewijsmateriaal.
Feiten 1A en 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 6]
Aan verdachte is —kort gezegd— ten laste gelegd dat hij zich in of omstreeks de periodes 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 en 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Vinkeveen en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 6].
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
Nadat [slachtoffer 6] eerder door de politie en de rechter-commissaris als getuige is verhoord, is zij in hoger beroep door de raadsheer-commissaris als getuige verhoord. Tegenover de politie heeft zij een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Deze houdt onder meer in dat zij het geld dat zij moest verdienen (nagenoeg) geheel aan hem afdroeg, dat zij 10 uur per dag werkte, dat verdachte haar tenminste twee keer met een honkbalknuppel heeft geslagen en daarna zij van hem in het water moest springen, dat zij op last van hem daarna is gaan werken hoewel zij daartoe niet in staat was, dat verdachte haar had gezegd dat zij 50.000 euro moest betalen als zij van hem weg wilde en vrij wilde zijn. Tegenover de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris heeft [slachtoffer 6] een verklaring van andere strekking afgelegd.
Het hof is zich er van bewust dat het mogelijk is dat de vrouwen, onder wie [slachtoffer 6], die in dit dossier voorkomen en die zich als het ware in het prostitutiesysteem/-milieu bevonden waarvan verdachte ook deel uitmaakte, uit angst of om andere redenen (bijvoorbeeld omdat zij een op het moment van verklaren een relatie met een van de verdachten hadden) in strijd met de waarheid gunstig hebben verklaard over de rol van verdachte en zijn medeverdachten. Dit kan echter niet op voorhand worden aangenomen en zal moeten blijken uit andere zich in dit dossier bevindende bewijsmiddelen, die voldoende duidelijkheid bieden over de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de ten laste gelegde uitbuiting aangenomen zou kunnen worden.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de getuige geen aannemelijke reden heeft opgegeven voor de intrekking van haar aangifte tegenover de politie. De tegenover de politie afgelegde verklaring van [slachtoffer 6] wordt in voldoende mate ondersteund door de inhoud van een aantal telefoongesprekken, ook al hebben deze na de aangifte plaatsgevonden in de periode na terugkomst van [slachtoffer 6] naar Nederland. Het hof verwijst onder meer naar een gesprek van 28 februari 2006, waarin [slachtoffer 6] zegt dat hij (naar het hof begrijpt: verdachte) haar alles verbiedt, dat zij hem al het geld geeft en hij helemaal niets betaalt. Verder naar gesprekken van 14 januari 2007 waarin — kort gezegd — verdachte zegt dat hij die dag een geldsbedrag van [slachtoffer 6] moet hebben dat zij hem kennelijk schuldig zou zijn, [slachtoffer 6] zegt dat zij het geld niet heeft en hij zegt dat het hem niet kan schelen hoe ze er aan komt met de toevoeging dat ‘1000 in de week niets is’.
Met instemming van het openbaar ministerie en de verdediging is door het hof besloten om, in plaats van een aantal vrouwen (waaronder [slachtoffer 6]) ter zitting van het hof te horen, die vrouwen in het bijzijn van het openbaar ministerie en de verdediging door een van de zittingcombinatie deel uitmakende raadsheer-commissaris te doen horen, waarbij het getuigen-verhoor telkens (naast schriftelijke vastlegging) door middel van zowel beeld- als geluidsopnamen is vastgelegd. Het hof gaat ervan uit dat — zo in dit geval de verklaring van [slachtoffer 6] tegenover de politie dient te worden aangemerkt als het enige bewijsmiddel waaruit verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen — met de wijze van uitvoering, verslaglegging en kennisneming door het hof van de van het verhoor gemaakte audiovisuele opnames is voldaan aan de eisen die worden gesteld in het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1994, NJ 1994, 427 m. nt. C, welke erop neerkomen dat een getuige die een belastende verklaring heeft afgelegd tegenover de politie en daarna bij de rechter voor het eerst een ontlastende verklaring aflegt, in hoger beroep ter terechtzitting als getuige dient te worden gehoord. Door kennisneming van de opname heeft het hof zich immers door eigen waarneming van de getuige een oordeel kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Opmerking verdient dat het verhoor in Duitsland heeft plaatsgevonden. De getuige was in Nederland ongewenst verklaard.
Het hof acht bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- —
die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan en/of af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en
- —
die [slachtoffer 6] (een deel van) de huur van de woonruimte laten betalen en
- —
die [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
die [slachtoffer 6] meermalen (met een honkbalknuppel) geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 6] te slaan
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen om in het koude (buiten)water te springen / staan / liggen en/of
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen om (ongeveer) 5 minuten in het koude (buiten)water te blijven liggen en/of
Feit 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 7]
Aan verdachte is —kort gezegd- ten laste gelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen in of omstreeks de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Vinkeveen en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 7]…
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
[slachtoffer 7] heeft zowel tegenover de politie als de rechter-commissaris in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van verdachte — kort gezegd — een belastende verklaring afgelegd. Het hof hecht geloof aan haar verklaringen. Haar verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door een aantal telefoongesprekken die zijn afgeluisterd en opgenomen. Kort gezegd komen haar verklaringen erop neer dat zij in de betreffende periode samen werkte met [slachtoffer 8], dat zij contact kregen met [betrokkene 2] en verdachte, dat zij het door haar verdiende geld afdroegen aan [betrokkene 2] en verdachte, dat [slachtoffer 8] op een gegeven moment meerdere malen door verdachte in haar gezicht werd geslagen, dat zij 1500 euro moest betalen aan [betrokkene 2] en toen zij een keer dat geld niet had [betrokkene 2] zei dat verdachte heel boos zou worden en hij verdachte moest betalen om haar te laten werken, dat verdachte en [betrokkene 2] de werktijden bepaalden, zij zeven avonden per week moest werken, dat zij het moesten melden als ze ergens heen gingen, zij bang was voor verdachte en deze tegen haar schreeuwde en haar aan de telefoon uitschold en zei dat ze elke maandag 1500 euro moest inleveren en anders uit Nederland moest vertrekken, dat verdachte en [betrokkene 2] voor haar en [slachtoffer 8] werkplaatsen regelden, dat ze wel eens werd bedreigd en [verdachte] [slachtoffer 8] en haar zei dat zij weg moesten uit Nederland en Duitsland omdat zij anders met haar beiden zouden afrekenen, dat ze werd gebracht naar en gehaald werd van het werk, dat verdachte en [betrokkene 2] buiten de vitrines op haar en [slachtoffer 8] stonden te wachten. In de telefoongesprekken die de verklaringen van [slachtoffer 7] steunen komt onder meer naar voren dat de werkplek (mede) werd bepaald door verdachte.
Het hof acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- —
die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- —
die [slachtoffer 7] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 7] geregeld en
- —
die [slachtoffer 7] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
gedreigd die [slachtoffer 7] te slaan en
- —
die [slachtoffer 7] (voortdurend) gecontroleerd.
Feit 1B mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 8]
Aan verdachte is —kort gezegd- ten laste gelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen, dan wel alleen, in of omstreeks de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Vinkeveen en/of Den Haag en/of Alkmaar en/of Assendelft en/of elders in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Turkije heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 8].
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep gerequireerd tot bewezenverklaring. De verdediging heeft verzocht om vrijspraak; verdachte ontkent de beschuldiging.
[slachtoffer 8] heeft tegenover de politie — kort gezegd — een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Ondanks diverse pogingen van met name de rechter-commissaris in eerste aanleg en in hoger beroep is het niet tot een rechterlijk verhoor in aanwezigheid van de verdediging gekomen. De verdediging is daarmee niet in de gelegenheid geweest haar te ondervragen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat haar verklaring daarom niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Het hof zal haar verklaring niet voor het bewijs gebruiken. Het hof acht op grond van in het bijzonder de verklaringen van Danyova en de bewijsmiddelen waarin zij voldoende steun vinden een aantal in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen. In de desbetreffende periode van enkele weken zijn [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] nagenoeg voortdurend in elkaars gezelschap geweest. Ook op dit punt geldt dat de verklaringen van [slachtoffer 7] in voldoende mate worden ondersteund door een aantal telefoongesprekken die zijn afgeluisterd en opgenomen. Het hof verwijst in dit verband naar de hierboven opgenomen passage over de verklaringen van [slachtoffer 7] en de telefoongesprekken.
Het hof acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen bewezen heeft begaan:
- —
die [slachtoffer 8] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 8] kamers geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- —
die [slachtoffer 8] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 8] gedwongen althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 8] gedwongen althans bewogen om (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader af te staan en/of af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 8] geregeld en
- —
die [slachtoffer 8] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
die [slachtoffer 8] meermalen geslagen en
- —
die [slachtoffer 8] angst ingeboezemd (waardoor zij geen aangifte deed) en
- —
die [slachtoffer 8] (voortdurend) gecontroleerd.
Feit 1B: mensenhandel en feit 2: medeplegen van poging tot zware mishandeling subsidiair medeplegen van mishandeling) met betrekking tot [slachtoffer 9]
Bij feit 1B is aan verdachte, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij zich ten opzichte van [slachtoffer 9] schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de periode 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 te Utrecht en/of Vinkeveen en/of Assendelft en/of Amsterdam en/of Den Haag en of Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije.
Bij feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 7 februari 2007 tezamen en in vereniging zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling subsidiair mishandeling van [slachtoffer 9] in Vinkeveen en/of Assendelft en/of Amsterdam en/of elders in Nederland.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten. Er blijkt uit niets dat er sprake is geweest van de beweerde uitbuitingssituatie. Voor de beweerde poging tot zware mishandeling noch voor de mishandeling is er bewijs.
Het openbaar ministerie heeft gerequireerd tot veroordeling van verdachte voor deze feiten. Daartoe wordt onder meer verwezen naar de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.
Het hof overweegt hierover het volgende.
[slachtoffer 9] heeft bij de politie verschillende verklaringen afgelegd. Daarnaast is zij door de rechter-commissaris gehoord op 29 januari 2008 en door de raadsheer-commissaris op 11 februari 2010. De verklaringen die zij aldus heeft afgelegd beoordeelt het hof als consistent en geloofwaardig. Bij de raadsheer-commissaris heeft zij verklaard dat zij bij zowel de politie als de rechter-commissaris naar waarheid heeft verklaard en het hof ziet geen reden om aan het waarheidsgehalte van de verklaringen te twijfelen, mede gezien het gegeven dat een deel van haar verklaringen door ander bewijsmateriaal wordt ondersteund.
[slachtoffer 9] heeft in de hiervoor genoemde verhoren verklaard over de manier waarop zij in de prostitutie is gaan werken, eerst in Frankrijk, later in Nederland. In Nederland heeft zij alleen op de Wallen in Amsterdam gewerkt als prostituee. In Amsterdam werkte zij in eerste instantie voor/met een aantal Albanezen, waaronder ene Mandy die als haar pooier optrad. Zij moest onder dreiging met geweld al haar geld aan hem afgeven. [slachtoffer 9] verklaart dat zij op een bepaald moment in 2006 [betrokkene 3] heeft leren kennen. Hij vertelde haar dat hij bodyguard was op de Wallen voor [verdachte] en hij heeft haar verteld dat ze bij Mandy weg moest gaan. Uiteindelijk heeft ze dat ook gedaan. Vervolgens kreeg zij een relatie met [betrokkene 3] en is met hem gaan samenwonen. Op een bepaald moment moest ze ook aan hem al haar in de prostitutie verdiende geld afgeven. [betrokkene 3] had op enig moment problemen met politie en justitie en was naar Turkije gegaan. Dan krijgt [slachtoffer 9] weer problemen met een aantal Albanezen en zij vertelt dit aan [betrokkene 3]. Die zegt haar naar [verdachte] te gaan. Zij is toen met een taxi naar Vinkeveen gegaan. In de woning trof zij een viertal mannen aan, waaronder [verdachte], ene Recep ([betrokkene 4]/hof), [betrokkene 2] ([betrokkene 2]/hof) en ene Chico ([medeverdachte 1]/hof). Toen ze binnen kwam kreeg zij gelijk een klap in het gezicht van [verdachte]. Ze is toen ook door Chico geslagen. [verdachte] belde [betrokkene 3] in Turkije op en [slachtoffer 9] kreeg toen de opdracht om tijdens dat telefoongesprek te gaan schreeuwen om hulp. Na dat gesprek zei [verdachte] dat zij moest kiezen: voor hem of voor [betrokkene 3]. Als zij voor [verdachte] koos zou hij haar beschermen, anders zouden de Albanezen met haar kunnen doen wat zij wilden. Ze moest de sleutel van haar woning aan [verdachte] geven en ze kon niet anders dan bij hem, [verdachte], gaan wonen. [verdachte] zei dat ze een goed koppel met Berat ([medeverdachte 7]/hof) zou vormen en ze begreep dat het de bedoeling was dat Berat haar pooier zou gaan worden. [verdachte] heeft haar toen van [betrokkene 3] overgenomen en ze is voor hem in de prostitutie gaan werken op de Wallen. Haar werknaam was Nicky/Nikkie. In de periode dat ze voor [verdachte] in de prostitutie heeft gewerkt heeft zij al het geld af moeten geven. Zij legde het geld in een tasje neer op haar kamer in de woning van [verdachte]. Dat geld werd er dan uitgehaald. Ze had zelf geen geld, want ze moest alles afgeven. [verdachte] betaalde het eten. [verdachte], aldus [slachtoffer 9] bij de rechter-commissaris, heeft haar behoudens de klappen tijdens/naar aanleiding van voormeld telefoongesprek, niet geslagen. Wel heeft hij haar nog gedreigd te slaan. Ze heeft verder verklaard dat ze bang was voor [verdachte]. Hij zei dat hij haar altijd zou vinden als ze weg zou lopen.
Over de periode dat zij aldus voor [verdachte] in de prostitutie heeft gewerkt heeft [slachtoffer 9] bij de raadsheer-commissaris verklaard dat het ‘niet lang’ is geweest. Bij de rechter-commissaris heeft zij in dit verband verklaard dat het zo kan zijn geweest dat zij gedurende twee weken voor [verdachte] heeft gewerkt als prostituee. Ze denkt dat ze in die periode ongeveer € 4.000,-- aan in de prostitutie verdiende gelden aan [verdachte] heeft afgedragen.
De verklaring van [slachtoffer 9] wordt ondersteund door de inhoud van een aantal opgenomen gesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen. Zo is er een gesprek van verdachte met Hakan ([medeverdachte 8]/hof) van 30 januari 2007, waarin verdachte tegen Hakan zegt dat het meisje niet meer van [betrokkene 3] is, maar dat hij haar als cadeau aan Berat heeft gegeven en dat zij bij hem, verdachte, verblijft. Op dezelfde dag is er een gesprek gevoerd door verdachte met [medeverdachte 3], waarin hij aangeeft dat het meisje nu met Berat is. Hij had tegen Berat gezegd dat hij een superverrassing voor hem had. Hij had het meisje van ‘die flikker’ afgepakt en het was een cadeautje van hem aan Berat. Ten slotte wijst het hof op een gesprek van 6 februari 2007 van verdachte met ene Dogan. Verdachte vraagt daarin aan Dogan of Berat tegen hem gezegd heeft wat voor een verrassing verdachte voor hem (Berat) had. Verdachte zegt vervolgens dat hij er eentje genomen heeft. Er was een ondankbare bastaard en verdachte is naar zijn meisje gegaan en heeft tegen haar gezegd dat zij naar hem moest komen. Hij heeft toen tegen haar gezegd dat zij hem nu zou verlaten. Verdachte zegt dat hij het meisje gepakt heeft en meegenomen heeft naar zijn huis. Ze wacht nu op haar nieuwe vriend.
Naar het oordeel van het hof is bewezen dat het in voormelde gesprekken gaat om [slachtoffer 9].
Het hof slaat verder acht op de verklaringen van [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1]) bij de politie van 3 januari 2007 en 15 maart 2007, kort gezegd inhoudende, dat Nikkie ([slachtoffer 9]/hof) twee weken bij haar en [verdachte] in Vinkeveen heeft gewoond en dat ze de helft van de huur betaalde.
Het hof acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de volgende in de tenlastelegging feitelijk omschreven gedragingen heeft begaan:
- —
die [slachtoffer 9] als prostituee heeft laten werken en
- —
die [slachtoffer 9] heeft gedwongen althans bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie aan verdachte af te staan en/of af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 9] heeft geregeld en
- —
die [slachtoffer 9] een deel van de huur van de gezamenlijke woonruimte heeft laten betalen
- —
die [slachtoffer 9] heeft geslagen en
- —
die [slachtoffer 9] gedreigd heeft te slaan en
- —
die [slachtoffer 9] angst heeft ingeboezemd.
Daarmee is sprake van één of meer feitelijkheden waardoor verdachte [slachtoffer 9] door dwang en/of geweld en/of bedreiging met geweld
- —
heeft geworven en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 9] en
- —
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten van seksuele aard en
- —
heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen met een derde van [slachtoffer 9]
en dat hij opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 9].
Voorts staat op grond van voormelde bewijsmiddelen (met name ook gezien het verband tussen de diverse telefoongesprekken en het relaas van [slachtoffer 9]) naar het oordeel van het hof vast dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 9] in of omstreeks de ten laste gelegde periode heeft mishandeld te Vinkeveen door haar toen meermalen te slaan. Hij heeft zich aldus schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling. Van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging zware mishandeling zal het hof verdachte vrijspreken.
Feit 1B: mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]
De verdediging heeft vrijspraak van de met betrekking tot deze vrouwen ten laste gelegde mensenhandel bepleit. Het openbaar ministerie heeft tot vrijspraak gerequireerd.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten opzichte van deze vrouwen heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 3: valse reisdocumenten
Aan verdachte is, zakelijk weergegeven, ten laste gelegd dat hij in of omstreeks de periode 1 juni 2004 tot en met 7 februari 2007 te Amsterdam en/of Zandvoort en/of Scheveningen en/of elders in Nederland in het bezit was van een of meer reisdocumenten, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die vervalst of vals waren, en waarbij de valsheid/vervalsing hierin bestond de documenten ten naam waren gesteld van [valse naam 1] en/of [valse naam 2] en welke documenten waren voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte. Subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte van niet op zijn naam gestelde reisdocumenten gebruik heeft gemaakt in voormelde periode en op voormelde plaatsen.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van dit feit. Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep tot vrijspraak voor dit feit gerequireerd. Door de verdediging is ter terechtzitting verklaard dat verdachte geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen de door de rechtbank gegeven vrijspraak.
Verdachte heeft zich bij zijn verhoren omtrent dit feit beroepen op zijn zwijgrecht.
Het hof overweegt als volgt.
Op 7 februari 2007 werd verdachte in Köln aangehouden. Bij zijn aanhouding identificeerde hij zich met een Duits paspoort ten name van [valse naam 1]. Tevens was verdachte bij zijn aanhouding in het bezit van een Duits rijbewijs, eveneens ten name van [valse naam 1], en een Turkse Nufus (persoonsbewijs) ten name van [verdachte]. Fotokopieën van deze stukken zijn aan het dossier toegevoegd.
Bij verificatie van de Turkse Nufus werd door het Turkse consulaat medegedeeld dat de gegevens welke op de Nufus voorkomen overeenkomstig zijn met de gegevens in de bestanden van de Turkse overheid betreffende verdachte.
Uit het dossier blijkt dat verdachte met gebruikmaking van dat paspoort en dat rijbewijs op naam van [valse naam 1] in Nederland een aantal malen een casino heeft bezocht in de ten laste gelegde periode en dat hij toen dus in Nederland in het bezit is geweest van dit paspoort.
Het hof stelt vast dat de afgebeelde persoon op de foto's op het Duitse paspoort (blz. 041823), en Duitse rijbewijs (blz. 41825) en de Turkse Nufus (blz. 41826) overeenkomt met de persoon die is afgebeeld op foto 2 uit het fotoboekje op blz. 8006 van het dossier. De foto op blz. 8006 is tijdens verhoren aan diverse getuigen getoond (bijvoorbeeld aan [getuige 5], zie pagina 21296) en zij herkenden op die foto de persoon van verdachte. Nu vastgesteld wordt dat de foto's op het ten naam van [valse naam 1] gestelde paspoort en rijbewijs die van verdachte zijn, brengt dit met zich dat dat paspoort en rijbewijs vals althans vervalst zijn. Gezien de evidentie van de valsheid (foto en tenaamstelling op bedoelde documenten horen zonder enige twijfel niet bij elkaar), kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte van de valsheid/vervalsing heeft geweten althans had hij redelijkerwijs moeten vermoeden dat de documenten vals/vervalst waren.
Het hof acht het bezit van een vals reisdocument ten name van [valse naam 2] niet bewezen. Van dit reisdocument is een kopie, bij het huurcontract voor het pand [straatnaam] te [plaatsnaam], in het dossier aanwezig. De kopie is van dermate slechte kwaliteit dat de zich op het document bevindende foto onherkenbaar is, waardoor niet vast te stellen is dat de foto op het document van verdachte is. De valsheid en of vervalsing van het document valt daarmee evenmin vast te stellen.
Feit 4: artikel 140 Sr
Het hof acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een misdadige organisatie die gericht was op het plegen van misdrijven van samenhangende aard.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de organisatie tot oogmerk had:
- —
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- —
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en
- —
afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
De bewijsmiddelen bieden geen dan wel onvoldoende steun voor een bewezenverklaring van het oogmerk tot (zware) mishandeling in de vorm van het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages noch voor bewezenverklaring van het oogmerk tot handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
Wat het oogmerk van de organisatie betreft leidt het hof uit de bewijsmiddelen het volgende af. De organisatie waaraan verdachte deelnam, had tot doel zoveel mogelijk geld te verdienen aan vrouwen die in de prostitutie werkten. Het ten tijde van de feiten gebruikte systeem, waarvan ongestoorde voortzetting werd beoogd, zag er — kort gezegd — als volgt uit. Het geld moest worden verdiend met deels mensenhandel en deels met afpersing. Niet alle prostituees waren voorwerp van mensenhandel. Binnen het werkterrein van de organisatie moesten prostituees protectiegelden afdragen. Dat gebeurde rechtstreeks dan wel via de ‘pooiers’ van de prostituees. Als ze dat niet deden, werd hun al dan niet met geweld duidelijk gemaakt dat ze moesten vertrekken. Gecontroleerd werd of de regels (voor wat betreft de vrouwen bijvoorbeeld ook ten aanzien van de werktijden en de hoeveelheid te verdienen geld) werden nageleefd. Dit systeem werd met geweld gehandhaafd, zowel naar de prostituees en (andere) ‘pooiers’ toe als naar klanten. De geleverde protectie zou eveneens kunnen bestaan in het gebruik van geweld in de vorm van (zware) mishandeling en bedreigingen daarmee of met de dood. Voor deze doelen werd onder andere gebruik gemaakt van zogenaamde ‘bodyguards’. Voor de communicatie werd veelvuldig telefonisch contact onderhouden. Het vervoer van een aantal vrouwen naar en van de werkplek werd veelal gecontroleerd uitgevoerd in die zin dat vaker gebruik werd gemaakt en moest worden gemaakt van vaste taxichauffeurs (dikwijls zogenaamde ‘snorders’, illegale taxichauffeurs)
Uit de bewijsmiddelen komt een en ander uitvoerig naar voren. Het hof wijst in de eerste plaats op de bewijsmiddelen voor de andere bewezen verklaarde feiten.
Voor het overige licht het hof er een paar punten uit. In verband met het doel van de organisatie valt onder meer te wijzen op een aanzienlijk aantal telefoongesprekken en verklaringen waarin gesproken wordt over de inning van geld bij prostituees voor de bescherming door bodyguards. Daarmee hielden bodyguards zich bezig maar ook [slachtoffer 1]. Dat er geen sprake was van een vrijwillige afdracht leidt het hof af uit de omstandigheid dat er vaker sprake van is dat een persoon of meerdere personen nog ‘moeten betalen’. Dat de bescherming naast het doen van boodschappen voor en het vervoeren van prostituees ook bestond in de mishandeling van klanten blijkt uit instructies voor de bodyguards waarvan in verklaringen sprake is. De prostituees werden door hen ook gecontroleerd.
Dat er sprake was van een min of meer duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband leidt het hof onder meer af uit het volgende. Er was sprake van een duidelijke werkverdeling tussen personen met verschillende taken, onder wie verdachte, gedurende langere tijd. Er werd door personen die er zelf deel van uitmaakten gesproken over ‘bedrijf’ en ‘groep’ en soortgelijke termen. Er was sprake van een ‘weekloon’ voor onder meer de bodyguards. Voor het overige blijkt uit de bewijsmiddelen van een systematische, bedrijfsmatige opzet van het exploiteren/uitbuiten van de prostituees. Dat deze als handelswaar werden gezien blijkt niet alleen uit de manier waarop vaak over vrouwen werd gesproken maar bijvoorbeeld ook uit het cadeau geven van een van een ander ‘afgepakte’ vrouw door [verdachte] aan een nieuwe/andere medewerker.
Dat dit alles plaats vond in een sfeer van geweldpleging die van de groep uitging komt onder meer naar voren in een aantal gewelddadige incidenten met een planmatig karakter. Het hof wijst op de mishandelingen van [getuige 8] en [slachtoffer 9], van een vriend van de broer van [getuige 9], van [getuige 10], een incident met vuurwapens waarover [slachtoffer 5] heeft verklaard, uit het bedreigende bezoek aan de moeder van [slachtoffer 3]. Verder blijkt ook uit een aantal bewijsmiddelen dat een aantal vrouwen veelvuldig door verdachten werd mishandeld.
Dat verdachte deelnam aan de organisatie, dat hij een van de leiders was van die organisatie en dat hij wetenschap had van het oogmerk van de organisatie leidt het hof af uit het volgende. In vele verklaringen wordt hij aangewezen als de ‘grote man’, de leider van de organisatie. Uit verklaringen en telefoongesprekken blijkt dat hij de touwtjes in handen heeft. Hij geeft instructies aan anderen, hij neemt medewerkers aan en stuurt ze weg als ze niet voldoen, hij ontvangt gelden, hij bepaalt wat er gebeurt. Als men zich niet houdt aan de regels wordt een gebiedsverbod gegeven of met geweld opgetreden. Verdachte houdt verder bij wie er protectiegelden betaald heeft en wie niet. Verdachte overlegt met anderen over de aanschaf van bijvoorbeeld kogelwerende vesten voor ‘het bedrijf’en bemoeit zich met de verdeling en beschikbaarheid van de werkruimtes voor de vrouwen.
Het hof heeft bij de beoordeling mede betrokken de bij de politie afgelegde verklaring van [getuige 6]. Het hof acht de verklaring die [getuige 6] heeft afgelegd tegenover de politie op 21 februari 2004 mede geloofwaardig, omdat een aanzienlijk aantal gegevens overeenkomt met hetgeen uit andere bronnen is gebleken. Aan [getuige 6]'s latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 28 november 2008 hecht het hof in zoverre geloof dat hij verklaart dat hij zijn verklaringen bij de politie naar waarheid heeft afgelegd. Voor het overige acht het hof aannemelijk dat zijn verklaring in belangrijke mate bepaald wordt door zijn wens over bepaalde personen niet (opnieuw) te verklaringen, mogelijk uit angst voor hen. Het hof acht niet aannemelijk dat de getuige op de hier relevante punten aan geheugenverlies leed. Zijn latere verklaring tegenover de rechter-commissaris op 13 oktober 2009 acht het hof eveneens ongeloofwaardig; het hof acht niet aannemelijk dat — voor zover hij zich niet op zijn verschoningsrecht heeft beroepen — zijn antwoord dat hij zich bepaalde gebeurtenissen, waaronder verhoren door de politie, niet meer kon herinneren, juist was.
Het hof heeft voorts bij de beoordeling betrokken de door [getuige 11] ten overstaan van de politie afgelegde verklaring. [getuige 11]s verklaring acht het hof betrouwbaar en bruikbaar, nu die verklaring op wezenlijke onderdelen ondersteund wordt door ander bewijsmateriaal.
Feit 5: verkrachting van [slachtoffer 4]
Aan is verdachte ten laste gelegd dat hij zich in de periode van half november 2003 tot half januari 2004 te Amsterdam schuldig zou hebben gemaakt aan —kort gezegd— verkrachting van [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft verdachte van dit feit vrijgesproken.
De verdediging heeft in hoger beroep wederom vrijspraak bepleit. Er is geen wettig en overtuigend bewijs van dit feit en verdachte heeft de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 4] ontkend.
Het openbaar ministerie heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat het zich ten aanzien van dit feit refereert aan het oordeel van het hof.
Het hof zal verdachte vrijspreken van dit feit. Er is geen wettig en overtuigend bewijs op grond waarvan verdachte veroordeeld zou kunnen worden. In feite is de beschuldiging louter gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer 4] zelf. Ander, ondersteunend bewijsmateriaal is er niet.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel —ook in onderdelen— slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1A, 1B, 2, 3, 4A en 4B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
- IA.
hij in de periode 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Utrecht en te Vinkeveen en en te Amsterdam en te Den Haag en te Alkmaar en elders in Nederland en Duitsland ,
- —
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen en/ofdoor misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling en/of onder voornoemde omstandigheid/heden enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich daardoor tot het verrichten van die seksuele handelingen beschikbaar stelde(n),
en
- —
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met of voor een derde tegen betaling, terwijl verdachte wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en bedreiging met een andere feitelijkhe(i)d(en) werd(en) gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht werd(en) bewogen zich beschikbaar te stellen tot het plegen van bovenomschreven seksuele handelingen,
en
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (telkens) door geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/ofdoor bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) heeft gedwongen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] , uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] met of voor een derde verdachte te bevoordelen,
immers heeft hij, verdachte
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- —
die [slachtoffer 1] naar /van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en
- —
die [slachtoffer 1] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en
- —
die [slachtoffer 1] de huur van de woonruimte laten betalen en
- —
die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
die [slachtoffer 1] meerdere malen geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan en die [slachtoffer 1] aan de oren te trekken en gedreigd die [slachtoffer 1] kapot te neuken en
- —
die [slachtoffer 1] angst ingeboezemd en
die [slachtoffer 1] bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees endie [slachtoffer 1] gecontroleerd
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem af te staan en af te dragen en
- —
die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden endie [slachtoffer 2] één- of meerdere malen geslagen en gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan en
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken en
die [slachtoffer 3] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en laten brengen en
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en
die [slachtoffer 3] één- of meerdere malen geslagen engedreigd die [slachtoffer 3] te slaan en
- —
die [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om in het koude (buiten)water te springen / staan en die [slachtoffer 3] angst ingeboezemd
en
- 1B.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 februari 2007 in de gemeente Utrecht en te Vinkeveen en te Assendelft en te Amsterdam en te Den Haag en te Alkmaar en elders in Nederland en/of Duitsland en België
- —
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] (telkens) door dwang en/of geweld en een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht , heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en die [slachtoffer 9] ;
en
- —
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiende overwicht heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist en/of redelijkerwijze moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en die die [slachtoffer 9] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten;
en
- —
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] ;
en
- —
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] (telkens)
door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwichtheeft gedwongen danwel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) met of voor een derde van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 7] en die [slachtoffer 8] en die die [slachtoffer 9] immers heeft hij, verdachte
(met betrekking tot die [slachtoffer 1]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- —
die [slachtoffer 1] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en laten brengen en/of
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 1] geregeld en
- —
die [slachtoffer 1] de huur van de woonruimte laten betalen en
- —
die [slachtoffer 1] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en/of
- —
die [slachtoffer 1] meerdere malen geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan en
- —
die [slachtoffer 1] angst ingeboezemd en
- —
die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen (beschermings)gelden te innen bij één of meerdere prostituees
- —
die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 2]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- —
die [slachtoffer 2] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
die [slachtoffer 2] één- of meerdere malen geslagen en
gedreigd die [slachtoffer 2] te slaan
en/of
(met betrekking tot die [slachtoffer 3]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 3] als prostituee laten werken endie [slachtoffer 3] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 3] geregeld en
die [slachtoffer 3] één- of meerdere malen geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 3] te slaan en
- —
trachtten die [slachtoffer 3] onder dwang mee te nemen, vanaf de luchthaven Schiphol (toen bleek dat het niet mogelijk was die [slachtoffer 3] naar Polen te laten vliegen) en
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] in Polen te doden en
- —
dreigde(n) de woning van de moeder van die [slachtoffer 3] met explosieven op te blazen / tot ontploffing te brengen (als de moeder van die [slachtoffer 3] geen contact zou opnemen met verdachte en/of als die [slachtoffer 3] haar aangifte niet zou intrekken) en
- —
dreigde(n) de familie van die [slachtoffer 3] iets aan te doen als die [slachtoffer 3] niet zou zeggen waar zij verbleef endie [slachtoffer 3] gedwongen om in het koude (buiten)water te springen /staan endie [slachtoffer 3] angst ingeboezemd en
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 6]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 6] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan enaf te dragen en
woonruimte voor die [slachtoffer 6] geregeld en
die [slachtoffer 6] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en die [slachtoffer 6] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
- —
die [slachtoffer 6] meerdere malen (met een ijzeren/metalen honkbalknuppel) geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 6] te slaan en
die [slachtoffer 6] gedwongen om in het koude (buiten)water te staan en
- —
die [slachtoffer 6] gedwongenom (ongeveer) 5 minuten in het koude (buiten)water te blijven liggen en;
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 7]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 7] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 7] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- —
die [slachtoffer 7] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en laten brengen en
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en
- —
die [slachtoffer 7] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 7] geregeld endie [slachtoffer 7] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden en
gedreigd die [slachtoffer 7] te slaan endie [slachtoffer 7] (voortdurend) gecontroleerd
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 8]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 8] als prostituee laten werken en
- —
voor die [slachtoffer 8] (een) kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren endie [slachtoffer 8] naar / van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en laten brengen en
- —
die [slachtoffer 8] gedwongen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en — die [slachtoffer 8] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 8] geregeld endie [slachtoffer 8] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden in de prostitutie in de gaten gehouden / in de gaten laten houden endie [slachtoffer 8] meerdere malengeslagen endie [slachtoffer 8] angst ingeboezemd en/of
die [slachtoffer 8] (voortdurend) gecontroleerd
en
(met betrekking tot die [slachtoffer 9]) (in voornoemde periode)
- —
die [slachtoffer 9] als prostituee laten werken en
- —
die [slachtoffer 9] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en af te dragen en
- —
woonruimte voor die [slachtoffer 9] geregeld en
- —
die [slachtoffer 9] (een deel van) de huur van de (gezamenlijke) woonruimte laten betalen en
- —
die [slachtoffer 9] meerdere malen geslagen en
- —
gedreigd die [slachtoffer 9] te slaan en
die [slachtoffer 9] angst ingeboezemd
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2007 tot en met 7 februari 2007, tezamen en in vereniging met een ander, te Vinkeveen (gemeente De Ronde Venen) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 9] met een vuist/of hand tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2004 tot en met 7 februari 2007 in Nederland in het bezit was van een reisdocument, te weten een (Duits) paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat het betreffende paspoort ten name was gesteld van [valse naam 1], geboren op 18 oktober 1976 , welk(e) paspoort(en) was voorzien van een (goedgelijkende) foto van verdachte [verdachte] voornoemd
- 4A.
hij in of omstreeks de periode van van 1 januari 2002 tot en met april 2006 te Amsterdam en te Utrecht en te Den Haag en te Alkmaar en Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland,
tezamen en in vereniging met of anderen
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- —
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- —
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers)
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en
- —
afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
en
- 4B.
hij in of omstreeks de periode van april 2006 tot en met 7 februari 2007
te Amsterdam en te Utrecht en te Den Haag en te Alkmaar en Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen en (elders) in Nederland en Duitsland,
tezamen en in vereniging met anderen
heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- —
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- —
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers)
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) enafpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees);
terwijl hij, verdachte, aan deze organisatie (mede) leiding heeft gegeven;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In geval van cassatie zal dit arrest worden aangevuld met de bewijsmiddelen bedoeld in art. 359, derde lid Sv.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1A bewezenverklaarde:
Een ander door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld dwingen en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling,
en
Opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich door geweld of door bedreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen
en
Een ander door geweld of door bedreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen hem uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde te bevoordelen
ten aanzien van het onder 1B bewezenverklaarde:
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van mishandeling.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
In het bezit zijn van een reisdocument, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is
ten aanzien van het onder 4A en 4B bewezenverklaarde:
de voortgezette handeling: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl verdachte aan deze organisatie mede leiding heeft gegeven.
Het beroep op art. 56 Sr
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de ten laste gelegde feiten aangaande de mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr, die voortvloeit uit eenzelfde ongeoorloofd wilsbesluit. Het delict mensenhandel en seksuele uitbuiting vormt een (in de bewoordingen van de verdediging) ‘stapeldelict’. Het bestaat uit verschillende gestapelde handelingen die allemaal hun oorsprong vinden in het ene grondbesluit, te weten vrouwen als bezit zien en ze daarom uitbuiten. De volgens het openbaar ministerie bestaande hiërarchie veronderstelt één ongeoorloofd wilsbesluit, dat vervolgens uitgebouwd wordt.
Het openbaar ministerie heeft betoogd dat er geen sprake is van voortgezette handelingen. Er is niet sprake van één wilsbesluit, terwijl bovendien sprake van in hun aard geheel verschillende misdrijven.
Het hof verwerpt het betoog van de verdediging. Het is van oordeel dat het beroep op het bepaalde in art. 56, eerste lid Sr niet opgaat. De bewezen verklaarde delicten met betrekking tot mensenhandel en het bewezen verklaarde deelnemen aan een criminele organisatie betreffen naar het oordeel van het hof niet gelijksoortige delicten. Daarbij overweegt het hof allereerst dat de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen en waaraan hij mede leiding heeft gegeven zich niet louter op de mensenhandel ten opzichte van de in de bewezenverklaring genoemde vrouwen heeft gericht, maar dat het oogmerk ook op andere misdrijven (onder meer het mishandelen, bedreigen en afpersen van andere —niet tot de groep [verdachte] behorende— prostituees en, klanten) was gericht, zoals blijkt uit de bewezenverklaring. De strafbepalingen van art. 273f Sr en die van art. 140 Sr hebben voorts een verschillende strekking. Bovendien staat naar het oordeel van het hof vast dat niet slechts sprake is geweest van één wilsbesluit, waarin alle ten laste gelegde feiten hun grondslag zouden vinden, maar van meerdere gedurende een reeks van jaren genomen afzonderlijke wilsbesluiten.
Het hof acht wel aannemelijk dat aan de feiten als ten laste gelegd onder 4A en 4B één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag heeft gelegen en beschouwt de feiten dan ook als voortgezette handeling van deelneming aan een criminele organisatie.
Het beroep op foutieve uitleg door de rechtbank van art. 57 Sr
De verdediging heeft betoogd dat de overweging van de rechtbank, voor zover inhoudend dat de vrijheidsstraf per slachtoffer op 8 tot 10 maanden dient te worden gesteld, blijk geeft van een onjuiste opvatting van de meerdaadse samenloop als bedoeld in art. 57 Sr.
Het openbaar ministerie heeft aangevoerd dat van een dergelijke onjuiste opvatting geen sprake is.
Het hof stelt voorop dat het vonnis van de rechtbank, zoals eerder vermeld, zal worden vernietigd. Het hof is overigens van oordeel dat het betoog van de verdediging berust op foutieve lezing/interpretatie van de overweging van de rechtbank en dat het daarom moet worden verworpen. De rechtbank heeft niet meer gedaan dan motiveren welke aanknopingspunten zij wenst te gebruiken bij het bepalen van de strafmaat en heeft daarbij aangegeven welke vrijheidsstraf zij in beginsel per bewezen verklaarde mensenhandelfeit gepast acht. Dat daarbij de reikwijdte van art. 57 Sr uit het oog zou zijn verloren of miskend blijkt uit niets.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gerequireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zowel verdachte als de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen van deze veroordeling. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek.
Het hof is van oordeel dat oplegging van de hierna te noemen straffen passend en geboden is in de onderhavige zaak, gelet op de ernst en het aantal van de bewezen verklaarde strafbare feiten, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals blijkend uit de stukken en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting en gelet op de specifieke, hierna nader te duiden strafmaatbeïnvloedende omstandigheden die een rol spelen in deze strafzaak.
Verdachte is veroordeeld wegens (medeplegen van) mensenhandel met betrekking tot zeven vrouwen, medeplegen van mishandeling van een vrouw, deelneming en leiding geven aan een criminele organisatie die in het bijzonder gericht was op de exploitatie van vrouwen in de vorm van mensenhandel en van afpersing alsmede een valsheidsdelict. Gedurende langere tijd heeft verdachte zowel telkens weer andere vrouwen systematisch en bedrijfsmatig in de prostitutie uitgebuit als met ‘zijn’ organisatie anderen uitgebuit, afgeperst en mishandeld. De mensenhandelfeiten waaraan verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt vonden plaats in verband van een criminele organisatie, die gedurende enige jaren op een aantal plaatsen in Nederland zeer actief is geweest. Bij al deze feiten heeft verdachte het gebruik van geweld niet geschuwd, zoals blijkt uit de bewezenverklaring, de motivering van de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de fysieke en psychische autonomie van de in de bewezenverklaring vermelde vrouwen en hun recht op eerbiediging van hun lichamelijke en psychische integriteit bij herhaling op uiterst grove wijze geschonden, ook al is er geen sprake van bewezenverklaring van gedwongen abortussen, borstvergrotingen en tatoeages. De vrouwen waren louter goed om voor ‘neukgeld’ voor verdachte te zorgen. Als zij daarin naar de zin van verdachte niet of niet goed genoeg slaagden, schroomde verdachte niet om soms grof geweld te gebruiken tegen de vrouwen en hen te bedreigen en angst aan te jagen. Aan die voortdurende dreiging, het geweld en de controle heeft een aantal vrouwen zich gedurende langere tijd niet kunnen onttrekken en hierbij heeft een aantal van haar ernstige psychische schade opgelopen. Daarbij komt dat zij, terwijl uit het dossier blijkt dat zij dikwijls zeer lange periodes vele uren per dag als prostituee voor verdachte hebben moeten werken en zo enorme geldbedragen voor verdachte en zijn mededaders hebben verdiend, in de meeste gevallen niets of nauwelijks iets aan hun werkzaamheden hebben overgehouden. Zij werden immers bewogen en/of gedwongen (nagenoeg) al hun verdiensten af te staan. Hieraan doet niet af dat sommige vrouwen op hem verliefd werden of een relatie met hem hebben gehad. Evenmin doet daaraan af dat een aantal vrouwen zich aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie had begeven of dat er sprake zou zijn van een vorm van risicoaanvaarding door prostituees, zoals de verdediging heeft betoogd. Waar het om gaat is dat deze vrouwen het op een bepaald moment niet meer vrij stond om uit de invloedssfeer van verdachte te stappen, om haar leven (al dan niet in de prostitutie) zelf vorm te geven en dat verdachte door de voortdurende controle, de dreiging en het geweld deze vrouwen heeft beperkt in hun zelfbeschikkingsrecht. Het gaat in deze zaak om vrouwen die onder meer met geweld en op allerlei andere manieren ertoe werden gedwongen en bewogen hun geld af te staan, waardoor zij feitelijk voor niets moesten werken/hebben gewerkt, en aldus zijn uitgebuit.
Uit het beeld van de criminele organisatie komen dezelfde kenmerken van verdachte en zijn gedrag naar voren. Verdachte werd gezien en gedroeg zich als de grote baas van de criminele organisatie. Wat hij wilde, gebeurde. Daar waren de deelnemers zich onder meer blijkens de inhoud van meerdere telefoongesprekken zeer van bewust. Verdachte heeft op niets en niemand ontziende wijze jarenlang zijn stempel gedrukt op het leven van mensen die zich in het werkgebied van de criminele organisatie bevonden/begaven en daarmee op illegale wijze en over de rug van anderen grote bedragen aan geld gegenereerd.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat straffen in andere zaken voor mensenhandel, deelneming aan een criminele organisatie, mishandeling en het gebruik van valse reispapieren in aanmerking genomen.
De feiten zijn elk afzonderlijk en alle feiten in totaal zeer ernstig. Verdachte heeft de vrouwen in de prostitutie als handelswaar behandeld. Door mensenhandel wordt een flagrante inbreuk gemaakt op de menselijke waardigheid. Het hof neemt ten nadele van verdachte in aanmerking zijn bedrijfsmatige en ‘professionele’ aanpak. Er zijn geen de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden aangevoerd of gebleken welke zouden moeten leiden tot een verlaging van de straf.
Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte ten koste van de belangen, de fysieke integriteit van anderen (nagenoeg) nietsontziend zijn persoonlijk financieel gewin heeft nagestreefd. Het hof acht uit een oogpunt van vergelding en preventie in verband met de feiten onder 1A en 1B en 4A en 4B daarom — en dus ongeacht een mogelijke veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag dat strekt tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel — met toepassing van art. 9, derde lid, Sr naast oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegging van een aanzienlijke geldboete geboden. Bij de bepaling van de hoogte heeft het hof rekening gehouden met onder meer het aantal vrouwen dat slachtoffer is geworden van mensenhandel, de mate van uitbuiting, de duur van de uitbuiting en het aandeel van verdachte in de criminele organisatie. Het heeft voorts op de voet van art. 24 Sr rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte niet in staat is de boete te betalen.
Anders dan door de verdediging bepleit ziet het hof in de media-aandacht rond deze zaak geen grond om tot vermindering van de straf te besluiten. Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte, die voor een deel zelf die aandacht door zijn handelen heeft gegenereerd, door die aandacht schade heeft ondervonden of benadeeld is.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat op de voet van art. 63 Sr rekening houden met de veroordeling van verdachte in de zaak met parketnummer 08/963004-08 op 28 oktober 2009 door — volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie — de rechtbank Almelo, waarbij verdachte is veroordeeld ter zake van — kort gezegd — medeplegen van poging tot moord, medeplegen van poging tot mensenhandel en van mensenhandel tot een gevangenisstraf van acht jaren.
Anders dan de rechtbank en het openbaar ministerie acht het hof op grond van het bovenstaande als uitgangspunt passend en geboden een gevangenisstraf van acht jaar en — mede onder verwijzing naar art. 57 Sr — een geldboete van 150.000 euro (1 jaar vervangende hechtenis). Het komt derhalve tot een zwaardere straf. Het hof heeft in aanmerking genomen dat het minder feiten bewezen heeft verklaard dan de rechtbank.
Zoals eerder overwogen, zal het hof de verzuimen die de geheimhoudersgesprekken betreffen verdisconteren in de strafmaat. Het hof is het niet eens met het standpunt van het openbaar ministerie dat volstaan zou moeten worden met de enkele constatering dat de vormverzuimen hebben plaatsgevonden. Het hof begrijpt het betoog van het openbaar ministerie aldus dat dit standpunt is ingegeven door de omstandigheid dat in feite geen processueel nadeel voor verdachte uit de — ook door het openbaar ministerie overigens ‘ernstig’ genoemde — vormverzuimen is voortgevloeid.
Het hof heeft weliswaar eerder overwogen dat het niet aannemelijk acht dat de gesprekken gebruikt zijn tot sturing van het onderzoek. Maar er is wel sprake van méér dan incidentele verzuimen. Bovendien acht het hof het belang dat de overtreden voorschriften dienen groot. Uit de verklaring van de als getuigen gehoorde teamleiders leidt het hof af dat men binnen de politieteams hiervan onvoldoende doordrongen was. Het hof is al met al van oordeel dat de verzuimen daarom van zodanig gewicht zijn dat de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van de verzuimen met drie maanden zal worden verlaagd.
Per saldo wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 7 jaar en 9 maanden alsmede een geldboete van 150.000 euro.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 55.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 25.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 20.000,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het openbaar ministerie heeft gerequireerd tot toewijzing van de vordering (met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vervangende hechtenis), terwijl de verdediging primair heeft bepleit dat [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering en subsidiair aangevoerd dat de materiële schade slechts € 4.000,-- kan bedragen.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken genoegzaam is gebleken dat [slachtoffer 9] in elk geval materiële schade (aan verdachte afgedragen inkomsten) ten bedrage van € 4.000,-- heeft geleden als gevolg van verdachtes handelen en haar vordering op dit punt tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht het hof de vordering ter zake van materiële schade niet eenvoudig vast te stellen en zal het hof voor dat overige deel [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de vordering ter zake van immateriële schade wel toewijsbaar is. [slachtoffer 9] is als een gebruiksvoorwerp door verdachte ‘afgepakt’ van de ene pooier en, zonder dat zij daarop maar enige invloed kon uitoefenen en na mishandeld te zijn door verdachte en enige medeverdachten, aan een andere pooier ‘geschonken’. Het hof acht aannemelijk dat [slachtoffer 9] door dit onrechtmatige handelen van verdachte leed heeft ondervonden en in elk geval tot het gevorderde bedrag aanspraak kan maken op vergoeding van die immateriële schade.
In totaal wordt de vordering van [slachtoffer 9] daarom toegewezen tot een bedrag van € 9.000,--.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat gericht is tegen de vrijspraak van feit 5.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1A, 1B, 2, 3, 4A en 4B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren en 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 150.000,-- (éénhonderdvijftigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) jaar hechtenis.
De in beslag genomen voorwerpen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een mes, patronen, een honkbal, een handboei, een ploertendoder, drie busjes pepperspray, een boxbeugel, kogel/steekwerende vesten, Durabolin, een Turks document, een ID-kaart, een lidmaatschapskaart Holland Casino, een USB-stick, een bus poeder en twee loonstroken.
.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een brief, een kasboeken en stukken met betrekking tot de overname van [onderneming].
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]:
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 5], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [slachtoffer 9], te betalen een bedrag van € 9.000,-- (negenduizend euro).
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 9], in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [slachtoffer 9], een bedrag te betalen van € 9.000,-- (negenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]:
Verklaart de benadeelde partij, B.S. Leijser, in haar vordering niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr J.I.M.W. Bartelds en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 20 december 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.